geschreven door :   categorieën :   jeugd vrouw man
WFTW Body: 

Hannah had vele jaren tot de HEERE gebeden voor een kind. Uiteindelijk deed zij de volgende belofte, “HEERE van de legermachten, wanneer U werkelijk de ellende van Uw dienares aanziet, aan mij denkt en Uw dienares niet vergeet, maar aan Uw dienares een mannelijke nakomeling geeft, dan zal ik die voor al de dagen van zijn leven aan de HEERE geven,” (1 Samuël 1:11) Er was een verandering gekomen in haar instelling. Eerst dacht zij alleen aan haar eigen behoefte: “Ik verlang naar een zoon”. Daarna veranderde haar beeld en begon zij te zeggen: “Wanneer ik een zoon heb, dan geef ik hem aan de HEERE, omdat voor de HEERE hierin in een behoefte wordt voorzien.” Wanneer het doel van ons gebed verschuift van onze behoefte naar de behoefte voor God, dan is dat het moment waarop onze gebeden gehoor beginnen te krijgen. De Heere leerde ons om als eerste te bidden: “Uw Naam worde geheiligd”. Nadat Samuël geboren was, vergat Hannah de belofte niet die zij gedaan had. Zij bracht haar zoon naar de tempel en zei: “Ik bad om deze jongen, en de HEERE heeft mij gegeven wat ik van Hem gebeden heb. Daarom heb ik hem ook voor al de dagen dat hij op aarde is, aan de HEERE overgegeven;” (1 Samuël 1:27-28). Zij heeft hem nooit meer teruggenomen. Zij leerde de kleine jongen om te knielen en de HEERE te aanbidden. Het is prachtig om een zo godvruchtige moeder te hebben. Daarna zong zij een loflied van dankzegging aan de HEERE! (1 Samuël 2:1-10) Het is heel goed mogelijk dat het loflied van Maria, in Lukas 1:46-55, geïnspireerd is geweest door het loflied van Hannah, want de woorden laten veel overeenkomsten zien.

Samuël groeide op als een jonge man die, door zijn profetische bediening, het gezicht van Israel een ander aanzien gaf – van de chaotische staat waarin het verkeerde ten tijde van de Richteren, tot de glorieuze status onder de leiding van David. In Samuël 2:11 kunnen wij lezen dat Samuël diende onder het toezicht van Eli. De zonen van de hogepriester Eli, waren echter verachtelijke en goddeloze mannen, die geen ontzag hadden voor God (Samuël 2:12). Het is erg triest wanneer de kinderen van een leider immoreel en goddeloos zijn. Het ergste was dat Eli hen toestond om deel te nemen aan de diensten in de tabernakel. Zij stalen van de offers en hadden gemeenschap met de vrouwen in de tempel. En wat was Eli’s reactie hierop? Hij had hen bij zich moeten roepen en vertellen om onmiddellijk te stoppen met het werk voor de HEERE. In plaats daarvan zei hij, “mijn zonen, dit is geen goed bericht dat ik hoor;”(vers 24) Hij was een nutteloze leider, zonder ruggengraat. In tegenstelling tot deze goddeloze mannen, groeide Samuël op in “aanzien en gunst, zowel bij de HEERE als ook bij de mensen” (1 Samuël 2:26).

God zond een boodschapper naar Eli en vertelde hem dat zijn bediening werd beëindigd omdat hij meer waarde hechte aan zijn zonen, dan aan het eren van God (1 Samuël 2:27-29). Daarna kunnen wij de prachtige woorden lezen die God sprak – woorden die wij ons leven lang moeten onthouden: “wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij verachten, zullen zelf veracht worden” (1 Samuël 2:30). Wanneer u God eert, dan kunt u er zeker van zijn dat Hij u zal eren.

Temidden van een goddeloze omgeving groeide Samuël op in zuiverheid. Dit is een voorbeeld voor jongeren die opgroeien in een goddeloos gezin en/of temidden van een goddeloze omgeving. Al zit u in een kerk zitten die vol zit met mensen die compromissen sluiten, zorg er voor dat u hier niet door beïnvloed wordt. Wanneer u, net als Samuël, standvastig in uw toewijding aan God bent, zonder besmet te zijn, dan kan God u gebruiken om Zijn stem te zijn in die omstandigheid, net zoals Samuël.

Op een nacht, toen Samuël sliep, hoorde hij een stem die hem riep: “Samuël, Samuël.” Hij dacht dat het Eli was, die hem riep en ging navraag doen. Maar het was Eli niet. De stem bleef Samuël roepen, totdat Eli tegen Samuël zei dat hij de HEERE moest vragen om tot hem te spreken. “Toen kwam de HEERE en bleef daar staan; en Hij riep zoals de andere keren: Samuël, Samuël! En Samuël zei: Spreek, want Uw dienaar luistert”(1 Samuël 3:10). Hier zien wij een houding die wij ons allemaal eigen moeten maken, elke dag opnieuw, de houding om te luisteren naar Gods stem met de woorden: “Spreek Heere, want Uw dienaar luistert.”

God gaf Samuël geen waarschuwing door te zeggen: “Vannacht, rond middernacht, zal ik bij jouw komen om tegen jouw te spreken” Nee, Samuël moest altijd waakzaam zijn. In de Bijbel zien wij elke keer weer dat God Zijn profeten opeens roept en tot hen spreekt. Daarna hoorden zij twee of drie maanden helemaal niets. Daarna sprak God opnieuw tot hen. Dus moesten zijn altijd in hoogste staat van paraatheid zijn. God spreekt echter alleen tot hen die gretig zijn om Zijn stem te willen horen. Uw leven en uw bediening kan totaal veranderen wanneer u er de gewoonte van maakt om, in ieder geval van nu af aan, naar God te luisteren.

God kan midden in de nacht tot u spreken, of wanneer u Zijn Woord leest of wanneer u in de bus of trein op reis bent. Hij kan tot u spreken door een broeder of zuster. Hij kan tot u spreken wanneer u in een gezelschap bent, of helemaal alleen. Er zijn veel manieren waarop God spreekt, maar wij moeten altijd de luisterende houding aannemen met: “Spreek Heere, uw dienaar luistert”. Dat is wat Samuël in staat stelde om een profeet voor God te kunnen zijn. Nadat hij geluisterd had, kon hij aan anderen doorgeven wat God tot hem gesproken had.

God sprak op een dag tot Samuël met de woorden: “Ik ga iets doen in Israël waarvan bij ieder die het hoort, de beide oren zullen tuiten”. Toen Eli op een morgen Samuël bij zich riep vroeg hij: “Wat is het woord dat Hij tot je gesproken heeft?” (1 Samuël 3:17”) Samuël vertelde hem alles wat de HEERE gesproken had, ondanks het slechte nieuws (1 Samuël 3:18). Zo hoort een dienaar van God te zijn. Ondanks dat Eli erg goed voor Samuël geweest was, aarzelde Samuël geen moment om tegen Eli te zeggen: “God heeft gezegd dat Hij over u Zijn oordeel zal uitspreken en dat uw zonen een vloek over zichzelf hebben afgeroepen, omdat u ze niet hebt terechtgewezen en bestraft”.