Redding, of verlossing, zoals omschreven in het Nieuwe Testament, heeft drie tijdsvormen namelijk: verleden, heden en toekomst. Wanneer wij wedergeboren zijn dan zijn wij bevrijdt van de STRAF op de zonde. Nu moeten wij gered worden van de MACHT van de zonde. En op een dag, wanneer onze Heer terugkomt in glorie, zullen wij gered zijn van de AANWEZIGHEID van zonde. Ieder aspect van deze onderdelen van verlossing is het werk van God. Gods Woord zegt ons heel duidelijk: “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.” (Efeziërs 2:8-9)
Jona werd uiteindelijk uit de buik van de vis gered toen hij zich over gaf met de woorden, “de redding is des HEREN” (Jona 2:9 NBG). Het volgende vers zegt: “En de HERE sprak tot de vis en deze spuwde Jona uit op het droge.” God wachtte totdat Jona toegaf dat hij zichzelf niet kon redden. En Hij wacht vanuit de hoge totdat wij erkennen dat wij ons zelf niet kunnen verlossen van welke zonde, of moeilijke situatie dan ook. Pas dan geeft Hij opdracht tot verlossing, zoals Hij deed bij Jona. Wanneer wij ons in een benauwende situatie bevinden zoals Jona en in plaats van te klagen en te morren, God leren te danken en toegeven dat onze redding alleen van de Heere komt, zullen wij merken dat verlossing veel sneller tot ons komt.
Redding is geen zelfverbeteringsprogramma. Dat kan ons alleen aan de buitenkant veranderen. Gods werk verandert ons van binnen.
God werkt op een dusdanige wijze dat de mens zich nooit op zichzelf kan beroemen. Wanneer wij ware verlossing van zonde willen ervaren, dan moeten wij gered worden van het pochen over onszelf bij alles wat God voor ons gedaan heeft, inclusief de overwinning over de zonde die Hij ons gegeven heeft. Hoe geringer wij zijn (in onze eigen ogen), hoe gemakkelijker het wordt om “de toegang (te) worden verleend tot het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.” ( door het oog van een naald) (2 Petrus 1:11). Een bewijs dat wij echt gering zijn in onze eigen ogen is dat wij nooit een ander mens verachten, wat zijn religie, kerkelijk genootschap of zijn gebrek aan “licht” (m.b.t. de waarheden die wij wel begrijpen) ook is. Zelfs wanneer wij naar de slechtste mens kijken, zullen wij tegen onszelf moeten zeggen: “daar ga ik, maar door de genade van God ben ik wat ik ben,”. (1 Cor. 15:10)
Jezus sprak over Zichzelf altijd als “de Zoon des mensen”. Met ander woorden; “een doodgewoon Mens”. Dit is hoe ook wij, te allen tijde, onszelf moeten zien. Wanneer wij gered zijn van de straf op de zonde, dan is het alleen Gods genade dat ons die redding schenkt. Wanneer wij ook nog bevrijd zijn van de macht van de zonde, dan is dat ook het gevolg van Gods barmhartigheid en genade wat ons vrij geschonken wordt. Waarin kunnen wij dus onszelf op de borst slaan? In niets. Een voorbeeld: Wanneer anderen u bewonderen vanwege een schilderij dat u geschilderd hebt, bestaat de mogelijkheid dat u verleidt wordt om trots te zijn op dat wat u bereikt hebt. Maar wanneer zij iets bewonderen wat iemand anders geschilderd heeft, hoe kunt u er dan toe verleidt worden om trots hierop te zijn? Wij kunnen dit voorbeeld toepassen op het verlossingswerk dat God volbrengt in ons leven. Wanneer wij het zijn die onszelf moeten verbeteren of heiligen, dan kunnen wij daar trots op zijn. Maar wanneer God het is Die dit werk in ons gedaan heeft, hoe kunnen wij dan ooit trots zijn op onszelf?
Wat is de kwaliteit van onze “heiliging”? Is het slechts een morele verbetering? Zo ja, dan hebben wij niets Goddelijks of bovennatuurlijks in ons leven ervaren, maar alleen gedaan wat ieder mens met een beetje doorzettingsvermogen kan bereiken. Maar wanneer het echt werk van God is, dat in ons leven heeft plaatsgevonden, dan hebben wij eeuwig leven (Gods karakter) en dat is een vrije gave van God (Rom.6:23) (Gods karakter kan op geen enkele wijze door onszelf bewerkt worden). Wanneer dus diegene die wij geworden zijn het gevolg is van Gods vrij gave, dan is elke vorm van pocherij uitgesloten. Dus wanneer u trots bent op uw overwinning over zonde, dan moet u dat zelf bewerkt hebben! In dat geval is uw overwinning waardeloos en onecht. Hoe sneller u dit verwerpt hoe beter het is. Zoek in plaats daarvan naar het Goddelijke karakter. Paulus zei dat hij niet gevonden wilde worden met rechtvaardigheid uit eigen werken, maar dat hij alleen de rechtvaardigheid wilde die van God kwam (geproduceerd door God), door geloof in Christus (Filippenzen 3:9).
In de brieven aan de Romeinen zien wij hoofdstuk na hoofdstuk een opbouw van het evangelie. Hierna volgt een omschrijving van de eerste hoofdstukken:
Het gevolg van zo een verlossing is dat wij “in Christus meer dan overwinnaars zijn” ( Romeinen 8:37). Uiteindelijk is het gevaar echter dat dit werk van redding en verlossing DOOR ONSZELF bereikt is. Daarom zien wij dat er drie prachtige hoofdstukken op Romeinen 8 volgen, die uitleggen dat redding het werk van God is, van begin tot het eind. Hoewel deze hoofdstukken (Romeinen 9 tot 11) verwijzen naar Gods handelen met Israël, hoofdzakelijk onder het oude verbond, wijst de Heilige Geest ons de weg in deze toepassingen op ons leven van vandaag.