"Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden. God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen." (1 Korintiers12:27-28).
Iedere persoon die genoemd wordt in de verzen hierboven is voorzien van een boven natuurlijke gave die door God aan hem of haar gegeven is om mee te helpen om de gemeente op te bouwen. Sommigen van de gaven, zoals apostelen en profeten, of de gave van wonderen en genezing zijn vanzelfsprekend bovennatuurlijke gaven en het is God die hen deze gaven gegeven heeft.
Het is dus ook vanzelfsprekend dat de andere gaven die in deze opsomming genoemd worden zoals leraren, de gave van hulpverlening en de bestuurlijke gaven ook mensen moeten zijn die door God voorzien zijn van bovennatuurlijke gaven om hun aandeel te leveren binnen het Lichaam van Christus en niet mensen met een natuurlijke aanleg op deze terreinen. Kijk bijvoorbeeld eens naar hen die “hulpverleners of pastorale werkers” genoemd worden en die door God zijn aangesteld in de gemeente.
Hier gaat het niet om hen die als vrijwilliger de vloer dweilen, stofzuigen en de toiletten schoon maken, enz. Wij hebben vrijwilligers die dit soort werk, dat vaak minder in aanzien staat, in de gemeente willen doen, zeker nodig. Een taak als deze kan door iedereen gedaan worden, waarbij geen bovennatuurlijke gaven noodzakelijk zijn. De hulpverleners echter die in de bijbelverzen genoemd worden zijn mensen die van God een bovennatuurlijke gave hiervoor ontvangen hebben om anderen te kunnen helpen. Dit soort mensen zijn heel erg nodig in elke gemeente en wij moeten allemaal ernaar verlangen om van God een dergelijke bediening te ontvangen.
Zulke hulpverleners zijn “zij die geestelijk ondersteunen en hulp geven aan hen die in de gemeente zwak en hulpbehoevend zijn". De Heilige Geest wordt de Helper genoemd (Johannes 14:16), en Hij doet Zijn werk door ons onzichtbaar te helpen. Deze “hulpverleners” werken in het Lichaam van Christus ook zoals de Grote Helper, de Heilige Geest doet – stil en op de achtergrond, zonder pracht en praal en zonder zich ten toon te stellen of erkenning te willen krijgen. Het kunnen gewoon medebroeders en zusters zijn.
Zulke gelovigen hebben een uniek gave van (net zo uniek als de gave van de genezing van zieken) fijngevoeligheid van God ontvangen voor de onuitgesproken nood van afgematte mensen in de gemeente, die strijden tegen twijfel en angst. Zij wachten niet totdat zij uitgenodigd worden om te helpen, maar geleid door de Heilige Geest gaan zij in alle rust naast de strijdende mens staan om hen met woorden van geloof en bemoediging te helpen. Zij vertrouwen niet in henzelf of andere mensen, maar luisteren dagelijks naar God om “met de vermoeide een woord op de juiste tijd te [kunnen] spreken” (Jesaja 50:4).
Zulk begiftigde mensen zijn hard nodig in deze tijd, omdat er in elke gemeente velen ontmoedigd, neerslachtig, bezorgd en uitgeput zijn door een leven van strijd. Zij hebben behoefte aan iemand die naast hen komt staan, met hen oploopt en hen bemoedigd. Daarom moeten veel broeders en zusters bij de Heere zoeken naar deze gave zodat zij anderen tot zegen kunnen zijn in het Lichaam van Christus - rustig en stil. Zij moeten de gewoonte ontwikkelen van het dagelijks luisteren naar de stem van de Heere en zij moeten de Heere zoeken voor mildheid en de bovennatuurlijke uitrusting die voor het uitoefenen van deze belangrijke taak noodzakelijk is.
Het blijkt dat in de gemeente in Korinthe Stephanus en zijn gezin deze gave bezat. En zij “zetten zich volledig voor hun medegelovigen in” (1 Korintiërs 16:15 Het Boek).
Dit is een bediening waar iedereen naar op zoek kan gaan. Moge God jullie voorzien met deze gave om “hulpverlener” te zijn in uw gemeente.
"wij roepen u ertoe op broeders, de moedelozen te bemoedigen" (1 Thessalonicenzen 5:14).
"U moet het opnemen voor de zwakken en de woorden van de Heere Jezus in herinnering houden, namelijk dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. (Handelingen 20:35).