geschreven door :   categorieën :   worstelen man
WFTW Body: 

In Mattheüs 6:13 leert Jezus ons hoe wij moeten bidden…: "Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze." Oprechte heiliging wordt bewerkt door strijd. Het komt een zogenaamde “armleuning” christen, die in gemakzucht, rustig onderuitgezakt, op een bloemrijk stoelkussen, de horizon zit af te turen, niet zomaar aanwaaien. Alleen wanneer wij het gevecht aangaan tegen onze lusten, tegenover satan, dan kunnen wij heiliging bewerken. Wij kunnen ons natuurlijk afvragen, “Wanneer de duivel zo’n obstakel is in onze weg naar volmaaktheid, waarom vernietigt God hem dan niet?” Het antwoord hierop is dat de duivel, bij wijze van spreken, nodig is voor onze geestelijke groei, net zoals een oven nodig is om goud te zuiveren. Alleen wanneer onze spieren onderhevig zijn aan inspanning worden zij krachtig, anders zouden zij vet en slap blijven. In geestelijke zin is dit precies hetzelfde. Wij hebben weerstand nodig om geestelijk krachtig te kunnen worden. Dat is waarom God toestaat dat satan ons verleid.

Adam was onschuldig – maar onschuld is geen volmaaktheid. Adam zou zijn hele leven onschuldig gebleven zijn en nooit volmaakt wanneer hij niet op de proef zou zijn gesteld. Onschuld is een vorm van neutraliteit, en om van die status van neutraliteit, positief tot heiligheid gevormd te kunnen worden moest Adam een keuze maken. Hij had néé moeten zeggen tegen de verleiding en já tegen God. Alleen op die wijze kon hij heilig worden. Dus moest hij in verleiding gebracht worden. Jammer genoeg zei hij néé tegen God en werd daardoor een zondaar.

Jezus is in alles, net als wij, ook op de proef gesteld en verleid om te zondigen (Hebreeën 4:15). Maar het verschil tussen Hem en Adam is dat Hij altijd já tegen God de Vader gezegd heeft. Om een volmaakt Iemand te kunnen zijn - het type persoon dat God wil dat ieder mens is - moest Jezus gehoorzaam zijn in alle dingen die Hij in Zijn leven hier op aarde tegenkwam. Hij kwam verleidingen tegen, weerstond en overwon deze verleidingen, en is daardoor “volmaakt” geworden (Hebreeën 5:8-9). Om die reden bad Jezus voor Zijn discipelen: “Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze” (Johannes 17:15). Jezus wist dat Zijn discipelen nooit volmaakt konden worden wanneer zij gevrijwaard zouden zijn van de druk, de beproevingen en de verleidingen die zij in de wereld tegen zouden komen. Wij moeten een onderscheid maken tussen verleiding en zonde. Wanneer wij plotseling verleid worden door iets wat wij per ongeluk zien, dan is dat geen zonde. Maar wanneer wij blijven kijken naar datgene wat ons tot verleiding brengt, of er dieper over nadenken, dan is dat zonde. Wij kunnen niet voorkomen wat wij in verleiding gebracht worden, maar wij kunnen er zeker voor kiezen om onze ogen en onze gedachten af te keren van datgene wat ons in verleiding brengt. Het is de wijze waarop wij onze wil oefenen waardoor wij of naar volmaaktheid streven (wat wij pas bereiken wanneer Jezus terugkomt) of zondig zijn.

God verklaard ons niet schuldig door verzocht, of anders gezegd, in verleiding gebracht te worden. Maar Hij verwacht zeer zeker van ons dat wij deze verzoekingen en verleidingen weerstaan. Zoals iemand ooit gezegd heeft: “Ik kan niet voorkomen dat vogels over mijn hoofd vliegen, maar wel dat zij een nest in mijn haar bouwen.” U kunt niet voorkomen dat verleidingen op u af komen, maar wel dat zij zich gaan nestelen in uw gedachten! Gods Woord leert ons niet dat wij zo veel mogelijk verleidingen op ons af moeten laten komen om te laten zien hoe sterk wij zijn. Nee. Wij moeten vluchten voor verleidingen. Paulus zegt tegen Timotheüs dat hij moet vluchten voor de dingen die hem in verleiding brengen (2 Timotheüs 2:22). Wij moeten vluchten voor de liefde voor geld, voor flirtende vrouwen en alles wat ons van God af houdt.

Onze houding ten opzichte van verleiding moet zijn: “Laat ik zorgen dat ik er zover mogelijk bij vandaan blijf”. Wij moeten niet als kleine kinderen zijn die proberen uit te vinden hoe dicht zij bij de rand van een afgrond durven te gaan staan zonder naar beneden te vallen, of hoe dicht zij aan de rand van een perron durven te gaan staan zonder dat een voorbij jagende trein hen omblaast. Dat is niet het advies dat een verstandige ouder hun kind zal geven. Wij vertellen onze kinderen om van dit soort gevaarlijke situaties weg te blijven. Dat is wat God ook tegen ons zegt.

De gebedsregel wil eigenlijk uitdrukken: “Vader sta niet toe dat ik in een verleiding kom die te sterk voor mij is.” Het is een schreeuw van iemand die weet dat zijn vlees zwak is en zich realiseert dat hij gemakkelijk kan vallen.

Het vervolg van het gebed, “Leid ons niet in verzoeking (die te sterk voor ons is)” is de uitroep, “Verlos ons van het kwaad”. Het woord verlossen kan, zoals dat uit de grondtekst omschreven kan worden, ook betekenen, “Trek ons naar U toe.” Dus is het gebed zo: “Trek ons van het kwaad naar U toe” God en het kwaad trekken in tegenovergestelde richting van elkaar. Wij zeggen hiermee dus “Vader, ik voel deze kracht van het kwaad in mijn vlees, maar laat mij niet die weg gaan, ik wil mij toewijden aan U, trek mij alstublieft naar U toe.” Dit verlangen en deze honger om naar God toegetrokken te worden is een noodzaak voor een leven van overwinning over de zonde.

Een van de oorzaken dat de belofte in Romeinen 6:14 – “de zonde zal over u niet heersen,” niet in vervulling gaat in het leven van veel christenen is omdat diep in hun hart er niet voldoende honger is om vrij te zijn van zonde. Zij roepen het niet uit, “ho God, bevrijd mij tegen elke prijs van de zonde.” Zij dorsten er niet naar. Zij zouden het uitroepen wanneer zij ernstig ziek waren, maar zij zien en voelen zonde niet zo erg als ziek zijn! Geen wonder dat zij elke keer verslagen worden. In Exodus2:23-25 staat, “De Israëlieten hadden het nog steeds zwaar te verduren onder het slavenjuk en hun geklaag steeg op naar God. God hoorde hen in de hemel … en wist dat het tijd was geworden om hen te redden.” (HB) Dat is het moment waarop God ook notie van ons neemt – wanneer wij in vertwijfeling uitroepen om bevrijd te worden. God zegt, “U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart.”(Jeremia 29:13).

Het is een principe in de Bijbel dat wij voor elke waardevolle gift van God, wij er eerste voor naar moeten “hongeren en dorsten.” Alleen op die wijze zullen wij er voldoende waarde aan hechten. Dus wacht God tot wij hongeren en dorsten; dan zal God ons geven waar wij oprecht naar verlangen.

Het christenleven is een strijd tegen satan. En in die strijd maakt satan, in ons, gebruik van een van zijn helpers namelijk ons vlees. Omdat ons vlees de vijand in ons is, zal het al het mogelijke doen om ons ervan af te houden satan te bestrijden. Vergeet dat nooit! Dat is de reden waarom wij ernaar moeten verlangen om totaal vrij te worden van onze vleselijke verlangens zodat wij satan kunnen weerstaan.

Er zijn veel gelovigen die bidden, “Ho God, bescherm mij van al het kwaad dat de duivel en andere mensen mij willen aandoen.” Maar in de tussentijd geven zij hun vlees (de knecht van de vijand) alles te eten wat het wil. Op die wijze kan God hen niet bevrijden van het kwaad. Laten wij eerst honger hebben om bevrijd te worden van onze vleselijke verlangens, dan zal het een stuk gemakkelijker zijn om satan te overwinnen. Dan zullen wij ervaren dat geen kwaad van mensen en demonen ons nog kan raken.