In Handelingen 10 lezen wij voor het eerst dat het evangelie aan niet-joden verkondigt wordt. De Heere had tegen zijn discipelen gezegd dat zij Zijn getuigen zouden zijn in Jeruzalem, Judea, Samaria en tot het einde der aarde. In Hoofdstuk 2 begonnen zij te getuigen tegenover de joden in Jeruzalem en Judea. In hoofdstuk 8 zien wij de verkondiging aan de Samaritanen, en verplaats zich hierdoor voor het eerst naar de niet-joden. Petrus was het voorrecht gegeven om de deuren te openen naar de joden en ook naar de niet-joden.
Cornelius was een man die niets van de Bijbel of over God wist, maar hij was een toegewijde man die constant tot God bad en ruimhartig voor de armen zorgde (Handelingen 10:2). Er verscheen een engel aan hem die hem vertelde dat zowel zijn gebeden als zijn gaven door God aangenomen waren (Handelingen 10:4). Hierdoor kunnen wij zien dat God ook gebeden verhoord van niet-christenen wanneer zij eerbied voor God hebben en oprecht zijn, waardoor Hij hen de weg wijst naar Christus, wat de enige weg is naar de Vader (Johannes 14:6). Veel christenen denken, net als Petrus, dat zij superieur zijn aan niet-christenen. Sommige niet-christenen hebben echter, net als Cornelius, meer eerbied, respect en vrees voor God dan vele christenen. Petrus had ook de indruk van zichzelf dat hij zuiverder was dan de niet-joden. God moest echter de mening die Petrus over zichzelf had veranderen en hem ruimhartig maken. Misschien moet God ook onze mening over niet-christenen veranderen. Petrus was zo eigenwijs in zijn mening, dat God hem een visioen moest geven om zijn wijze van denken te kunnen vernieuwen (Handelingen 10:11). In dit visioen zag Petrus een kleed met daarop allerlei reine en onreine dieren en hoorde hij een stem die zei dat hij de dieren moest slachten en eten. Petrus had nog nooit iets onreins gegeten en weigerde daarom dit te doen – omdat sommige dieren, volgens de wet van Mozes, onrein zijn werd het eten hiervan door de wet verboden (Leviticus 11). God sprak echter tot Petrus en zei dat niets onrein is wat door God rein verklaard is. Dit visioen werd tot driemaal toe herhaald. Petrus stond perplext over de bedoeling van de visioenen toen boodschappers van Cornelius bij hem aankwamen met de mededeling dat een engel tegen Cornelius gezegd had om naar Petrus te vragen.
Toen begreep Petrus dat God hem probeerde duidelijk te maken dat hij naar het huis van een niet-jood moest gaan, naar iemand die voor de joden als onrein werd beschouwd. De engel die bij Cornelius kwam kende zeer zeker de feiten van het evangelie – dat Christus voor de zonden van de wereld was gestorven en was opgestaan uit de dood. Waarom vertelde deze engel dan niet zelf het evangelie in plaats van tegen Cornelius te zeggen dat hij naar Petrus moest vragen om hem het evangelie uit te laten leggen? Wat was het dat Petrus wel had en de engel niet? Ik ben er van overtuigd dat de engel het evangelie tien keer beter uit had kunnen leggen dan Petrus. Petrus had namelijk de ervaring van het gered worden, iets wat de engel niet kende. Alleen een zondaar die gered is door genade kan een andere zondaar vertellen over Gods redding. Dat kunnen wij in het allereerste vers in Handelingen lezen namelijk, dat Jezus deed en onderwees! Wanneer u die ervaring niet heeft dan moet u hier niet over spreken. Zelfs een engel respecteerde dit goddelijke principe. Verkondig nooit wat u niet weet maar alleen datgene wat u zelf ervaren hebt of op zijn minst er naar op zoek bent om te kunnen ervaren.
Toen Petrus in het huis van Cornelius aankwam zei hij, “Ik zie nu in waarheid in dat God niet iemand om de persoon aanneemt; maar in ieder volk is degene die Hem vreest en gerechtigheid doet, Hem welgevallig” (Handelingen 10:34-35). (En niet alleen in ieder volk maar in iedere denominatie). God heet iedereen welkom die Hem, binnen elke religie, vreest (geen vrees in de vorm van angst, maar vrees als eerbied en ontzag) en hen naar Christus leidt om op die wijze gered te kunnen worden. Wat zou er gebeurd zijn wanneer Petrus geweigerd had om naar Cornelius te gaan? Zou Cornelius verloren gegaan zijn wanneer Petrus ongehoorzaam geweest zou zijn? Het zou erg onrechtvaardig van God geweest zijn wanneer Cornelius geleden zou hebben onder de ongehoorzaamheid van Petrus. Wanneer Petrus niet naar Cornelius gegaan was dan zeker iemand als Jakobus of Johannes of iemand anders. Wanneer Ananias niet naar Saul uit Tarsus gegaan zou zijn, dan zou God zeker iemand anders gestuurd hebben. Wanneer u niet daar naar toe gaat waar God u naar toe stuurt dan geeft God uw bediening aan iemand anders.
In Handelingen 10 vers 38 omschrijft Petrus de bediening van Jezus als volgt: “hoe God Jezus van Nazareth gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht en hoe Hij het land doorgegaan is, terwijl Hij goeddeed en allen die door de duivel overweldigd waren, genas, want God was met Hem”. Zelfs in het leven van Jezus was kracht het bewijs van zalving door de Heilige Geest. Door deze kracht deed Jezus goed aan allen en bevrijdde Hij mensen van de onderdrukking van satan. Wij worden omgeven door mensen die door satan onderdrukt worden – mensen die ontmoedigt zijn, ongelukkig in hun huwelijk, die onderdrukt worden door hun huwelijkspartner, verwaarloosd door hun ouders en sommigen die zelfs zelfmoord overwegen. God heeft ons midden tussen dit soort mensen geplaatst om hen te helpen om vrij te worden van de macht van de zonden en daardoor vrij van de macht van satan, en als gevolg daarvan gelukkig te zijn.
Wanneer Jezus het nodig had om gezalfd te zijn met de Heilige Geest om Zijn bediening te kunnen volbrengen, hoeveel te meer hebben wij dat dan nodig! Wij lezen dat toen Jezus gezalfd was met de heilige Geest, “God met hem was”. Wanneer wij gezalfd zijn met de Heilige Geest dan is God ook met ons. Wanneer wij Gods Woord verkondigen of demonen willen uit drijven, dan zal God met ons zijn om tot zegen voor anderen te zijn.