onze visie


In 1975 stichtte de Heere Christian Fellowship Church (CFC) in Bangalore (India). Destijds begonnen we met een kleine groep gelovigen. In het begin was het ons niet helemaal duidelijk, waarom de Heere ons samen gebracht had. God openbaarde gaandeweg Zijn plan aan ons. We hadden visie om de nieuwe wijn in nieuwe wijnzakken te doen (vgl. Mattheüs 9:17). De nieuwe wijn staat hierbij voor het leven van Jezus en Zijn Goddelijke natuur en de wijnzakken staan voor de lokale gemeenten als uiting van het Lichaam van Christus, op basis van het Nieuwe testament .

CFC Pulpit

Onze specifieke roeping

In het Oude Testament (OT) had elke profeet een duidelijke roeping van God ontvangen, over de boodschap die hij namens God aan Israël moest brengen. De profeten verkondigden alleen die boodschap. Ze noemden deze roeping 'de last van de Heere'. Ze kenden de opdracht die God hen had gegeven en waren volledig gericht op 'deze last', die God op hun harten had gelegd. Ze lieten zich door niets afleiden om deze 'last' te dragen.

Wij geloven dat God CFC een profetische roeping heeft gegeven. De afgelopen decennia hebben we ons ingespannen trouw te zijn aan deze roeping. De laatste twee eeuwen heeft de Heere veel zendelingen naar India gestuurd en vele evangelische bewegingen gesticht, met als doel om ongelovigen tot Christus te brengen en belangrijke Bijbelse waarheden te verkondigen. Wij van CF vonden dat er waarheden uit het Nieuwe Testament (NT) waren, die zij onvoldoende benadrukten. Deze onderbelichte waarheden hadden betrekking op het nieuwe verbond. We zullen er enkele noemen: de voorwaarden van discipelschap; de zekerheid van het geloof dat je krijgt als je God als Vader kent; hoe in de voetstappen van Jezus te wandelen; de overvloeiende kracht van de Heilige Geest die uit ons binnenste komt; deelnemen aan de natuur van God; de weg van het kruis; alle bewuste zonden de baas kunnen worden; vrij zijn van wereldgelijkvormigheid en de liefde voor geld; vrij zijn van ontmoediging, angst en bezorgdheid; totale gehoorzaamheid aan de Bergrede (Mattheüs 5, 6 en 7); er in geloven dat God alles voor ons doet wat Hij voor Zijn Zoon deed; de lokale gemeente stichten als het Lichaam van Christus; etc.

We ervoeren het als 'een last' om deze waarheden aan elke gemeente in India te verkondigen. God gaf ons de mogelijkheid om dit door publieke bijeenkomsten, conferenties, radioboodschappen en literatuur te kunnen doen. We distribueerden duizenden cassettebandjes, cd's en dvd's. De leiders van de meeste gemeenten in India hadden het niet op onze boodschap en sloten de deuren van hun gemeenten voor ons. Toen deed God een wonder: Hij opende het internet voor ons. Met een team van toegewijde broeders (die God bij CFC had gebracht) plaatsten we honderden van onze boodschappen op het internet. Hierdoor kwam er een vloed aan reacties van veel gelovigen. Niet alleen gelovigen uit India, maar gelovigen uit de hele wereld. De boodschappen die zij beluisterden veranderden hun levens, God herstelde huwelijken. Veel van deze gelovigen stichten nieuwe gemeenten en sommigen hadden het verlangen gelieerd te zijn aan CFC.

Dus de waarheid passeerde de gemeenteleiders die niet voor onze boodschap open stonden en hun deuren voor ons gesloten hielden en bereikte alsnog hun hongerige gemeenteleden. Vandaag de dag zijn er veel gelovigen, in gemeenten over de hele wereld, die gegrepen zijn door deze wonderbaarlijke waarheden. Ze verkondigen ze zelfs aan anderen. Wij zijn God dankbaar, want dit is precies waar we voor gebeden hadden en waar we naar verlangden. Zo zagen we de reden waarom God CFC heeft gesticht. Gods wegen zijn werkelijk verbazingwekkend. Wanneer we Zijn glorie zoeken, en niet onze eigen eer, doet Hij wonderen.

Paulus wilde 'ieder mens aan God voorstellen, volmaakt door wat Christus voor hem gedaan heeft ' (Kolossenzen 1:28, Het Boek), dit was zijn doel en Paulus werkte er hard aan. Dit is ook ons doel. We streven er in de eerste plaats naar om iedereen binnen CFC een ware discipel van Jezus te maken. Eén die Jezus meer liefheeft dan zijn familieleden, zichzelf en al zijn aardse bezit (Lukas 14:26, 27 en 33). We onderwijzen om aan alles wat Jezus gebood gehoorzaam te zijn (Mattheüs 28:20). We weten dat deze weg smal is en dat slechts weinigen hem zullen vinden. We weten dat er tussen de twaalf discipelen van Jezus één hypocriet zat. We geloven dat er binnen CFC ook hypocrieten zijn, tot de dag dat Jezus terugkomt. We zijn vastbesloten om het Woord zuiver te verkondigen, zodat het Woord het geweten van deze hypocrieten aanklaagt en zij zich niet gerust kunnen voelen in ons midden, met de hoop dat zij zich zullen bekeren.

Evangelisatie en het maken van discipels.

In CFC bemoedigen we gelovigen om het evangelie persoonlijk met anderen te delen. Daardoor zijn er de afgelopen jaren velen tot geloof in Christus gekomen en hebben zij zich aangesloten bij onze gemeente. Op deze manier heeft God ook nieuwe gemeenten gesticht in India en de rest van de wereld. Wij blijven bij onze roeping en doen niet aan andere bedieningen (denk bijvoorbeeld aan sociaal werk). Die extra taken gaan misschien ten koste van onze roeping, wij geloven dat CFC een specifieke roeping heeft ontvangen van de Heere. We willen niet dat er in de laatste dag van ons gezegd wordt dat ' we voor velden van anderen hebben gezorgd, maar niet voor het veld dat de Heere ons heeft gegeven ' (vgl. Hooglied 1:6). Dus laten we andere bedieningen over aan hen die zich daartoe geroepen weten. Zo erkennen we dat God verschillende roepingen heeft voor Zijn kinderen. Ons verlangen is niet om 'evenwichtig' over te komen in de ogen van andere gelovigen door verschillende bedieningen toe te laten in onze gemeente. Het enige dat voor ons telt is Gods opdracht en Zijn goedkeuring.

We zijn een groeiend gemeente. We hebben een grote verantwoordelijkheid voor onze kinderen die opgroeien naar volwassenheid en voor de nieuwe gelovigen die zich bij ons aansluiten. We willen hen allemaal discipelen. Opgroeiende kinderen en nieuwe bekeerlingen zijn beiden tekenen van een gezonde groeiende gemeente. Zij zijn ons werkveld.

God en geld

We hebben binnen CFC een radicale houding aangenomen in relatie tot geld. Jezus zei dat je niet en God en de mammon (geld) kunt dienen (Lukas 16:13). Wij zijn vastbesloten om alleen God te dienen. In relatie tot geld willen we onberispelijk zijn. We hebben daarom een aantal praktische besluiten genomen: we wilden geen betaalde voorgangers en we wilden geen inzameling tijdens onze samenkomsten, we zouden tegen de OT wet van tienden preken, we zouden leren dat God de vrijwillige blijmoedige gever liefheeft (vgl. 2 Korinthe 9:7), we zouden op niemand druk uitoefenen om geld te geven, we zouden de financiële nood van onze gemeente voor onszelf houden, we zouden stelling nemen tegen het geven en ontvangen van bruidschatten (een gebruik in India) en we zouden iedereen aanmoedigen om schuldvrij te leven (Romeinen 13:8). We hebben deze normen uit het nieuwe verbond door Gods genade kunnen houden. Vanwege onze sterke houding in onze relatie tot geld, hebben we felle oppositie gekend van andere christelijke groeperingen en gemeenten. Maar we geloven in ons standpunt en blijven er voor staan totdat de Heere terugkomt.

Al onze ouderen onderhouden zichzelf financieel, net zoals Paulus dat deed (vgl. Handelingen 18:3). Paulus ontving wel af en toe giften, maar hij was nooit afhankelijk van andermans giften. Paulus vertrouwde simpelweg op de Heere om in zijn behoeften te voorzien. Dit standpunt hebben wij ook aangenomen en het is een integraal onderdeel van onze visie. Voor hen die in de bediening staan is het toegestaan dat anderen hen onderhouden, want Jezus heeft zelf ingesteld dat diegenen die het evangelie verkondigen daarmee in hun onderhoud mogen voorzien (1 Korinthe 9:14).

Paulus onderhield zichzelf, juist omdat hij zag hoe sommige predikers om hem heen, hun gaven gebruikten om rijkdom voor zichzelf te verzamelen. Door dat gedrag brachten ze schande aan de naam van Jezus. Paulus wilde voor zichzelf een zuivere getuige voor Jezus zijn te midden van zulke corruptie. In India zagen we een vergelijkbare situatie. Dus, net als Paulus wilden we zuiver met geldzaken omgaan, in tegenstelling tot de corrupte predikers. Hiermee wilden we een goed getuigenis van Jezus geven in ons land. Door dit standpunt in te nemen zijn we bewaard gebleven voor veel Bileams (Numeri 22), Gehazis (2 Koningen 5:20) en Demassen (2 Timotheüs 4:10), die zich anders bij ons hadden aangesloten en zo ons getuigenis bevlekt zouden hebben.

Wij zeggen bij CFC de gelovigen nooit hoe ze met hun geld moeten omgaan. Iedereen is vrij om dit naar eigen inzicht te besteden, bijvoorbeeld aan de zending, weeshuizen, of bedelaars. De giften die we als CFC ontvangen gebruiken we alleen om discipelen te maken en arme gelovigen te helpen (Galaten 6:10).

Bedieningen, titels en gezag.

Bedieningen : Efeze 4:11 stelt dat Jezus begaafde mannen heeft gegeven aan Zijn gemeente: apostelen, profeten, evangelisten, leraren en herders. In Zijn goedheid, heeft de Heere ons binnen CFC deze vijf bedieningen gegeven, maar we noemen geen enkele broeder bij zo'n titel en labelen hem er niet mee. De reden dat Paulus zichzelf een apostel noemde was alleen omdat hij wilde dat de mensen zouden accepteren dat wat hij schreef van God kwam. Voor ons geldt dit dus niet. Het Woord van God is af. We geloven wel in de uitoefening van deze vijf bedieningen. We hebben in ons midden de indrukwekkende vruchten gezien, die door deze bedieningen mochten groeien. De vrucht is voor ons belangrijk, niet wie wat doet. We zijn één Lichaam en slechts elkaars dienaren.

Titels : de enige titels die Jezus ons heeft toegestaan zijn 'broeder' en 'dienaar' (Mattheüs 23: 8-11). We zijn allemaal broeders en dienaren. Jezus zei dat als we elk gebod dat Hij ons gegeven heeft gehoorzaamd hebben, we onszelf 'onwaardige dienaren' kunnen noemen, die ' alleen maar gedaan hebben wat de Heere ons opdroeg' (Lukas 17:10). Naar deze titel moeten we allemaal verlangen.

Onderwerping aan gezag : de Bijbel leert ons om ' onze leiders te gehoorzamen en ons aan hen te onderwerpen' (Hebreeën 13:17). Om die reden leren we aan iedereen die zich aansluit bij CFC, dit gebod te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan de lokale ouderen in gemeentezaken. We dwingen niemand om dit te doen, want zulke nederigheid heeft alleen waarde als het vrijwillig gebeurt.

In sommige gemeenten dwingt men de gelovigen zich te onderwerpen aan de autoriteit van een paus, priester of voorganger. In CFC leggen we gehoorzaamheid aan niemand op. Bij ons hebben de gelovigen vrijheid om te kiezen aan wie zij zich willen onderwerpen. Als een gelovige vertrouwen heeft in een oudste, kan hij er vrijwillig voor kiezen zich aan hem te onderwerpen. Deze nederige houding zal hem bescherming en wijsheid kunnen geven door het gezag van de oudste. Vertrouwen in een oudste ontwikkel je als je de leefwijze van de oudste observeert: hoe voedt hij zijn kinderen op? Hoe getuigd God van zijn bediening? (vgl. Mattheüs 7: 17-18).

We lezen in het boek Handelingen dat God elke dag nieuwe gelovigen aan de gemeente toevoegde. De apostelen stelden dan oudsten (meervoud) aan over iedere gemeente (Titus 1: 5). Elke gemeente had tenminste twee oudsten, dit geeft evenwicht in de bediening. De oudsten ontvingen op hun beurt weer leiding van de apostelen, of bij afwezigheid van een apostel van een meer volwassen oudste. Deze oudsten moesten geestelijke vaders zijn, die de gelovigen tot herder waren en zorg voor hen droegen door hen op te voeden naar geestelijke volwassenheid. Deze bediening uit het nieuwe verbond passen we toe bij CFC en de gemeenten die bij ons aansluiten.

Gemeentetucht : in elk gelovig gezin tuchtigen vaders hun kinderen als dat nodig is. Bij CFC geloven we in het tuchtigen van hen die in de zonde blijven (zoals geleerd in Mattheüs 18:15 -17). Tucht zorgt er voor dat 'een beetje zuurdesem het hele deeg niet zuur maakt' (1 Korinthe 5:6-7).

Als twee of drie gelovigen een beschuldiging inbrengen tegen een oudste in de gemeente, dan moeten de oudste oudsten (en zij met een apostolische verantwoordelijkheid voor die gemeente) de beschuldiging zorgvuldig onderzoeken. Blijkt de beschuldiging waar te zijn, dan moeten zij de instructies van 1 Timotheüs 5:19-21 volgen: ' Luister niet naar klachten over een voorganger, tenzij er twee of drie getuigen zijn, die hem beschuldigen. Als iemand kwaad heeft gedaan, moet hij voor het oog van de hele gemeente worden terechtgewezen, opdat niemand anders zijn slechte voorbeeld zal volgen. In tegenwoordigheid van God, de Here Jezus Christus en de heilige engelen draag ik je op dit bevel uit te voeren, zonder vooroordelen en zonder aanzien des persoons. ' Deze tucht is zonder partijdigheid. De tuchtiging van een oudste gebeurt op een manier die passend is voor de overtreding en de oudste oudsten brengen de hele gemeente op de hoogte (zoals we in de Bijbelverzen hierboven konden lezen). Als een passend voorbeeld hiervoor, lezen we dat Jezus de apostel Johannes verteld om alle gemeenten te informeren over zijn berisping van de vijf afvallige oudsten in de gemeenten van Openbaring 2 en 3. Als een broeder de autoriteit van God heeft gekregen om een oudste in de gemeente aan te stellen, heeft hij diezelfde autoriteit om die oudste uit zijn taak te ontheffen en te tuchtigen als dit nodig blijkt. In afwezigheid van zulke apostolische autoriteit, kunnen de overige oudsten van de gemeente deze tucht uitoefenen.

We moeten niet vergeten alle tucht in de geest van liefde uit te voeren (zoals een vader dit zou doen), met de hoop op herstel van de gelovige (of oudste) voor de Heere en voor de gemeente (2 Korinthe 2:6-11).

' Het doel van elke terechtwijzing is liefde, die uit een zuiver hart komt, een eerlijk geweten en een oprecht geloof. ' (1 Timotheüs 1:5)

Gemeenschap tussen de lokale gemeenten.

Wij vormen geen denominatie met CFC en de aan ons gelieerde gemeenten. We zijn een gemeenschap van gemeenten die samenwerken, omdat we dezelfde visie hebben. We hebben geen centraal hoofdkwartier. We hebben geen leiderschapsverkiezingen, geen directeur en geen president. We hebben geen centrale controle over gemeentebezit. Elke gemeente is onafhankelijk onder de Heere zelf. Dus dienovereenkomstig zijn alle oudsten in de eerste plaats aan de Heere Zelf verantwoording schuldig. Dit is een kenmerk van het nieuwe verbond, zoals we dat zien in Openbaring 1:20, waar ' elke ster in de Hand van de Heere is.'

We hebben geen bisdom of een groep van gemeenten die onder een bisschop vallen, dit in tegenstelling tot andere denominaties. Aan geen enkele oudste vragen wij zich te onderwerpen aan de oudsten van een andere gemeente. Paulus maakte geen denominatie van de gemeenten die hij stichtte. CFC en de aan ons gelieerde gemeenten zijn geen denominatie. Elke gemeente die de Heere heeft gesticht en aan CFC gelieerd is, is onafhankelijk. Lokale oudsten leiden deze gemeenten. Niemand buiten de eigen gemeente controleren die oudsten, of zeggen wat zij moeten doen. De Heere is hun Hoofd.

Oudsten kunnen als ze problemen in hun gemeente tegenkomen, waar ze advies bij nodig hebben, advies vragen aan meer volwassen oudsten in andere gemeenten, of van hen met een apostolische bediening. Zo contacteerden de gelovigen in Korinthe Paulus toe ze hulp nodig hadden bij de problemen in hun midden. Het advies van Paulus hielp hen op dat moment om de problemen op te lossen. We zijn continu op zoek mogelijkheden om gemeenschap uit te bouwen tussen CFC en aan de aan CFC gelieerde gemeenten, zodat onze eenheid groeit, als een familie in de Heere. Om deze reden organiseren we met enige regelmaat conferenties voor alle aan CFC gelieerde gemeenten.

Belang van het gezinsleven.

Godsvrucht in het gezinsleven is van fundamenteel belang bij CFC. Daarom bemoedigen we gezinnen goede man-vrouw relaties te hebben en hun kinderen op te voeden zoals God dat bedoeld heeft. God heeft de vrouw als helper van haar man bedoelt (Genesis 2:18). Binnen CFC waarderen wij de hulp van onze vrouwen enorm! Zij helpen hun echtgenoten in het gezinsleven, de opvoeding en bij de bediening die de man heeft. Binnen CFC leren we mannen goede herders van hun gezin te zijn, door hen in hun gedrag voor te gaan in alles.

Omdat de dochters van God kunnen profeteren, bemoedigen we alle zusters binnen CFC om vervuld te zijn met de Heilige Geest en de gave van profetie te zoeken (Handelingen 2:17; Efeze 5:18 en 1 Korinthe 14:3). Profeteren wil zeggen: bemoedigende, vertroostende en zegende woorden tot anderen te spreken (zoals we lezen in 1 Korinthe 14:3). Allereerst in hun eigen gezinnen aan hun mannen en kinderen en aan andere vrouwen.

CFC's toekomstige leiderschap.

Binnen CFC bemoedigen we al onze jongere broeders om toegewijd te zijn, zo kan God aan sommige van hen genade geven om in de toekomst leiding te gaan geven aan de gemeente.

Jaloezie is een groot probleem in ons menselijk bestaan. Kaïn was jaloers op zijn jongere broer Abel en Saul was jaloers op de jongere David. De christelijke geschiedenis is vol met voorbeelden van 'oudere broeders' die jaloers waren op begaafde, jongere broeders die uit hun midden naar voren kwamen. Ze hebben hen zelfs geprobeerd tegen te houden. Binnen CFC bemoedigen we alle oudsten om uit te zien naar godsvruchtige, jongere broeders met leiderschapspotentie en hen te bemoedigen en te trainen. Arbeiders voor God kennen geen pensioen, dus gaat een oudste binnen CFC nooit met pensioen. Net als vaders voeden ze 'hun zonen' op naar volwassenheid. Als 'hun zonen' die volwassenheid bereiken gaan de oudsten meer naar de achtergrond, zodat 'hun zonen' hun eigen leven mogen leiden. Oudere oudsten binnen CFC volgen dit voorbeeld. Zulke nederige, godsvruchtige en vaderlijke oudsten zullen blijvend respect en aanzien ontvangen. 'Hun geestelijke zonen' zullen hen tot het einde van hun leven blijven consulteren.

' Kijk eens hoe goed en waardevol het is als broeders in vrede met elkaar omgaan. Dat is de plaats waaraan de HERE Zijn zegen verbindt en het leven tot in eeuwigheid. ' (Psalm 133:1-3)

'Zorg dat u de taak die de HERE u heeft gegeven, goed uitvoert.' (Kolossenzen 4:17)