Dit boek bevat de inhoud van een serie toespraken die gehouden zijn in het Christelijk Medisch College in Vellore, in oktober 1968, georganiseerd door de Evangelical Union.
Ik ben veel verschuldigd aan Dr. Angus I. Kinnear uit Londen voor alle moeite die hij genomen heeft, door in zijn drukke leven zorgvuldig het manuscript te lezen en zeer waardevolle suggesties te geven. Hij heeft ook het typewerk van het manuscript geregeld en het zetwerk van het boek.
Ik ben tevens dank verschuldigd aan Dr. T. Norton Sterret van de Internationale Vereniging van Evangelische Studenten en aan John Kennedy, zendeling van de WEC, die het manuscript gelezen hebben en commentaar gegeven hebben dat een grote hulp was.
Dit boek wordt vergezeld van het gebed dat de Here het mag gebruiken om velen dichter tot Zich te trekken. Als het dat doel dient zal alle eer alleen voor Hem zijn.
Zac Poonen
De blinde man gooit een cheque van honderd euro weg en houdt vast aan een waardeloos stuk glimmend papier omdat dit veel gladder aanvoelt. Hij mist een juist besef van waarden omdat hij blind is. Zo ook een kind van een jaar of twee, dat liever een goedkoop stuk speelgoed heeft dan zo'n cheque. Ook hij is onwetend van de echte waarde, omdat hij nog klein is.
Maar menigten intelligente mannen en vrouwen over de hele wereld doen vandaag precies hetzelfde. En ze doen het zonder het zelf te beseffen! Heb jij een juist besef van waarden? Een verkeerde opvatting over echte waarden kan resulteren in een verknoeid leven, en de grootste tragedie in de wereld vandaag is verknoeide mensenlevens. Dat zien we niet alleen bij mensen van de wereld, maar ook bij godsdienstige mensen.
Een mens wordt geestelijk blind geboren. Hij is daarom niet in staat de relatieve waarden van de tijdelijke dingen te bepalen in vergelijking met de eeuwige dingen. Dat heeft tot gevolg dat hij zijn tijd en energie steekt in het zoeken van de rijkdommen, de eer en de plezierige dingen die deze wereld hem kan geven. Hij beseft niet in het minst dat "de zichtbare dingen tijdelijk zijn, maar de onzichtbare eeuwig" (2 Cor. 4:18). De Here Jezus zei over het onjuiste besef van waarden van de godsdienstige mensen van Zijn tijd: "Wat baat het een mens als hij de gehele wereld wint, maar schade lijdt aan zijn ziel?" Als een mens niet verzoend is met God door Jezus Christus, zal hij op de dag dat hij voor Zijn Schepper moet verschijnen, ontdekken dat alles wat hij op aarde heeft bereikt en tot stand gebracht, volslagen waardeloos is.
Er zijn ook talloze gelovigen, van wie de zonden allemaal vergeven zijn en die op weg zijn naar de hemel, maar bij wie de waarden evenzeer vermengd zijn. In de dag des oordeels zullen ze tot hun verbazing ontdekken dat hun ziel weliswaar gered is, maar hun leven verspild. Ze hebben als toeschouwers aan de kant gestaan, tevreden met hun behoudenis, met vreugde hun koortjes gezongen, toegekeken hoe anderen door God gebruikt werden, maar zich niet bewust dat Hij hen ook nodig
heeft. Misschien dat ze zich zo nu en dan afvragen waarom zij niet die kracht en vreugde en vruchtbaarheid kennen die andere christenen kenmerkt. Ze gaan misschien wel vaak naar christelijke bijeenkomsten om hun geestelijk leven te versterken, maar hun innerlijke mens blijft altijd zwak en ziekelijk. Een enkele keer hebben ze misschien een verlangen naar een christelijk leven op hoger niveau, maar al gauw vallen ze weer terug op het oude niveau en soms zelfs nog lager. Wat is de reden hiervan? Meestal is het heel eenvoudig: de volgorde van hun prioriteiten deugt niet. Net als de blinde man en het kind in de voorbeelden, hebben ze telkens weer in hun onwetendheid ware geestelijke rijkdommen weggegooid en zich vastgeklemd aan wat waardeloos is. Zo zijn ze geestelijk gesproken failliet gebleven, terwijl God bedoeld had hen rijk te maken.
Jezus probeerde voortdurend deze blindheid weg te nemen van de ogen van de mensen die tot Hem kwamen. Hij leerde hun wat de belangrijkste prioriteiten in het leven werkelijk zijn. Tegen Martha zei Hij: "Eén ding is nodig". Tegen de rijke jongeling zei Hij: "Eén ding ontbreekt u". Met deze woorden legde Hij de nadruk op datgene wat in ieder leven de eerste plaats zou moeten innemen. Of in het Oude Testament, waar alleen van David gezegd wordt dat hij een man naar Gods hart was, en hij had zeker zijn prioriteiten op orde! Hij zei: "Eén ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik". Ook Paulus, de grootste apostel van het christendom, slaagde er in om de juiste zaak op de eerste plaats te hebben. "Eén ding doe ik", riep hij uit; en met dit als zijn motto leefde hij het meest doeltreffende leven (vanuit de eeuwigheid bezien) dat deze wereld gezien heeft sinds Jezus van Nazareth ten hemel voer.
De atmosfeer van de wereld geeft ons vandaag de dag allemaal, zonder uitzondering, een verdraaid beeld van waarden. Onder invloed daarvan neigen wij ertoe om ook onze prioriteiten niet goed te hebben. Want die invloed is ongekend krachtig. Sneller dan ooit tevoren in de geschiedenis van de mensheid zinkt de wereld in de goot van zedelijk verval en bederf. De duisternis wordt intenser en de nacht om ons heen is zwart. In zulke omstandigheden wilde Jezus dat Zijn gemeente het zout der aarde en het licht der wereld zou zijn. Maar het zout heeft grotendeels zijn smaak verloren en het licht zijn helderheid. Verderf en duisternis hebben zelfs hun weg gevonden in het huisgezin van het geloof. En omdat het Farizese zuurdeeg van huichelarij zo diep is doorgedrongen in de gemeente, is die zich niet bewust van haar ware toestand, noch bereid die
onder ogen te zien. Alleen zij die levend gemaakte oren hebben, kunnen de Geest van God horen spreken die hen zelfs vandaag nog toeroept hun prioriteiten te herzien.
In deze grote duisternis is het enige licht dat ons geboden wordt, in de bijbel te vinden. Laten we daarheen gaan en proberen voor onszelf te ondekken wat eigenlijk de belangrijkste prioriteiten voor de christen zijn. Wat we daar lezen zou ons aanvankelijk wel eens kunnen kwetsen en aanstoot geven, want de bijbel dringt door onze vermommingen heen. Maar laten we moed vatten uit de wijze woorden van een twintigste eeuwse dienstknecht van God: "De woorden van Jezus kwetsen ons en geven ons aanstoot totdat er niets meer over is dat gekwetst kan worden of aanstoot kan nemen" (vgl. Mat. 11:6). Als we nooit gekwetst zijn door een uitspraak van Jezus, is het de vraag of we Hem wel ooit werkelijk hebben horen spreken. Jezus Christus heeft geen enkel medelijden met iets dat uiteindelijk iemand zal ruïneren voor de dienst van God. Als de Geest van God een woord van de Here in onze gedachten brengt dat ons pijnlijk treft, kunnen we volkomen zeker zijn dat er iets is dat Hij wil treffen, zelfs ten dode toe" (Oswald Chambers in So Send I You).
"Omdat gij zegt: Ik … heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt … de blinde …, raad Ik u aan van Mij te kopen … ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt. Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt" (Op. 3:17,18,22).
"Open mijn ogen, toon mij Heer, Veel van Uw waarheid telkens weer; Dat Gij mij liefhebt, dat Gij mij leidt, In Christus onze Vader zijt.
Laat nu mijn ogen opengaan, Maak mij gereed Uw weg te gaan,
Wetend dat Gij mij bij zult staan, zo bid ik Heer."
"Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp. En een vrouw, Martha geheten, ontving Hem in haar huis. En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. Martha echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zeide: Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan, dat zij mij komt helpen. Maar de Here antwoordde en zeide tot haar: Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen" (Luc. 10:38-42).
Wat zijn dit treffende woorden van Jezus tegen Martha in vers 42: "Weinige zijn nodig, of slechts één"! Er zijn talloze goede dingen die je kunt doen, en vele daarvan kunnen terecht als wezenlijk worden beschouwd. Maar Jezus beklemtoonde dat één ding boven alles nodig was. Wat was dat ene?
Jezus en Zijn discipelen waren net aangekomen in Bethanië. Zodra Martha hen zag ontving ze hen met blijdschap in haar huis, bood hen een zitplaats aan en haastte zich meteen naar de keuken om wat eten klaar te maken. Intussen begon Jezus tegen de aanwezigen te prediken. Toen Martha ontdekte dat haar zuster Maria erbij was gaan zitten om naar de woorden van Jezus te luisteren in plaats van haar te helpen, kwam ze boos uit de keuken gerend en richtte zich tot Jezus in ongeveer de volgende bewoordingen: "Here, kijk mij eens ploeteren in de keuken om een maaltijd voor jullie allemaal klaar te maken, en mijn zus zit hier maar te niksen. Zeg haar dat ze opstaat en mij komt helpen." Tot haar verbazing echter ging de Here Jezus haar in plaats van Maria bestraffen. Hij zei tegen haar dat zij degene was die fout was.
Laten we duidelijk zijn. Het was niet om iets zondigs wat Martha gedaan had, dat Hij zo tot haar sprak. Zij had Jezus met blijdschap in haar huis ontvangen. Het werk dat ze in de keuken deed was niet voor haarzelf, maar voor Hem en Zijn discipelen. Zij is een beeld van een hedendaagse
gelovige die de Heer in zijn hart aangenomen heeft en die onbaatzuchtig probeert de Here en anderen te dienen. Toch werd ze ondanks haar ijver door de Here terechtgewezen. We kunnen ons afvragen wat er mis was. En het antwoord ligt zeer zeker in die enkele woorden van Jezus: "Eén ding is nodig". Martha werd niet terechtgewezen om haar dienen, maar om het feit dat ze haar prioriteiten niet goed had.
Maria had het goede deel gekozen, zei de Here. Wat was dat? Zij zat eenvoudig aan de voeten van Jezus en luisterde naar Zijn woord. Anders niets. Maar dat is het goede deel. Dat is het enige dat vóór alle dingen nodig is. Hoeveel plaats heeft luisteren in ons leven? Hoeveel tijd brengen wij elke dag door met het zitten aan Jezus' voeten, met het lezen van Zijn Woord, luisterend of we Hem daardoorheen ook tot ons horen spreken? Misschien wel niet zo veel. Andere dingen nemen ons in beslag, zodat wij ons vaak schuldig maken aan dezelfde fout die Martha maakte. Het hoeven niet alleen aardse zaken te zijn die ons in beslag nemen. Het kan ook ons christelijk werk zijn. We kunnen actief deelnemen aan bidstonden of aanbidding of getuigenis en toch tot de ontdekking komen dat de Here ons terechtwijst net als Martha.
"Maria heeft het goede deel uitgekozen". Zo noemt Jezus Zijn eigen woorden en dat geldt ook voor het Woord des levens dat tot ons komt. Ons eerste onderwerp is daarom "dat goede deel" - het Woord van God zoals dat ons in de bijbel gegeven is. We willen het van drie standpunten uit belichten. We zullen eerst het gezag van de bijbel bespreken, dan het belang van het luisteren naar Gods Woord en tenslotte de uitwerking van dat Woord van God op ons leven.
We willen eerst stilstaan bij het Goddelijk gezag van de bijbel, want dat is het fundament van al het andere. Verdergaan zonder op dit punt duidelijkheid te hebben, zou even rampzalig zijn als een gebouw bouwen zonder eerst het fundament te leggen. Alleen als we zeker zijn van het gezag van de bijbel, zullen we die op zijn juiste waarde schatten.
Velen die geboren en getogen zijn in een christelijk gezin hebben de bijbel zonder vragen aanvaard als het Woord van God, eenvoudig omdat ze dat van hun ouders of hun kerk zo geleerd hebben, maar ze hebben daar zelf nooit verder over nagedacht. Zo gaan ze vrolijk verder totdat er op een dag een vrijzinnige moderne leraar langs komt die hun een dosis van
zijn zogenaamde "hogere kritiek" geeft. Hij zegt: "De bijbel staat vol met dingen die elkaar tegenspreken. De auteurs zijn niet de personen die genoemd worden, maar veel latere schrijvers, die vaak met een bijoogmerk schrijven. Het is daarom onmogelijk om te weten wat Jezus en Zijn discipelen precies leerden. Er is onvoldoende bewijs zelfs voor de belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot onze behoudenis. De moderne mens kan onmogelijk zulke fabels geloven." En zo gaat hij door en al gauw begint hun geloof te bezwijken. Waarom? In de eerste plaats omdat het niet goed gefundeerd was. God vraagt niet van ons de dingen blindelings te geloven. Veel christenen geven anderen die indruk, maar dat is volkomen onjuist. Het is Gods bedoeling dat de ogen van ons hart verlicht worden, zodat wij mogen weten.
Wat de bijbel wél leert is dat ons verstand door Satan verblind is. Daarom kunnen wij als zondaars de dingen van God niet met ons verstand doorgronden. Dus zijn we volledig afhankelijk van Goddelijke openbaring
- van God die Zijn boodschap aan ons bekend maakt. (Hij is altijd bereid dit te doen voor iedere oprechte zoeker.) Ons verstand is zondig en daarom feilbaar. We zijn niet volkomen in ons kennen. Het hoeft ons daarom niet te verbazen dat wij met ons beperkte en feilbare denken niet in staat zijn bepaalde dingen in de bijbel met ons intellect te bevatten. Dit houdt niet in dat de bijbel in tegenspraak is met ons verstand. Maar het betekent wel dat we als kleine kinderen pas op de drempel staan van de Goddelijke dingen. Als ons verstand volmaakt en onfeilbaar was, zou ons denken zeker in volle overeenstemming zijn met de bijbel. Dit wordt bewezen door het feit dat iemand die wedergeboren is, en meer en meer op Christus gaat lijken, ontdekt dat hij ook toeneemt in zijn verstaan van de bijbel. Maar als wij, in plaats van onze beperkingen te erkennen onze kritiek de vrije teugel geven, struikelen we. Als ons geloof alleen gegrond is op wat ons redelijk schijnt, zullen we een keer bemerken dat we op zand gebouwd hebben.
Waarom geloven we dat de bijbel het Woord van God is? In de eerste plaats om het getuigenis van Jezus Christus. In de evangeliën zien we hoe Hij voortdurend verzen uit het Oude Testament citeert als gezaghebbend. Bij het begin van Zijn bediening in Lucas 4 citeert Hij uit Deuteronomium om daarmee een doeltreffend antwoord te geven op Satans verzoekingen. Jezus begon Zijn bediening met de woorden: "Er staat geschreven", een duidelijk bewijs van het gezag van de Schrift. Na Zijn opstanding, in Lucas 24, zien we Hem opnieuw de Schriften uitleggen, eerst aan de twee
Emmaüsgangers, dan kort daarna aan de elf in de bovenzaal. En telkens weer tijdens de drie en een half jaar daartussen horen we Hem de Hebreeuwse Schriften citeren als het gezaghebbende Woord van God. En vergeet niet dat deze Joodse geschriften dezelfde zijn als ons Oude Testament. In de vier evangeliën citeert de Here Jezus minstens zevenenvijftig maal uit het Oude Testament of verwijst ernaar. Daar dit klaarblijkelijk Zijn gewoonte was, moeten er vast talloze andere citaten geweest zijn die niet vermeld staan in het Nieuwe Testament.
Wat overduidelijk is, is dat er bij de Here niet in het minst twijfel bestond aan het gezag van het Oude Testament. Het was in feite het enige geschreven gezag dat Hij op aarde erkende. Ook als Hij de Farizeeën en de Sadduceeën antwoord gaf, citeerde Hij altijd de Schrift. "Er staat geschreven" was de grond waarop Hij Zich beriep. Terwijl vele van onze hedendaagse predikers zich beroepen op het gezag van theologen, filosofen, psychologen, ja zelfs van wereldse schrijvers, heeft Jezus nooit de meningen van anderen aangehaald. Zijn enige gezag was het Oude Testament. Als we Zijn getuigenis willen aanvaarden, zullen wij ook de bijbel als Gods Woord moeten aanvaarden. Wie het Woord verwerpt, verwerpt het getuigenis van Jezus zelf.
In de tweede plaats aanvaarden wij de bijbel als Gods onfeilbare Woord omdat zoveel van de gedetailleerde profetieën daaruit reeds vervuld zijn. Een derde van de bijbel is profetie. Profetieën aangaande de geboorte, dood en opstanding van de Here Jezus, die in het Oude Testament honderden jaren voor Hij op aarde kwam geschreven werden, werden letterlijk vervuld. Profetieën over de leidende volkeren uit oudtestamentische tijden en met name over Israël, zijn tot in detail vervuld. In de twintigste eeuw zijn de Joden naar hun thuisland teruggekeerd en hebben bezit genomen van de stad Jeruzalem. Deze dingen waren 2500 jaar geleden al voorzegd.
Nog een bewijs van de Goddelijke inspiratie van de bijbel is de opmerkelijke eenheid van de zesenzestig boeken. Ze werden in verschillende talen geschreven door ongeveer veertig verschillende schrijvers van allerlei rang en stand, van koning tot visser, zonder enige zichtbare tegenstrijdigheid. De wetenschap verandert voortdurend van inzicht, maar de bijbel heeft geen revisie nodig.
Het feit dat de bijbel alle eeuwen door elke aanval van de vijand glorieus doorstaan heeft, is een ander bewijs van zijn Goddelijke inspiratie. Er is geen boek ter wereld dat zo aangevallen is. De Franse
ongelovige Voltaire heeft eens gezegd dat er na honderd jaar geen bijbel meer zou zijn. Maar ironisch genoeg opende het Franse Bijbelgenootschap na zijn dood haar kantoor in het huis waar hij gewoond had! God zorgt voor Zijn Woord. Geen ander boek is ooit zo geliefd en gerespecteerd over de hele wereld als de bijbel. Het is de onbetwiste bestseller ter wereld.
Een ander argument voor de bijbel als Gods Woord is dat talloze levens erdoor veranderd zijn, soms zelfs door slechts één vers. God heeft allerlei bijbelgedeelten gebruikt om mensen te bekeren en tot behoudenis te brengen. Slechte mensen zijn in één dag veranderd in heiligen door het lezen van slechts enkele verzen. God spreekt werkelijk door Zijn boek en mensen worden veranderd.
Een zesde bewijs voor de inspiratie van de bijbel is dat hij onuitputtelijk is. Veel briljante mensen hebben hun leven lang de bijbel bestudeerd. Toch heeft niemand ooit zijn diepte kunnen peilen. Telkens komen er nieuwe schatten tevoorschijn die altijd weer op nieuwe wijze tot het mensenhart spreken. Aan de andere kant is zijn boodschap zo eenvoudig dat zelfs een kind die kan vatten. De bijbel kan ook niet verouderen, maar is tijdloos. De moderne mens kan, als hij nederig genoeg is, het antwoord op al zijn vragen en problemen daar vinden. Dat zou nooit kunnen met een menselijk geschrift, maar dit bevat de onuitputtelijke wijsheid van de oneindige God, die altijd weer voorziet in de nood van de mens.
Tenslotte is het grootste bewijs van de inspiratie van de bijbel dat als wij die in alle nederigheid voor Gods aangezicht lezen, Hij daardoor tot ons spreekt. Al luisterend leren we steeds beter de stem van God kennen. Tevens ontdekken we een verbazingwekkend ontwerp in de inhoud van elk boek in de bijbel als we het zien als een spiegel waarin de Here Jezus gereflecteerd wordt. De titel van een oud commentaar, "Christus in alle bijbelboeken", beschrijft wat studenten van de bijbel voortdurend ontdekt hebben, dat de hele Schrift een wonderbare samenhang vertoont als je Christus als uitgangspunt voor je studie neemt.
We leven in een tijd waarin het gezag van de bijbel overal in twijfel getrokken wordt. Paulus waarschuwde de Corinthiërs voor de mogelijkheid dat de satan hun gedachten van Christus zou aftrekken op dezelfde manier als hij bij Eva deed. Toen de duivel bij Eva kwam, begon hij met de vraag: "Heeft God gezegd …?" En sinds die tijd heeft hij die oude vraag steeds weer gesteld: "Is dit werkelijk Gods Woord?" Zo heeft
de duivel met succes velen van het geloof afgetrokken. De Heilige Geest verwees drie keer in Mattheüs 24 (vs. 5, 11 en 24) naar de mogelijkheid van misleiding, toen Hij over de eindtijd sprak. Paulus spreekt in 2 Thessalonicenzen 2:3 van "afval" voor de komst van de Heer. Deze afval is kennelijk het gevolg van het feit dat christenen door een subtiele misleiding van de satan weggelokt zijn. Deze waarschuwingen zijn ernstig. Als wij desondanks geen waakzaamheid in acht nemen, zullen wij ongetwijfeld misleid worden.
Hoe word je bedrogen? Als iemand je wil misleiden door je een vals bankbiljet te geven, zal hij ervoor zorgen dat het valse bankbiljet zoveel mogelijk op het echte lijkt. Alleen zo kan hij je misleiden. En Satan is zeker niet minder subtiel. Het krachtigste werktuig waar hij een niets vermoedende christen mee misleidt, is een "christelijke" prediker - iemand die zogenaamd de bijbel als basis gebruikt, maar niet buigt voor het gezag ervan. Houd hem in de gaten! Bij nader toezien op wat hij predikt, ontdek je dat het helemaal niet in de bijbel staat, of dat hij een verdraaide en onevenwichtige interpretatie van de bijbelse waarheid geeft. De bescherming tegen al zulke misleiding is de bijbel zelf. Als we onze bijbel niet goed kennen, vallen we zeker ten prooi aan zulke misleiders. Tenzij de bijbel ons laatste woord van gezag is in alle dingen die met ons geloof te maken hebben, worden we heen en weer geslingerd totdat we ons geloof kwijtgeraakt zijn. De Here Jezus veroordeelde de Farizeeën en Schriftgeleerden voor het feit dat ze het gebod Gods verwaarloosden en buiten werking stelden en vervingen door hun eigen overleveringen (Marc. 7:5-13). Hun jarenlang verwerpen van het geschreven Woord van God leidde er uiteindelijk toe dat ze het levende Woord verwierpen toen Hij in hun midden verscheen. Maar ook nu vinden we de geestelijke nazaten van deze Schriftgeleerden en Farizeeën, zelfs in onze eigen generatie. Helaas worden velen door hen misleid. Daarom is
het nodig zeer waakzaam te zijn.
De psalmist zegt dat God "om Zijns grote naams wil" Zijn toezegging, Zijn Woord heerlijk gemaakt heeft (Ps. 138:2). Wie het daarom verwerpt of eraan voorbijgaat of het niet zo ernstig neemt, zal onmetelijk verlies lijden. Maar door het te eerbiedigen ontdek je een deur naar onuitsprekelijke rijkdommen.
Het is uiterst noodzakelijk om elke dag tijd door te brengen met Gods Woord. Dat blijkt duidelijk uit de woorden van Jezus tegen Martha. Er zijn veel andere dingen die ons kunnen helpen en die nuttig kunnen blijken, maar dit ene is boven al het andere absoluut wezenlijk. Evenmin als ons lichaam zonder zuurstof kan leven, kunnen wij het zonder Gods Woord. Het is van het allergrootste belang om dagelijks aan de voeten van Jezus te zitten om Zijn Woord te horen.
De Here Jezus kende beter dan iemand anders alle factoren die iemands leven beïnvloeden. Hij kende elke mogelijke situatie waarin een mens kan komen; alle gevaren en alle lagen van de satan kende Hij. Hij wist ook wat voor de geestelijke groei van de mens noodzakelijk was, want alleen Hij wist hoe betrekkelijk belangrijk of onbelangrijk de dingen kunnen zijn. Daarom zei Hij dat één ding vóór alles nodig was. Hij gebruikte soortgelijke bewoordingen in Mattheüs 4:4: "Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord dat uit de mond Gods uitgaat." Dit is een citaat uit Deuteronomium 8:3, waar gesproken werd over het manna waarmee God veertig jaar lang de Israëlieten in de woestijn gevoed heeft. Deze tekst zegt dat Gods bedoeling met het manna was dat zij zouden leren op dezelfde wijze Gods Woord te ontvangen. Om genoeg kracht te hebben voor hun reis moesten ze het dagelijks eten. Zo heeft ook de mens dagelijks Gods Woord nodig om de beproevingen en wisselvalligheden van het leven het hoofd te kunnen bieden. Jezus wilde Martha en ook Zijn discipelen duidelijk maken dat het absoluut noodzakelijk is dagelijks Gods Woord te horen. Als dat waar is, volgt daaruit dat een leven zonder meditatie over Gods geschreven Woord een verspild leven is, ongeacht wat men verder allemaal gepresteerd heeft.
In Lucas 17:26-30 zegt Jezus dat de laatste dagen zullen zijn als de dagen van Noach en Lot, waarin de mensen aten, dronken, kochten, verkochten, plantten en bouwden. Heb je wel opgemerkt dat niet één van deze dingen op zichzelf zondig is? Het zijn allemaal wettige activiteiten. Waarom noemde Jezus deze dingen dan als in het bijzonder kenmerkend voor die zondige dagen? Omdat de mensen in die tijd zo in beslag genomen werden door die geoorloofde activiteiten dat ze helemaal geen tijd voor God meer hadden. De duivel was er in geslaagd om God volledig uit hun leven weg te nemen. Dit leidde uiteraard, zoals altijd, tot moreel verval en bederf.
Vergelijk deze toestand met wat we vandaag in de wereld zien en we treffen precies eenzelfde situatie aan. De mensen zijn te druk om tijd te
vinden om naar God te luisteren. Ga na in je eigen leven en kijk of dit niet zo is. De geest van de wereld is in het hart van de gelovige gekropen. Ondanks al onze tijdbesparende uitvindingen, hebben we nog steeds tijd tekort. Vroeger, zonder al die uitvindingen, hadden de mensen meer tijd voor God dan de meesten vandaag de dag. Hoe komt dat? Omdat ze hun prioriteiten op orde hadden. Het belangrijkste ging voor. Als wij effectieve getuigen van onze Heer willen zijn, is het noodzakelijk dat we elke dag tijd doorbrengen aan Zijn voeten om te luisteren naar Zijn stem. Er zijn velen vandaag die graag prediken, maar nooit deze gewoonte van dagelijks luisteren naar Gods stem ontwikkeld hebben. Het gevolg is een trieste schaarste aan een woord van de Here en een walgelijke overvloed aan woorden van de mens. Wat kan er maar van weinig predikers in deze tijd gezegd worden: "Bij hem is het woord des Heren" (2 Kon. 3:12). Toch was dit het kenteken van elke ware dienstknecht van God in de bijbel. Niemand heeft het recht om met andere mensen over God te spreken, die niet eerst luistert naar wat God zelf te zeggen heeft en dit geldt zowel voor persoonlijk getuigen als voor prediken in het openbaar. Er staat van Mozes dat hij voor het aangezicht des Heren kwam om met Hem te spreken "totdat hij naar buiten ging … en zei tot de Israëlieten wat geboden was" (Ex. 34:34). Jozua kreeg te horen dat zijn leven alleen succes zou hebben als hij dag en nacht Gods Woord overpeinsde (Joz. 1:8). Samuel is nog een klassiek voorbeeld van iemand die volhardend wachtte om God te horen spreken en daarna pas tot het volk sprak. Het gevolg was dat de Here "geen van zijn woorden ter aarde liet vallen" (1 Sam. 3:19).
In een profetische verwijzing naar de Here Jezus in Jesaja 50:4 staat er over Hem dat God Hem elke morgen het oor wekte, want Zijn oren hadden geleerd de stem van de Vader te horen. Het gevolg was, zoals in hetzelfde vers staat, dat Jezus een toepasselijk woord had voor allen die tot Hem kwamen, naar ieders behoefte. Hij was waarlijk de volmaakte spreekbuis van de Vader. Als deze gewoonte dagelijks te luisteren naar Gods stem voor Jezus zelf nodig was, hoeveel temeer voor ons. We zullen nooit op adequate wijze hen die in nood zijn kunnen dienen als we op dit punt falen. Alleen als wij leren horen "als een leerling" zullen we ook de tong van een leerling hebben. Helaas zijn velen die leraars hadden moeten zijn nog steeds geestelijke baby's, omdat ze of geen aandacht geschonken hebben aan dit "ene ding" of het verwaarloosd hebben.
Luisteren naar de Here betekent niet alleen de bijbel lezen. Er zijn
velen die hun bijbel alleen maar lezen uit routine. Luisteren naar de Here betekent meer dan dat. Het betekent mediteren over het Woord totdat we Zijn boodschap voor ons daardoor ontvangen. Zo alleen kan ons denken worden vernieuwd en gelijkvormig gemaakt aan de gezindheid van Christus. Maar velen die hun bijbel lezen hebben nog nooit geleerd op deze manier te mediteren.
Er zijn minstens drie geestelijke waarheden die we kunnen leren van Maria die aan de voeten van Jezus zat. Zitten is in tegenstelling tot wandelen, hardlopen of zelfs staan, in de eerste plaats een beeld van rust. Dit leert ons dat ons hart rustig moet zijn en ons denken stil, voordat we God tot ons kunnen horen spreken. Onbeleden zonde sluit het eerste uit, terwijl teveel bezig zijn met de zorgen en rijkdom van deze wereld het tweede in de weg staat. Als ons geweten niet rustig is of ons denken vervuld van bezorgdheid of vrees, hoe kunnen we er dan op hopen de stille zachte stem te horen? Psalm 46:11 zegt dat we stil moeten zijn om God te leren kennen (Eng. V.; St. V.: "Laat af en weet dat Ik God ben").
Aan iemands voeten zitten is ook een beeld van nederigheid. Maria zat niet op een stoel, even hoog als Jezus, maar lager. God spreekt nooit tegen iemand die trots is, behalve in het oordeel. Maar Hij staat altijd klaar om te spreken en Zijn genade aan te bieden aan de nederige ziel die voor Hem als een kind wil zijn (Mat. 11:25).
In de derde plaats is het zitten van Maria een beeld van onderdanigheid. Het is de houding van een discipel in de aanwezigheid van zijn meester. Dit houdt onderdanigheid aan de Here in, en onze gehoorzaamheid aan Zijn Woord. God spreekt niet tot ons om onze nieuwsgierigheid te bevredigen of ons informatie te geven. Zijn Woord is een uitdrukking van het verlangen van Zijn hart. Hij spreekt om ons te doen gehoorzamen. Jezus maakte in Johannes 7:17 duidelijk dat wij alleen als we bereid zijn Gods wil te doen, de openbaring van die wil kunnen kennen.
Veel christenen lezen maanden en jaren hun bijbel zonder God daardoor tot hen te laten spreken. Toch schijnen ze daar heel tevreden mee te zijn. Ik vraag je: Hoor jij iedere dag Gods stem? Zo niet, wat is de oorzaak? Hij spreekt tot hen die luisteren. Wat houdt je geestelijke oren gesloten? Is het een gebrek aan stil zijn voor Hem, gebrek aan nederigheid, of gebrek aan gehoorzaamheid aan wat Hij al tot je gezegd heeft? Of is het misschien een gebrek aan verlangen? Wat het ook is, het kan onmiddellijk en permanent verholpen worden. Bid Samuels gebed:
"Spreek Here, want uw knecht hoort." Dan open je je bijbel en zoekt ernstig het aangezicht van de Here en dan hoor jij ook Zijn stem.
We zullen nooit ten volle het belang ervan waarderen dagelijks aan de voeten van de Heer te zitten om te luisteren naar Zijn Woord, tenzij we de uitwerking die het op ons leven heeft begrijpen. Iemand die door zijn dokter een medicijn krijgt voorgeschreven, maar die sceptisch is of onzeker over wat dat medicijn voor hem zal doen, zal het daarom waarschijnlijk niet regelmatig innemen. Hij heeft niet het gevoel dat hij iets mist. Maar als hem duidelijk wordt uitgelegd wat een wonderbare genezing dat medicijn voor zijn lichaam zal betekenen, dan zal hij het koste wat het kost regelmatig innemen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat hij het dan vergeet.
Op dezelfde wijze zijn er duizenden christenen die nooit stille tijd houden met God en Zijn Woord, maar die toch niet het gevoel hebben dat ze iets missen. Onderzoek je eigen leven. Als je één dag je stille tijd mist, heb je dan een gevoel van spijt omdat je iets waardevols verloren hebt, of heb je het gevoel dat je niet zoveel gemist hebt? Hoe komt het dat zoveel kinderen van God nooit stille tijd houden en er toch zo tevreden mee zijn? De enige reden kan zijn dat ze het scheppende effect dat Gods Woord op iemands leven heeft, niet ten volle op waarde schatten. Want het is meer dan een medicijn; het is voedsel. Ze hebben niet beseft hoeveel ze verliezen door zich niet te onderwerpen aan de levensveranderende kracht ervan.
Om iets van het effect dat het Woord van God op een mens heeft te begrijpen, zullen we negen bijbelse symbolen bekijken die dit beschrijven.
In de eerste plaats willen we kijken naar Psalm 119:105, waar het Woord van God vergeleken wordt met licht: "Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad." Als wij in het donker door een onbekend gebied lopen, gebruiken we een licht om de weg te kunnen zien. Dat is een beeld van wat de bijbel doet voor ons in een wereld die in het pikdonker van de zonde ligt. Het Woord toont ons de weg naar God. Wij kunnen Gods weg van verlossing niet anders kennen dan door de bijbel.
Verder geeft de bijbel licht aan de christen op de weg van de juiste
leer. Het toont hem tegelijkertijd de valstrikken van verkeerde leringen langs de weg, zodat hij er niet inloopt. Zonder dat licht zou hij nooit kunnen weten wat vals is en wat echt. De Heilige Geest prees de gelovigen in Berea, omdat ze zelfs wat de apostel Paulus predikte niet wilden ontvangen voordat ze het zelf nagegaan waren in de Schriften (Hand. 17:11). Pas toen aanvaardden ze de boodschap. (Was het vanwege deze houding tegenover de predikers die langs kwamen dat Paulus het niet nodig vond een brief aan de gelovigen in Berea te schrijven om valse leer te corrigeren, zoals hij ten aanzien van vele andere gemeenten wel deed?) Mensen die ijverig de Schriften nagaan worden niet gemakkelijk misleid door valse leringen. Ze kennen de waarheid die hen vrijgemaakt heeft.
Helaas zijn er tegenwoordig duizenden christenen die óf te lui zijn, óf te druk met andere dingen om de bijbel voor zichzelf te bestuderen. De onwetendheid die daarvan het gevolg is maakt hen een gemakkelijke prooi voor de misleiding van de satan. Helaas wordt in onze tijd een prediker beoordeeld op welsprekendheid, correct taalgebruik en een logische presentatie van de boodschap. Of hij het Woord van God wel of niet correct uitlegt schijnt slechts van secundair belang te zijn. Bedenk dat de ware leer oneindig veel belangrijker is dan iemands persoonlijkheid of positie of gave van spreken. De inhoud van een flesje medicijnen is belangrijker dan de vorm van het flesje of hoe het er uitziet! Zoek je de waarheid of een welsprekende boodschapper? Als het inderdaad de waarheid is die je zoekt, hoe kun je weten wat de waarheid is als je niet eerst de bijbel leest?
Er is een verhaal van een Rooms-katholieke man die van zijn priester te horen kreeg dat de bijbel niet begrepen kon worden door een leek zoals hij, maar die toevallig een Nieuw Testament te pakken kreeg en door het lezen ervan behouden werd. Op zekere dag toen het Testament open voor hem lag, kwam de priester langs om hem te bezoeken en vroeg wat hij aan het lezen was. Op zijn antwoord dat het de bijbel was, protesteerde de priester dat hij die niet moest lezen omdat hij niet bedoeld was voor ongeletterde leken. "Maar", zei de man, "ik ben behouden door hem te lezen. En bovendien lees ik hier in 1 Petrus 2:2 dat ik moet verlangen naar de onvervalste melk van het Woord om daardoor te groeien." "O", zei de priester, "maar God heeft ons, priesters, aangesteld als melkboer om jullie melk te geven." "Wel meneer", antwoordde de man, "ik had eens een melkboer die me elke dag melk bracht, maar ik ontdekte al gauw dat hij water in de melk deed. Toen besloot ik een koe te kopen. Nu heb ik
onvervalste melk."
Broeders en zusters, alleen als wij Gods Woord zelf bestuderen krijgen wij de onvervalste melk, de zuivere leer. Want in deze duistere wereld is het Woord van God het enige licht dat we hebben om daarbij te wandelen. Daarom is het ook de sleutel tot het probleem van leiding ontvangen. God heeft een weg voor ons leven uitgestippeld, maar veel christenen klagen dat ze die niet kunnen vinden. De simpele reden is vaak dat ze niet regelmatig tijd genomen hebben om Gods Woord te overpeinzen. "Uw woord … is een licht op mijn pad." Het is Gods voorziening om ons de weg te laten zien.
Het Woord van God wordt in Jacobus 1:22,23 vergeleken met een spiegel . We hebben een spiegel nodig om te zien of ons gezicht vuil of schoon is en of ons haar wel goed zit. Zonder een spiegel weten we niet hoe we eruitzien. Als Jacobus zijn brief in de twintigste eeuw geschreven had, was hij wellicht een stap verder gegaan en had een moderner vergelijking gebruikt had - de röntgenfoto - om het effect van Gods Woord te illustreren. Een röntgenfoto laat me de toestand van mijn interne organen zien, die ik anders niet kan weten. De bijbel doet iets soortgelijks door mij de toestand van mijn hart te laten zien. Hij corrigeert me en wijst mij terecht, opdat ik volmaakt mag zijn en volledig toegerust om Hem te dienen (2 Tim. 3:16,17). Veel mensen misleiden zichzelf tegenwoordig over hun geestelijke toestand, denkende dat er niets mis met hen is. Waarom? Omdat ze zich nooit onderworpen hebben aan de röntgenfoto van Gods Woord.
Het is mogelijk dat we zelfs als gelovigen onbewust zijn van zonden die ons toch schuldig doen staan voor God. Ik heb vaak gemerkt tijdens mijn overpeinzen van de Schrift, dat de Heilige Geest me bewust maakte van een bepaalde zonde - misschien een egoïstisch motief in mijn handelen - waarvan ik me totaal onbewust was tot Hij het me liet zien. We moeten ons onderwerpen aan een dergelijk onderzoek door de spiegel (of röntgenfoto) van Gods Woord als wij geestelijke stagnatie en achteruitgang willen vermijden. Er gaat geen dag voorbij in ons leven zonder dat we ons gezicht in de spiegel bekijken. Moge er geen dag voorbijgaan zonder dat we ons hart onderzoeken.
In Jeremia 23:29 wordt het Woord van God vergeleken met een vuur. Vuur wordt in de bijbel gebruikt als symbool van datgene wat ons loutert of opbrandt. Goud dat in het vuur geworpen is wordt gelouterd, terwijl hout verbrandt. Zo heeft ook het Woord van God een louterend effect op ons leven en haalt alles weg wat niet van Christus is. Het toont ons niet alleen onze fouten, zoals we hiervoor zagen, maar het maakt ons ook heilig. Niemand kan ooit hopen heilig te worden zonder elke dag tijd te hebben aan de voeten van de Here Jezus, want dat alleen kan alle onzuiverheden uit ons leven reinigen. Maar het is ook waar dat ditzelfde vuur hem verteert die het Woord Gods verwerpt (Joh. 12:48). Onze houding ten aanzien van Gods Woord bepaalt of het loutert of verbrandt. Als we ons eraan onderwerpen zal het ons louteren. Als we het veronachtzamen of verwerpen, dan zal het ons zeker verteren.
In hetzelfde vers in Jeremia 23 zien we ook het Woord van God vergeleken met een hamer - een hamer die de steenrots verbrijzelt. In deze tijd gebruiken we dynamiet daarvoor. Het Woord van God is Zijn dynamiet, in staat om heel grote obstakels uit de weg te ruimen. We hebben allemaal beproevingen en problemen in ons leven - situaties waarin we ingesloten zijn door bergen en het lijkt of we op een dood spoor zijn geraakt. Vaak bleven we steken in zulke situaties, ontmoedigd en verslagen, niet wetend wat we moesten doen of waarheen te gaan. Onze onkunde van de beloften die God ons in de Schrift gegeven heeft, heeft gemaakt dat we ons die beloften niet in geloof konden toeëigenen. Anders zouden ze als dynamiet de obstakels op ons pad opgeblazen hebben en ons triomfantelijk door de barrière van bergen naar de andere kant gebracht hebben. Hoeveel hebben we niet gemist doordat we het Woord niet kennen!
In Lucas 8:11 wordt het Woord van God vergeleken met zaad dat, als het in de grond gezaaid wordt, vrucht draagt. In 1 Petrus 1:23 staat dat onze wedergeboorte zelf het gevolg is van zaad dat ontkiemt in ons hart. Alleen als wij vrucht dragen kan God door ons leven verheerlijkt worden. Is er in jouw leven en bediening vrucht tot eer van God? Is de vrucht van de Geest, liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing zichtbaar in jouw
leven (Gal. 5:22,23)? En zie jij ook vrucht in je bediening in de vorm van zondaren die zich tot de Here bekeren en gelovigen die dichter tot Hem getrokken worden? Zo niet, dan is de reden misschien wel dat je niet regelmatig het Woord van God in je eigen hart ontvangt als zaad, dat leven heeft in zichzelf. Psalm 1:2 en 3 vertelt ons dat het de man is die Gods Woord overpeinst bij dag en bij nacht, die als een boom is die zijn vrucht geeft op zijn tijd en dat hem alles wat hij onderneemt, gelukt.
Het Woord van God wordt ook vergeleken met voedsel in Psalm 119:103. Hetzelfde beeld zien we ook in Jeremia 15:16 en in 1 Petrus 2:2. Van zowel de profeet Ezechiël als van de apostel Johannes wordt in de bijbel gezegd dat ze een boek "eten" (Ez. 3:1-3; Op. 10:9,10). We hebben hier een beeld van mensen die het Woord van God tot zich nemen en het verteren. Voedsel geeft ons kracht. Ons lichaam kan er niet zonder worden opgebouwd. Iemand die ondervoed is, is mager en zwak van constitutie en daarom niet bij machte ziekte te weerstaan. Hij kan zich ook niet verdedigen als hij lichamelijk door iemand wordt aangevallen. Een duwtje is soms al genoeg om hem om te gooien. Zo is het ook met iemand die het Woord van God veronachtzaamt; hij is niet in staat verzoeking te weerstaan en de aanvallen van de duivel. Alleen zij die regelmatig Gods Woord overpeinzen groeien op tot sterke en krachtige christenen (1 Joh. 2:14). Alleen het lezen van de bijbel maakt je niet sterk, maar het Woord overpeinzen doet het binnendringen in het diepst van je wezen en zo wordt dat een deel van je, verborgen in je hart (Ps. 119:11). Job zei dat hij de woorden uit Gods mond in zijn binnenste verborg (Job 23:12). Door dagelijks naar God te luisteren bouwde hij een enorme reserve op aan geestelijke kracht. Dit is ongetwijfeld de verklaring voor zijn opmerkelijke veerkracht tijdens de hevige aanvallen van de satan. Hij verloor zijn geloof in God niet, ondanks alle tegenspoed die hem overkwam. Zijn vrouw, die kennelijk niet dezelfde eerbied voor Gods Woord bezat als haar man, vervloekte God zodra de rampen toesloegen. Job deed dit niet. Zijn voorbeeld geeft ons een idee van de enorme kracht die Gods Woord ons kan geven om elke beproeving in het leven te weerstaan, als we dat Woord dagelijks ontvangen.
In Deuteronomium 32:2 wordt het Woord van God vergeleken met de
dauw. Dauw is in de bijbel een beeld van Gods zegen. Toen God Israël zegende, gaf Hij de dauw en de regen. Toen Israël zondigde, hield Hij dauw en regen terug, zoals in 1 Koningen 17:1. Dit beeld leert ons daarom dat Gods zegen door Zijn Woord komt op allen die dat Woord ontvangen en gehoorzamen. Spreuken 10:22 zegt dat het de zegen is die ons verrijkt en al onze tekortkomingen goedmaakt. Wat een bemoediging is dat!
Er is meer dan één voorbeeld in de evangeliën dat dit illustreert. Op zekere dag werden de discipelen geconfronteerd met de opdracht om meer dan 5000 mensen te voeden, en al het voedsel dat ze bijeen konden brengen was vijf broden en twee vissen, gegeven door een jongetje. Ze protesteerden dat dit totaal onvoldoende was, en dat was ook zo. Maar toen zegende de Here dat voedsel. Als gevolg werden alle mensen verzadigd en er bleef nog heel veel over.
Bij een andere gelegenheid zien we hoe de discipelen de hele nacht gezwoegd hadden bij het vissen en niets gevangen hadden. Toen hoorden ze in de ochtend Jezus roepen. Ze gehoorzaamden Zijn instructies en binnen enkele ogenblikken was het net vol vissen.
Dit zijn twee illustraties van het feit dat de zegen van de Heer werkelijk rijk maakt. De zegen die door Zijn Woord tot ons komt vult al onze tekorten aan. Jij hebt niet genoeg talent en bent niet in staat te prediken, te zingen of te bidden zoals anderen, maar als de dauw van de hemel op je neerdaalt, kan God je toch, ondanks al je natuurlijke beperkingen, tot een kanaal van zegen maken voor duizenden. Dus wacht dagelijks op de Here met Zijn Woord vóór je. Loop niet te snel weg uit Zijn tegenwoordigheid voordat Zijn dauw op je ziel neerdaalt.
Maar dauw is meer dan zegen. Het is ook een symbool van frisheid. Er is nog iets dat de bijbel ons geeft, namelijk vernieuwing. Dag aan dag luisteren naar de stem van de Here, houdt ons christenleven voortdurend fris. Het bewaart ons ervoor oudbakken te worden, met alles wat dat inhoudt aan bederf en verrotting. Van oudbakken, verschimmeld brood gaat je mond niet watertanden. Zo kun je ook niet verwachten dat de oudbakkenheid die we bij veel christenen zien iemand tot Christus zal trekken. Is jouw christenleven elke dag vers? Dat kan alleen als je je dagelijks voedt met het hemelse manna onder de dauw (Ex. 16:13-15, vgl. vers 20).
Het Woord van God wordt verder vergeleken met een rijke buit in Psalm
119:162, of met goud, zoals in andere bijbelteksten. Geld kan je niet echt rijk maken. Misschien heb je een baan met een groot inkomen en bereik je een positie waar je schatrijk wordt. Maar dat geeft je alleen maar rijkdom die vergankelijk is. Niets anders dan het Woord van God kan je werkelijk rijk maken.
Een echt rijk mens ontbreekt niets. Hij heeft meer dan genoeg. Een arm mens daarentegen, moet gaan bedelen bij hen die meer bezitten. Het Woord van God kan zo rijk maken dat je nooit meer gebrek hebt. Het geeft je niet alleen genoeg voor je eigen behoefte, maar je kunt ook voorzien in de noden van anderen. Er is geen enkele situatie in het leven denkbaar waarvoor je geen oplossing kunt vinden in de bijbel. Het antwoord is altijd wel te vinden in de ervaring van de een of andere bijbelse figuur die overeenkomt met je eigen, of in het onderricht van de Schrift. Als je je bijbel kent, zul je in een tijd van crisis ontdekken dat de Heilige Geest je een toepasselijk gedeelte te binnen brengt en je zo het antwoord geeft. Ik heb dit bij meer dan één gelegenheid in mijn eigen leven ondervonden. Toen de Here mij voor Zijn dienst riep en ik mijn verzoek tot ontslag indiende bij de Indiase Marine, kwam al heel spoedig het antwoord dat ze me niet wilden ontslaan. Ik was toen echt heel onzeker en wist niet wat ik moest doen. Maar de Here herinnerde me aan de tijd dat Mozes naar de Farao ging en hem vroeg de Israëlieten te laten gaan om de Here te dienen. Farao wees dat verzoek meteen af, maar Mozes gaf het niet op. Hij ging telkens weer terug naar de Farao totdat de Israëlieten vrijgelaten werden. Toen had ik het antwoord op mijn probleem! Dus ik vroeg opnieuw om ontslag en mijn verzoek werd opnieuw afgewezen. Ik schreef een derde keer en gaf dezelfde redenen op als voorheen. Maandenlang kwam er geen antwoord - en uiteindelijk kreeg ik toestemming! Dit is er een voorbeeld van hoe God ons rijk genoeg kan maken om elke situatie het hoofd te bieden - en niet alleen in ons eigen leven, maar ook in het leven van anderen, die ons misschien om hulp vragen in hun moeilijkheden.
Tenslotte lezen we in Efeze 6:17 dat het Woord van God het zwaard van de Geest genoemd wordt. Het christenleven is een voortdurende strijd met een sluwe vijand, wiens methode van aanvallen vaak is om twijfel te zaaien over Gods liefde, Gods rechtvaardigheid, ja zelfs twijfel aan God zelf. Dit zwaard kan elke zet van hem verslaan, als we tenminste weten
hoe we het moeten hanteren. Ontmoediging is één van de duivels sterkste wapens. Daarmee heeft hij veel machtige mannen van God verslagen. Mozes, Elia en Jona hebben het aan den lijve ondervonden, maar ieder van hen overwon zijn eigen depressie door te luisteren naar het Woord van de Here. Misschien kunnen wij tijdelijk onze ontmoediging te boven komen door iets anders te gaan doen, maar alleen door het Woord van God zelf kunnen wij die volledig overwinnen. Jezus zelf overwon Satan in de woestijn alleen door dit zwaard te gebruiken.
Ik herinner me een keer toen ik nog bij de Marine was, dat ons schip al meer dan een maand in een kleine haven lag. We gingen dagelijks de zee op om te oefenen. De druk van het werk aan boord was intens, en dit, samen met het feit dat ik al geruime tijd geen gelegenheid had gehad voor gemeenschap met andere christenen, deprimeerde me op een dag in ernstige mate. De situatie was me te machtig. Terwijl ik in mijn hut zat, kwam plotseling dit vers in mijn gedachten: "De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan" (Deut. 28:13). Meteen zag ik dat de Here mij beloofd had dat ik enkel zou opgaan in elke situatie. Onmiddellijk kwam de hemelse blijdschap ten volle in mijn hart terug en was er weer een lied op mijn lippen. Zodanig is de kracht van het Woord van God om elke aanval van de vijand te overwinnen.
De negen symbolen die we besproken hebben geven ons enig idee van het effect dat het Woord van God op een mens kan hebben. Ik vraag me af of je nu begint te begrijpen waarom Jezus zei dat dit ene ding het allerbelangrijkste is in het leven van de gelovige. Neem je Zijn woorden serieus? Zo ja, besluit dan nu meteen, hoe noodzakelijk en zelfs wezenlijk andere dingen ook lijken te zijn, dat niets je voortaan meer zal beroven van je dagelijkse stille tijd met de Here en met Zijn Woord.
De bijbel zegt dat er een tijd komt waarin er een honger zal komen naar het Woord van God (Amos 8:11,12). Er zullen in die tijd veel valse leringen zijn zoals 1 Timotheüs 4:1,2 ons zegt, maar er is gebrek aan het ware Woord van God. Ik geloof dat we bijna in die tijd zijn en de hongersnood van het ware Woord van God zal alleen maar toenemen naarmate de tijd verstrijkt. Jozef in Egypte sloeg graan op in schuren in de tijd van overvloed, zodat, toen de magere jaren kwamen zoals God had voorspeld, er geen gebrek was. Als we wijs zijn, slaan we het Woord van God op in ons hart in deze tijd nu het nog kan.
Moge de Here deze boodschap diep in ons hart griffen.
"Welzalig de mens die naar Mij luistert,
dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren, bewakende de posten van mijn poorten"
(Spreuken 8:34).
Wordt vervolgd.
De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? Toen boosdoeners op mij afkwamen om mijn vlees te eten
- mijn tegenstanders en mijn vijanden - zijn zij zelf gestruikeld en gevallen.
Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet;
al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen. Eén ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik:
te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen,
en om te onderzoeken in zijn tempel (Psalm 27:1-4).
Deze prachtige psalm werd geschreven door David, die op de troon van Israël gekomen was. Toch vertelt hij ons in vers vier dat hij maar één ding in de hele wereld van de Here begeerde. Koningen in die dagen hadden meestal twee verlangens. Het ene was de uitbreiding van hun gebied en het andere was het vergaren van rijkdommen. Israël was nog niet een erg groot volk, en David was ook niet een superrijke koning. Toch was zijn gebed niet gericht op één van deze twee dingen. Zelfs als hij omsingeld zou zijn door vijanden, zegt hij, dan zou toch zijn allereerste wens zijn om te verblijven in de tegenwoordigheid van de Here om Zijn liefelijkheid te aanschouwen. En hij voegt eraan toe: "Al de dagen van mijn leven" (vs. 3 en 4). Het is het beeld van een minnares in de tegenwoordigheid van haar geliefde, die zijn schoonheid aanschouwt en verder niets in de hele wereld begeert. Woorden hoeven er niet te worden gesproken - zo groot is hun liefde voor elkaar. Wie zo'n liefde hebben ervaren, weten hoe dat is.
Ik geloof dat we hier één reden hebben waarom David in de bijbel een man naar Gods hart genoemd wordt. Hij was niet volmaakt. Eens is hij diep in zonde gevallen en pleegde zowel overspel als moord. Maar toen hij berouw had, vergaf God hem, reinigde en herstelde hem en noemde hem nog steeds een man naar Zijn hart (Hand. 13:22). Eén reden was, zoals we net gezegd hebben, dat diep in Davids hart een intense liefde voor zijn Heer was. In 1 Samuel 16:7 zegt God duidelijk dat Hij het hart van de mens aanziet en daarbij gaat het over David. Liefde voor de Here is dus ook een van de hoogste prioriteiten in het christenleven.
Liefde is dus ons onderwerp en we gaan dit behandelen aan de hand van drie punten. In de eerste plaats zullen we zien dat liefde de basis is van al Gods handelen met de mens. Daarna gaan we zien dat liefde het motief van onze toewijding moet zijn. En tenslotte willen we de liefde zien als de betrouwbare toets van ons geestelijk leven.
Zoals we in hoofdstuk één begonnen met het fundament van ons geloof, zo moet het ook nu duidelijk zijn dat we een stevig fundament nodig hebben voor onze liefde voor de Here. Dat fundament is en kan niets anders zijn dan Zijn eigen onveranderlijke liefde voor ons. "Wij hebben lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad" (1 Joh. 4:19). Veel christenen hebben later in hun leven moeilijkheden omdat ze in het begin nooit duidelijkheid hadden op dit punt. Meteen aan het begin van ons christenleven moeten we dit fundament stevig onder onze voeten hebben. Dan alleen kunnen we verder komen.
Toen God deze aarde geschapen had en de mens daarop geplaatst had, was het Zijn bedoeling dat alles zou leven en bewegen in een sfeer van liefde. Zelfs de gehoorzaamheid die Hij van de mens verlangde was niet de gehoorzaamheid van slavernij maar van liefde. Aangezien er geen liefde kan zijn in de ware zin van dat woord als er geen vrijheid van keuze is, gaf God Adam een wil die vrij was om te kiezen, ook al bracht dat het grote risico van een verkeerde keuze met zich mee. Maar God wilde, het koste wat het kost, een relatie met de mens hebben die vrij was. Hij heeft nooit slaafse gehoorzaamheid van de mens willen hebben. Toen niet en nu niet!
De hele bijbel door zien we dat dit principe van liefde al Gods handelen met de mens bepaalt. We willen in dit verband nu naar de eerste twee teksten kijken waarin het woord "liefde" voorkomt. De eerste verwijzing over een onderwerp in de bijbel is altijd een grote hulp bij het bestuderen van dat onderwerp. Laten we nu naar die twee teksten kijken.
Liefde wordt voor het eerst genoemd in Genesis 22:2, waar Izak, Abrahams zoon, zijn enige, die hij liefheeft, wordt genoemd. Het offeren
van Izak op het altaar, dat later in het hoofdstuk volgt, is een duidelijk beeld van Golgotha, waar God de Vader Zijn enige Zoon gaf als een offerande voor onze zonden. Daarom is de liefde in vers 2 een beeld van de liefde van God de Vader voor Christus. De tweede keer wordt "liefde" genoemd in Genesis 24:67, waar we lezen van de liefde van Izak voor Rebekka - de liefde van een man voor zijn vrouw. Hier hebben we een duidelijk beeld, zoals de rest van het hoofdstuk zo prachtig laat zien, van de liefde van Christus voor Zijn gemeente. In het Nieuwe Testament worden deze twee concepten samengevoegd door de Here in Johannes 15:9: "Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad" (met de liefde van een vader voor een zoon, zoals in Gen. 22:2) "heb ook Ik u liefgehad" (met de liefde van Christus voor de zondaar, die zijn parallel vindt in de liefde van een bruidegom voor zijn bruid, zoals we zagen in Gen. 24:67). Zo zien we zelfs in de typologie van het Oude Testament deze gedachte van Gods intense liefde voor de mens weerspiegeld.
Laten we daarom naar Genesis 24 kijken en in dit zwakke beeld van Izak en Rebekka enkele kenmerken zien van de grote liefde die de Here voor ons heeft. Als God probeert ons te laten zien hoezeer Hij ons liefheeft, dan is het heel betekenisvol dat Hij de relatie man-vrouw als voorbeeld gebruikt. De eenheid tussen man en vrouw is de meest intieme van alle aardse relaties. Hoewel het niet wijs zou zijn om de vergelijking te ver door te trekken, onderstreept de goddelijke keuze van deze illustratie toch duidelijk de heel persoonlijke intimiteit die de Here met ieder van ons verlangt te hebben en die Hij verlangt dat wij met Hem hebben. Dit zien we ook bevestigd in nieuwtestamentische bijbelgedeelten als Efeze 5:21-33. In Genesis 24 kunnen we een soort allegorie zien van de goddelijke zoektocht naar zo'n relatie met de mens. Abraham kunnen we zien als een beeld van God de Vader, zijn knecht als een type van de Heilige Geest en Izak als een type van God de Zoon, terwijl Rebekka haar plaats inneemt als type van de vervreemde, onverloste mens in een ver land, wie de Heilige Geest zoekt te winnen voor Christus. In de houding van Abrahams knecht (die in deze missie zowel Abraham als Izak vertegenwoordigde) en de houding van Izak ten aanzien van Rebekka, zien we kenmerken van de liefde van Christus voor ons.
Ten eerste zien we in vers 22 en 53 dat Abrahams dienstknecht Rebekka geschenken geeft uit de rijkdommen van zijn meester. Dit geeft ons een inzicht in het hart van God. Als Hij tot ons komt, komt Hij niet om te eisen, maar om te geven. Zoals een echtgenoot alles verlangt te
delen met zijn vrouw, zo verlangt de Here alles wat Hij heeft met ons te delen. Velen van ons hebben het idee dat als we ons volledig aan de Here overgeven, Hij zoveel eisen aan ons stelt dat ons leven miserabel wordt. Ook al zeggen we dat niet met zoveel woorden, toch is dit de reden dat we terugdeinzen voor een onvoorwaardelijke overgave aan de Here. Toch heeft Jezus duidelijk gezegd in Johannes 10:10 dat niet Hij de echte dief is die komt om alles van ons te stelen, maar de duivel. Maar er zijn maar zo weinigen die dit geloven. Als we echt geloofden dat de Here Jezus gekomen is om ons alles te geven wat Hij heeft, dan zou er geen terughoudendheid zijn in de overgave van ons leven aan Hem.
Er is een verhaal van een dominee die eens op bezoek ging bij een arme oude vrouw om haar een gift te brengen waarmee ze de huur kon betalen. Hij ging naar haar huis en klopte aan, wachtte en klopte weer. Maar er kwam geen antwoord en tenslotte ging hij weer weg. Een paar dagen later ontmoette hij haar op straat. "Ik ben laatst bij je aan de deur geweest met een cadeau", zei hij, "maar de deur zat op de grendel en ik kreeg geen antwoord." "O", zei de oude vrouw, "het spijt me. Ik was binnen, maar ik dacht dat het de huurbaas was om de huur op te halen en daarom deed ik de deur niet open." Broeder en zuster, de Here Jezus is niet gekomen om de huur op te halen! Hij is gekomen om ons alles te geven wat Hij heeft. Hij wil ons onvoorstelbare rijkdom brengen. Wat dwaas is het dan om de deur niet voor Hem open te doen. Wat dwaas is het om ons leven niet helemaal over te geven.
Kijk nog eens naar Abrahams knecht. Een ander kenmerk van dit verhaal is dat Eliëzer Rebekka niet dwong om met hem mee te gaan, ook al wist hij dat ze Gods keuze was voor Izak. Hij respecteerde haar vrije wil en pas toen zij zelf wilde, nam hij haar mee (vs. 54-59). Dat is ook kenmerkend voor de liefde van Christus voor ons, zoals we in het kort al gezien hebben. God respecteert de vrijheid van keuze van de mens. De liefde van God is zonder dwang. Hij zal je nooit dwingen iets te doen. De mensen in de wereld - ja, zelfs christelijke leiders - oefenen vaak druk op je uit om allerlei dingen tegen je wil te doen, maar God nooit. En ik wil daar terloops aan toevoegen dat iemand die verlangt God gelijkvormig te zijn, Hem hierin zal volgen. De Here zal je nooit dwingen je bijbel te lezen of te bidden of voor Hem te getuigen. God zal nooit een zondaar dwingen zich tot Hem te bekeren of Hem te gehoorzamen. Toen God Mozes Zijn instructies gaf over de tabernakel, zei Hij dat alleen een mens "wiens hart hem dringt" iets mocht geven voor de tabernakel (Ex. 25:2) en dit principe vinden we terug in het Nieuwe Testament (2 Cor. 9:7), ja, het loopt door de hele bijbel heen. God beveelt wel gehoorzaamheid aan Hem, maar Hij dwingt nooit iemand om te gehoorzamen. Hij respecteert altijd de vrije wil die Hijzelf aan de mens gegeven heeft. Waarom zouden jij en ik dan bang zijn voor zo'n liefde?
Toen Rebekka eindelijk aankwam bij het huis van Izak, was hij zelf in gebed in het veld (vs. 63). De reis die Abrahams knecht gemaakt had om Rebekka te halen was lang geweest, zo'n kleine duizend kilometer, zowel heen als terug, en hij moet zo'n twee maanden onderweg geweest zijn. Toen de tijd vorderde zal Izak zeker met een toenemende verwachting uitgekeken hebben: wanneer komt mijn bruid nu? Elke dag heeft hij waarschijnlijk uitgekeken naar de verwachte karavaan. Iedere dag ging hij het veld in en bad tot God dat ze gauw mocht komen. Toen zag hij op een dag de kamelen komen. Wat een vreugde moet zijn hart vervuld hebben! Toch is dit nog maar een zwak beeld van het intense verlangen waarmee onze geliefde Here naar ons uitkijkt in de hemel. Dit feit is verbazingwekkend maar waar, dat hoewel wij zo zondig en bezoedeld zijn en ook vaak opstandig, de liefde van onze Here toch zo groot is dat Hij in de hemel op ons wacht met reikhalzend verlangen. Misschien is er ook een sterk verlangen in ons hart om Hem te ontmoeten. Maar veel, veel groter is Zijn verlangen om ons te ontvangen en Zijn heerlijkheid met ons te delen. Zelfs hoewel God volledig zelfgenoegzaam is, is toch Zijn zelfverkozen verlangen om bij de mensen te wonen weer een onderwerp dat door de hele bijbel loopt. Wat moet Hij verdrietig zijn als men aan Zijn liefde twijfelt, ondanks al de bewijzen die Hij gegeven heeft van de realiteit en grootheid ervan.
De hele geschiedenis van het volk Israël door probeerde God steeds weer Zijn volhardende liefde aan hen bekend te maken. Hij had hen lief met een eeuwige liefde (Jer. 31:3; Deut. 4:37). Hij zei tegen hen dat de respons die Hij zocht hun wederliefde was (Deut. 6:5). Maar ze waren net als wij. Voortdurend twijfelden ze aan Zijn liefde. En God bleef hen liefhebben. Toen ze klaagden dat Hij hen vergeten had, antwoordde Hij in die tedere bewoordingen van Jesaja 49:15: "Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermen zou over het kind van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet." Een moeder denkt misschien niet de hele tijd aan haar volwassen kinderen, maar als zij een kind aan haar borst heeft, is er nauwelijks een moment dat haar gedachten niet bij die zuigeling zijn. Wanneer ze 's avonds gaat slapen is haar laatste gedachte aan de baby die naast haar slaapt. Als ze midden in de nacht wakker wordt, kijkt ze weer naar haar kind om te zien of alles goed is. Als ze dan 's morgens wakker wordt, is haar eerste gedachte weer haar zuigeling. Zo is de zorg van een moeder nu eenmaal voor haar kleintje. Zo, zegt God, zorg Ik voor de mijnen.
Ook het boek Hosea benadrukt dit. De pijnlijke ervaring waar Hosea doorheen moest in zijn persoonlijk leven was een gelijkenis van Gods houding ten aanzien van Israël. Zijn liefde blijft volharden zoals die van een trouwe echtgenoot ten aanzien van zijn ontrouwe vrouw. Waarom, denk je, heeft de Here een boek als het Hooglied in de bijbel geplaatst als het niet een beeld van deze grote waarheid is - de trouw van de goddelijke Minnaar ten aanzien van Zijn eigenzinnige bruid?
Ons geloof moet stevig gefundeerd zijn op het feit dat al Gods handelen met ons gebaseerd is op Zijn liefde. De woorden in Zefanja 3:17 "Hij zal zwijgen in zijn liefde" zijn ook vertaald met: "In stilte maakt Hij in liefde Zijn plannen voor u." Beseffen wij dat elk ding dat God in ons leven toelaat uit een hart komt dat in liefde alles voor ons plant? Elke beproeving en elk probleem dat in ons leven komt is gepland voor ons uiteindelijke bestwil. Als Hij onze plannen doet mislukken, is dat om ons ervoor te behoeden dat wij het beste van Hem zouden missen. Misschien kunnen we dit op aarde niet volledig begrijpen, maar als we alleen maar beseften dat er geen secundaire oorzaken zijn, maar dat alles uit de hand van een liefdevolle God komt, zou dit al onze zorgen en angsten en de gedachten die ons normaal zo plagen, wegnemen. Het komt doordat gelovigen niet stevig geworteld zijn in deze waarheid, dat deze zorgen en bezorgdheden in hun hart ontstaan, en "de vrede Gods die alle verstand te boven gaat" en "de onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde" waar de bijbel over spreekt, blijven hen vreemd.
De bediening van de Here Jezus Christus was vaak een correctie van de valse opvattingen die zelfs godsdienstige mensen van Zijn tijd, die goed op de hoogte waren van het Oude Testament, niettemin hadden omtrent hun God. Alles wat Jezus deed, het genezen van zieken, Zijn troostende woorden tot de treurenden, Zijn liefdevolle uitnodiging aan hen die met zonden beladen waren, het geduld met Zijn discipelen en tenslotte Zijn dood aan het kruis, alles toonde de liefdevolle natuur van het hart van God. Hoe vaak zei Hij niet tegen Zijn discipelen dat hun hemelse Vader hen liefhad en voor hen zorgde in alles. Hoe vaak bestrafte Hij hen niet omdat ze twijfelden aan hun Vader. Als aardse vaders goede gaven weten
te geven aan hun kinderen, hoeveel te meer zal de liefdevolle Vader in de hemel het goede geven (Mat. 7:9-11). De gelijkenis van de verloren zoon was ook bedoeld om hun Gods grote vergevende liefde voor Zijn koppige, opstandige kinderen te laten zien. Zo probeerde Jezus de onjuiste gedachten van Zijn generatie over God te corrigeren. In Zijn laatste gebed voor Hij naar het kruis ging, bad Hij dat de wereld de liefde van God zou kennen (Joh. 17:23). Moge God deze verzekeringen uit Zijn Woord van de waarheid van Zijn oneindige en onveranderlijke liefde voor ons, diep en voor eeuwig in ons hart griffen, want geloof in God gedijt alleen op deze bodem.
In al ons dienen van de Here is het het onderliggende motief waarom het gaat. Voor de rechterstoel van Christus is de belangrijkste vraag niet zozeer: "Wat heb je gedaan?" als wel: "Waarom heb je het gedaan?" Het is niet het aantal uren dat wij besteden aan bijbellezen of gebed, of het aantal traktaten dat we verspreiden, of het aantal mensen tegen wie we getuigen, wat het belangrijkste is, maar het motief waarom al deze dingen zijn gedaan. Het is mogelijk om intensief bezig te zijn met al deze geestelijke activiteiten en toch met een totaal zelfgericht of wettisch motief. Voorbeelden van deze twee manieren van de Here dienen vinden we in de gelijkenis van de verloren zoon (Luc. 15:11-32). De jongste zoon had zelfzuchtige motieven; de oudste had een wettische geest. We willen daar in het kort iets meer van zeggen.
Op zekere dag kwam de jongste zoon bij zijn vader en vroeg om zijn aandeel in de erfenis. En zoals we net gezien hebben dat het Gods natuur is om overvloedig te geven, zo gaf de vader in deze gelijkenis aan zijn zoon. Maar zodra de jongste zoon alles gekregen had wat hij wilde, verliet hij zijn vader en ging naar een ver land. Daarmee toonde hij duidelijk dat zijn motief niet de liefde voor zijn vader was, maar dat het hem alleen ging om wat hij van de vader krijgen kon. Veel christenen zijn precies zo. Ze komen alleen tot God voor wat ze kunnen krijgen. Persoonlijke winst en zegen zijn de leidende motieven van hun godsdienst. In heidense godsdiensten zijn dat in het algemeen natuurlijk de motieven. Het verbaast ons niet dat de heidenen aalmoezen geven of lange pelgrimstochten maken om zo persoonlijk beter te worden van hun god. Maar helaas zien we deze houding ook onder christenen. Er is wel eens gezegd dat negentig procent
van alle christenen gered is, als het dan niet voor materieel belang is dan is het wel vanwege het verlangen de verschrikkingen van de hel te verruilen voor de heerlijkheden van de hemel. Dit hoeft niet een totaal verkeerd iets te zijn, maar het suggereert dat we vanaf het begin van ons christenleven tot God komen, gedreven door het zelfzuchtige motief van persoonlijk belang. Onderzoek je eigen hart en zie of dat bij jou ook zo is.
Dit zou niet zo slecht zijn als wij in het proces van geestelijke groei onze zelfzuchtige motieven gaan inzien, en onze houding gaan veranderen. Maar helaas gebeurt dit niet vaak en vele gelovigen leven hun hele leven op dit niveau van persoonlijk belang. Dat komt omdat zij altijd iets van God proberen te krijgen in plaats van Hem iets te geven, en daarom zoveel problemen in hun leven hebben en zo weinig vreugde in hun dienen van God. Waarom lezen we onze bijbel? Heel vaak doen we dat alleen maar om zelf gezegend te worden. Hoe zelden lezen we het om de wil van God te leren kennen en die te doen, zodat God verheerlijkt wordt door ons leven. Waarom bidden we? Vaak is het om een bepaalde zegen voor onszelf te krijgen. Hoe zelden bidden gelovigen dat het werk van God voortgang mag hebben op aarde voor Zijn heerlijkheid. Misschien vasten en bidden we zelfs. Maar hebben we ooit erbij stilgestaan wat ons motief is? Heel vaak is het omdat we iets begeren wat we graag willen hebben. O ja, het is misschien wel iets geestelijks wat we verlangen. Misschien wel dat we vervuld worden met de Heilige Geest. Maar het motief is nog steeds egoïstisch, dat wij heel veel gebruikt worden door God, en niet dat Zijn werk groeit, ongeacht wie Hij gebruikt. Zelfzucht is nog steeds zelfzucht, zelfs wanneer het iets goeds is wat wij zoeken.
Zing je? Er zijn muzikale gelovigen die solo zingen, maar hoeveel van hen kunnen eerlijk zeggen dat ze alleen Gods eer zoeken en niet ook heerlijkheid voor zichzelf? Of we hebben een bijbelstudie en gelovigen zeggen: "Wij zijn er erg door gezegend." Wat wij benadrukken is nog steeds dat wij iets van God ontvangen hebben in die samenkomst. Of God wel of niet verheerlijkt werd is van weinig belang. In het algemeen gaan de meeste gelovigen daarheen waar ze iets kunnen ontvangen. En daarom blijven ze geestelijke baby's. Nee, geestelijke bedelaars, hun leven lang, want zelfs datgene wat ze beschouwen als hun meest geestelijke activiteiten is bezoedeld door de zonde van zelfzucht. De tragedie in 1 Corinthiërs 3:12-15, waar gesproken wordt dat al ons werk voor God verbrandt, is het rechtstreekse gevolg van het feit dat wij werk met verkeerde motieven gedaan hebben. Echt berouw houdt altijd in dat we ons afkeren van een op onszelf gericht leven tot een op God gericht leven.
De oudste zoon in de gelijkenis wordt algemeen gezien als de beste. Maar als je zijn houding nader beschouwt, ontdek je dat hij net zo fout was als zijn broer. Toen de jongste zoon tenslotte terugkeerde, vierde de vader dat met zijn hele huis in grote vreugde. De oudste zoon echter bleek niet in staat, uit pure jaloezie om te delen in die vreugde. Hij was zo boos dat er zoveel eer betoond werd aan die mislukkeling dat hij zelfs het huis niet was binnengegaan. Zijn antwoord op zijn vaders smeekbede laat de geest zien waarin hij al die jaren gediend had. "Al die jaren heb ik u gediend en ik ben niet één keer ongehoorzaam geweest. Toch hebt u voor mij nooit zo'n feest gegeven." Zijn dienst voor zijn vader was, in plaats van vreugdevol en liefdevol, berekenend en wettisch, zoals een knecht die werkt voor loon. Net zoals wij vaak doen, vergeleek hij zijn lot met dat van anderen en ontdekte veel redenen om te klagen. Zij werden meer gezegend dan ze verdienden, terwijl hij die de zegeningen verdiende, niets kreeg. Dien jij de Here op deze wijze? Lees je je bijbel en bid je als een wettische plicht die je opgelegd wordt en niet durft te overtreden? Als het alleen maar is om je geweten te sussen dat je je stille tijd hebt, dan is dat weinig meer dan een zinloos ritueel. Geen wonder dat zoveel gelovigen geen vreugde kennen in hun bijbellezen of bidden of getuigen! Geen wonder dat hun dienst voor de Here al gauw een inspanning en een last wordt, als je je, nadat je verlost bent door de genade van God, opnieuw vrijwillig onder de wet plaatst.
Door de dood van Christus zijn wij dood voor de wet, "om het eigendom te worden van een ander, van Hem die uit de doden opgewekt is (Rom. 7:16). Paulus bedoelt eenvoudig dat in plaats van de Here te dienen zoals een dienstknecht zijn meester dient, wettisch, we Hem nu mogen dienen "in nieuwheid des geestes", zoals een vrouw haar man dient, uit liefde. Er is een enorm verschil tussen deze twee. Kijk eerst naar de dienstknecht. Hij werkt onder een contract met regels en afspraken, heeft vaste uren dat hij werkt en een vast loon. In onze tijd gaat hij staken als hij vindt dat hij te hard moet werken of te weinig verdient. Menig kind van God dient Hem helaas op die manier. Hij gaat trouw naar de kerk en doet alles wat er van hem verwacht wordt. Zo hoopt hij God te behagen zodat Deze al zijn plannen in vervulling doet gaan. En als dat niet gebeurt beklaagt hij zich bij God en de mensen.
O ja, ik ben het er wel mee eens dat het beter is God te dienen uit
vreze dan Hem helemaal niet te dienen. Maar, broeders en zusters, er is een hogere en uitnemender weg - de weg der liefde (1 Cor. 12:31; 13:1). God wil niet dat wij onze religieuze activiteiten doen uit angst dat Hij ons straft als wij het niet doen. God wil dat wij Hem als een trouwe echtgenote haar man, dienen uit liefde. Zij dient hem niet voor loon of alleen bepaalde uren. Zij werkt niet volgens een contract. Als haar man invalide wordt, blijft ze hem dienen en met vreugde voor hem zorgen, ook al kost dat veel opofferingen, omdat ze hem liefheeft. Zo'n dienst verlangt God van ons. Dienst van God die gemotiveerd wordt door iets minder dan zuivere liefde voor Hem, is in Zijn ogen waardeloos. Bovendien is het dienen van God met zelfzuchtige belangen of op wettische wijze pure slavernij. Het is autorijden met zand tussen de lagers. De auto kreunt en steunt en wil niet vooruit. Dit is helaas een beschrijving van de dienst van velen van ons. Maar als je het zand verwijdert en de machine smeert, loopt de auto weer geruisloos en snel! En zo wil God je bijbellezen en je gebed maken. Hij verlangt dat je aanbidden en getuigen en alle christelijke activiteit die je doet, voort zal komen uit liefde voor Hem, in grote vreugde.
De houding van de oudtestamentische heilige, Job, staat in opvallende tegenstelling met die van de twee zonen uit de gelijkenis. In Job zien we een beeld van dienen dat aangenaam is voor God. Satan beschuldigde Job dat hij God diende voor wat hij van Hem kreeg. Had God niet Job gezegend en hem enorm rijk gemaakt? Zou niet iedereen dat willen doen voor zulke beloningen?
Om dat te testen stond God de Satan toe Job te beproeven. In één klap was hij al zijn materiële bezittingen kwijt en daarna zijn kinderen en tenslotte zelfs zijn gezondheid. Toch bleef Job in al deze rampen God prijzen. Laten we nog eens kijken wat hij zegt: "De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd … Zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?" … "Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem hopen" … "Hij toch zal mij tot heil zijn"… "Maar ik weet: mijn Losser leeft" … "Nadat mijn huid aldus geschonden is, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen" … "Toetste Hij mij, ik kwam als goud tevoorschijn" (Job 1:21; 2:10; 13:15,16; 19:25-27; 23:10). Zo vasthoudend was zijn trouw dat God aan het eind Job prijst voor zijn woorden (42:7). En nadat gebleken was dat Jobs motief in het dienen van God zuiver was, zegende God hem met het dubbele van wat hij eerst had. Zij die dezelfde geest van Job laten zien, zijn degenen die Gods volste
zegen ontvangen. En vergeet niet dat Job maar een oudtestamentische heilige was. Als hij tot zulke hoogten kon komen, hoeveel temeer een nieuwtestamentische heilige!
Meer dan tweehonderd jaar geleden ontstond in Tsjecho-Slowakije de Moravische Zendingsbeweging, een opmerkelijk werk van God. Daaruit kwamen enkele bijzondere zendelingen voort, mensen met een buitengewone toewijding aan de Here, zoals we zelden meer zien in onze tijd. Sommigen van hen waagden het naar Afrika te gaan met het evangelie en vonden daar een leprakolonie. Ze verlangden om het goede nieuws van Christus aan die melaatsen te verkondigen, maar werden verboden om daar binnen te gaan, want als ze er weer uitkwamen zouden ze de besmettelijke ziekte verspreiden. Zo groot was hun verlangen om die zielen voor Christus te winnen, dat ze toen besloten om levenslang in die kolonie te blijven, bereid om voor Zijn zaak daar te leven en te sterven.
In een ander voorbeeld hoorden de Moravische broeders van een eiland in West Indië dat uitsluitend bevolkt was door slaven. Alleen een slaaf mocht daar naartoe. De last om deze slaven voor Christus te winnen was niettemin intens. Ze gaven hun vrijheid op en verkochten zichzelf aan de meester van dat eiland als levenslange slaven, opdat zij het heerlijke evangelie aan hun medeslaven konden verkondigen.
Waarom brachten deze mannen zulke offers? Kun je het verklaren uit zelfzuchtige motieven? Of was het om een reputatie op te bouwen, wat vandaag het doel van veel christelijk werk schijnt te zijn? Of was het om wettische redenen om God gunstig te stemmen? Nee, helemaal niet. Niets dan pure liefde voor Christus bracht deze mensen er toe alles op te geven wat deze wereld kostbaar acht, om onder deze melaatsen en slaven voor het Lam de beloning voor Zijn lijden te winnen. Zij die iets van eeuwige waarde op aarde tot stand hebben gebracht dienden allemaal hun Heer uit liefde. Het was pure liefde die Jacob door die veertien jaar van dienen om Rachel bracht (Gen. 29:20). Zijn liefde voor haar deed hem de inspanning van het werk vergeten. Liefde voor Christus zal ook jou en mij met vreugde door de zwaarste dienst leiden.
We willen nu stilstaan bij de verschijning na Zijn opstanding aan Zijn discipelen in Johannes 21:15-17. Voor de kruisiging had Petrus de Here drie keer verloochend. Dit was het droevige einde van drie en een half teleurstellende jaren die hij met de Here gehad had, waarin hij trots en aanmatigend gebleken was. Toch zei de Here niets over zijn zwakheden toen Hij Petrus het weiden van Zijn schapen wilde toevertrouwen. Hij spoorde hem ook niet aan voortaan wat nederiger te zijn en meer te bidden en vrijmoedig te getuigen en indien nodig vervolging te doorstaan om de naam van de Here. Nee, Hij stelde dergelijke vragen niet, hoewel dat de kwalificaties zijn die een geestelijk man, en vooral iemand die een leidende functie onder Gods volk heeft, dient te hebben. De Here Jezus wist dat één enkele vraag voldoende zou zijn. Als op die vraag een echt antwoord zou komen, zou de rest automatisch volgen. "Heb je Mij meer lief dan alles en iedereen?" Liefde voor Christus is de ware toets voor iemands geestelijk leven. Als iemand opgeklommen is tot een hoge positie in de kerk, misschien zelfs die van bisschop, nemen wij gewoon aan dat hij wel een geestelijk mens zal zijn. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Het is de wedergeboorte en de daaropvolgende liefde voor Christus die iemand geestelijk maakt. Het is vandaag zelfs mogelijk dat een bisschop in de kerk niet eens wedergeboren is. Het hebben van een theologische graad is ook geen garantie. Zelfs het doorlopen van een goede evangelische bijbelschool maakt een mens niet geestelijk. Wij vergissen ons vaak door ons blind te staren op uiterlijke dingen, wat die ook mogen zijn, en te denken dat ze kenmerken zijn van geestelijk leven.
Er is maar één toets van echt geestelijk zijn in de ogen van God en dan ook maar één. Hoe groot is je liefde voor Hem. Uiteindelijk is dat iets tussen jou en de Here alleen. Hij stelt de vraag: "Heb je Mij lief?" en jij moet een eerlijk antwoord daarop geven.
Toen Izak Rebekka liefhad, zocht hij niet haar dienst, maar haar liefde. Dat zoekt de Here ook. Daar waar echte liefde is, is een spontane uiting van liefde.
Samen met Abrahams knecht maakte Rebekka een reis van zo'n duizend kilometer vanuit Mesopotamië naar Kanaän. Wat denk je waar ze tijdens die reis over spraken? Als ze Izak werkelijk liefhad, dan heeft Rebekka onderweg allerlei vragen gesteld. Ze wilde van alles over hem weten. Met precies zo'n honger zal een gelovige die de Here Jezus echt liefheeft, de bijbel lezen. Dag aan dag nodigt hij de Heilige Geest uit om hem meer van de schoonheid van de Here te laten zien. Dit was het ene ding dat David van de Here vroeg (Ps. 27:4). Alle eeuwen door zijn er mensen geweest die David hierin navolgden. Samuel Rutherford lag in een smerig gevangenishok toen hij uitriep: "O mijn Heer, als er een brede hel tussen U en mij zou zijn, als ik niet bij U kon komen, tenzij ik erdoorheen moest waden, dan zou ik me geen twee keer bedenken, maar ik zou erdoorheen waden en U omhelzen en U de mijne noemen." Helaas zijn er maar weinigen die zo'n honger en dorst hebben. Moge de Here ons opnieuw laten zien dat de mate van onze liefde voor Hem de ware maatstaf is van ons geestelijk leven. En opdat we onszelf niet voor de gek houden, moeten we de meetstok die Hij zelf gegeven heeft niet vergeten. Het bewijs van onze liefde is eenvoudig onze gehoorzaamheid (Joh. 14:15, 21, 23, 24).
In het laatste bijbelboek wordt deze ernstige waarheid bevestigd. Daar bestraft de Here de gemeente van Efeze omdat ze hun eerste liefde verzaakt hadden (Op. 2:1-5). In andere opzichten was het een opmerkelijke gemeente. De christenen daar hadden met inspanning en volharding gewerkt, ze konden de kwaden niet verdragen, ze hadden valse apostelen ontmaskerd, ze hadden volharding en kwaad verdragen om Zijns Naams wil. Zij waren met hart en ziel in het werk van de Here en niets had hen tegen kunnen houden. Toch, ondanks dit alles heeft de Here iets tegen hen. Dit was zo'n ernstig gebrek dat het hun bestaan als getuigenis van Hem zelfs bedreigde. Zij waren gevallen van een geweldige hoogte, zei Hij, en als ze zich niet bekeerden, zou Hij Zijn zalving van hen wegnemen, het teken van Zijn instemming met hun getuigenis. Wat was dit ernstige gebrek? Het was alleen dit dat ze koud waren geworden in hun liefde voor Hem. Zij hadden hun eerste liefde niet verloren, ze hadden die verzaakt en leefden op een ander niveau. Ze waren zo druk met hun samenkomsten en speciale weekenden en conferenties, zo te zeggen, en in vele andere vormen van christelijke activiteiten dat ze de Ene waarvoor al die andere dingen bestonden, uit het oog verloren. Dit toont duidelijk aan dat het de Here niet in de eerste plaats om onze activiteiten gaat, maar om de toewijding van ons hart aan Hem. De duivel weet dit en doet zijn uiterste best om ons zo druk bezig te houden met christelijk werk, wat dan ook, dat we geen tijd hebben voor onze gezegende Here en zo onze persoonlijke toewijding aan Hem verzaken.
Jezus waarschuwde ons dat in de laatste dagen de zonde zo zou toenemen dat de liefde van de meesten zou verkillen (Mat. 24:12). We leven nu in die dagen. Onder de grote meerderheid van de belijdende volgelingen van de Here is de geestelijke temperatuur onder nul. Tenzij we zelf voortdurend waakzaam zijn, zullen we ontdekken dat die koude atmosfeer ook in ons leven binnensluipt. Mijn broeders en zusters in Christus, zelfs al verlies je al het andere, houdt dit ene vast - je liefde voor je Here. Zeg met David dat je slechts één ding van de Here vraagt met geheel je hart en dat zoekt al de dagen van je leven.
"De meeste van deze is de liefde. Jaagt de liefde na"
(1 Cor. 13:13; 14:1).
"En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, liep er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen; u zult niet doden; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis spreken; u zult niemand benadelen; eer uw vader en uw moeder. Maar hij antwoordde Hem: Meester, al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jeugd af. En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan hierheen, neem het kruis op en volg Mij. Maar hij werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij bezat vele goederen" (Marc. 10:17-22, Herz. S.V.).
We lezen hier van een rijke jonge man die met groot verlangen bij de Here komt, maar teleurgesteld weggaat. Het was een heel bijzondere jongeman, want er staat dat hij naar Jezus toe rende (Eng. V.) waardoor hij zijn verlangen om de waarheid te leren kennen liet zien en hij viel op zijn knieën, waaruit zijn nederigheid bleek. Bovendien toonde zijn vraag een belangstelling in de eeuwige dingen die zeldzaam is onder jonge mensen, en misschien nog zeldzamer onder rijke jongelui. En dan, toen Jezus tot hem sprak over de geboden, kon hij zonder aarzelen zeggen dat hij ze alle gehouden had. Hij had nooit overspel gepleegd, nooit iemand gedood, nooit gestolen, nooit een vals getuigenis gesproken, nooit iemand bedrogen en nooit zijn vader en moeder onteerd. Omdat Jezus dit getuigenis niet betwist, moeten we toegeven dat hij een bijzondere jongen was, eerlijk, oprecht, moreel en ijverig. En toch legde Jezus ondanks dit alles Zijn vinger op dat ene dat nog ontbrak in zijn leven, iets zo belangrijks dat zonder dat al zijn goede eigenschappen niet baatten. Omdat hij vastzat aan zijn materiële bezittingen, was hij niet bereid zijn kruis op te nemen en de Here te volgen.
We lezen in vers 21 dat Jezus, toen Hij hem aanzag, hem lief kreeg.
Jezus zag de geweldige mogelijkheden in zijn jonge leven die gebruikt zouden kunnen worden voor de eer van God - of misbruikt voor hemzelf en de duivel. En Hij kreeg hem lief. Als in onze tijd de Here naar jonge mensen kijkt, kijkt Hij precies op dezelfde manier. Hij ziet de latente mogelijkheden in elk jong leven, en Hij weet ook hoe de meeste van deze levens verspild worden aan dingen die niet eeuwig duren. Heel veel jongelui vandaag worden door zulke dingen verblind. Net als deze jongeling gaan ze "bedroefd heen". Ze zijn niet bereid de prijs te betalen die het volgen van Jezus met zich meebrengt, en dus missen zij net als hij het grote voorrecht om in hun leven het doel waartoe ze geschapen en verlost werden te vervullen. Het verdriet dat ze kiezen is eeuwig hun deel! Velen die bekend zijn met de uitnodiging van de Here in Mattheüs 11:28 aan de vermoeide en belaste zondaars, zijn onwetend wat betreft de woorden van Jezus die daar onmiddellijk op volgden. Tegen hen die Zijn roep hoorden: "Komt tot Mij", zei Hij daarom: "Neemt mijn juk op u en leert van Mij" (vers 28,29). Dat is hetzelfde als wat Jezus ergens anders zegt: "Hij neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij". Maar de twee uitspraken van Jezus in vers 28 en 29 mogen niet gescheiden worden. Hij wilde dat allen die tot Hem kwamen ook hun kruis op zich zouden nemen en Hem volgen, en Hij verwachtte niet dat iemand tot Hem zou komen die niet bereid was te volgen. De Here Jezus heeft de mensen nooit twee verschillende niveaus van toewijding aangeboden, één voor hen die alleen verlossing en toegang tot de hemel wilden en een ander voor hen die bereid waren hun kruis op te nemen en Hem volledig te volgen. Hij hield hun slechts één standaard voor. Allen die voor vergeving van zonden tot Hem kwamen, moesten ook Zijn volle doel en plan volgen. Veel christelijke predikers laten twee aparte standaards zien, één het aanvaarden van Christus als Heiland en de tweede het aanvaarden van Hem als Heer. Maar dat is, met Paulus' woorden, "een ander evangelie" en niet het evangelie van Christus dat de apostelen verkondigden (Gal. 1:6-9). De mensen hebben gescheiden wat God samengevoegd heeft en deze scheiding van de twee essentiële ingrediënten van de christelijke boodschap is de oorzaak van zoveel gebrek aan vitaliteit in de christelijke
kerk vandaag de dag.
Misschien hebben slechts weinigen onder ons begrepen wat kruisdragen werkelijk inhoudt. Velen van ons praten over de incidentele lasten van het leven als ons kruis. Anderen zien lichamelijke kwalen als een kruis. Weer anderen gebruiken het woord voor hun lastige vrouwen of ruwe mannen of ongehoorzame kinderen. Ik zeg je dat dit evenmin onze kruisen zijn als de gouden kruisjes die mensen om hun hals dragen. Dit is niet het kruis waar Jezus over sprak toen Hij zei: "Hij neme zijn kruis op". De christelijke kerk heeft van het kruis een mooi, religieus symbool gemaakt, zodat de meeste mensen een verkeerde indruk hebben van wat Jezus werkelijk bedoelde.In de tijd dat Jezus op aarde wandelde was het kruis een middel om iemand te doden. Het was een voorwerp van schande. Als je in die tijd in Jeruzalem gewoond had en je zag op een dag een man in de straat lopen die een kruis droeg, omringd door Romeinse soldaten, zou er bij jou geen twijfel aan bestaan waar die man heenging. Hij ging naar de plaats van executie. Hij had vaarwel gezegd tegen zijn familieleden en vrienden en liep nu een weg waarlangs hij nooit meer zou terugkeren. Hij had de wereld vaarwel gezegd en verliet nu deze wereld voor altijd. Niets van wat hij bezat zou hij ooit weerzien. En bovendien verliet hij deze wereld op een zeer schandelijke en vernederende wijze. De dood aan het kruis was een schandelijke dood. Dit alles lag besloten in wat Jezus bedoelde toen Hij de mensen, zoals ook de rijke jongeling, opriep hun kruis op te nemen en Hem te volgen. Want volgen betekent dezelfde weg gaan, en Jezus was op weg naar Jeruzalem om gekruisigd te worden. Als we dit beeld van het kruis niet voor de geest hebben, zullen we nooit ten volle begrijpen wat Jezus bedoelde toen Hij over het kruis sprak in het leven van de gelovige.
Maar er is nog iets wat ik wil opmerken voor we verder gaan, en dat is dat Jezus nooit iemand dwingt om het kruis te dragen. We hebben in het vorige hoofdstuk gezien dat God altijd de vrije wil van de mens respecteert. Jezus zei: "Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op" (Luc. 9:23). Er is hier geen sprake van dwang. Hij verlangt alleen onze gewillige toewijding aan het hele voornemen van God.
Bij een andere gelegenheid sprak de Here Jezus over een graankorrel die in de aarde viel en stierf en zo vrucht droeg (Joh. 12:24). Ook daar doelde Hij op Zijn op handen zijnde dood aan het kruis, maar het principe van dat vers heeft betrekking op allen die verlangen om een geestelijk vruchtbaar leven te leven. Een graankorrel blijft een korrel zolang hij met andere korrels in de graanschuur ligt. Als hij vrucht wil dragen moet hij gescheiden worden van alle andere korrels en alleen in de grond vallen en daar sterven. Alleen dan komt hij weer tevoorschijn in triomfantelijke vruchtbaarheid.
Ons onderwerp in dit hoofdstuk is dus onze dood met Christus en opnieuw willen we dat overdenken in drie punten. Eerst zien we dat het kruis een scheiding met zich meebrengt; in de tweede plaats dat het kruis dood betekent en in de derde plaats dat het overwinning en vruchtbaarheid brengt.
Toen Jezus werd gekruisigd op Golgotha, hingen er aan weerszijden twee dieven, met Jezus in het midden. Ze waren gescheiden in hun lichamelijk lijden door het kruis van Jezus. In hun dood waren ze voor eeuwig gescheiden, één voor eeuwig verloren, de ander voor eeuwig met Jezus.
Dit is een beeld van wat het kruis van Jezus altijd doet. Het scheidt mensen die het licht kiezen van de mensen die de duisternis liever hebben. Ja, het scheidt.
Er zijn vandaag veel oprechte christenen die denken dat elke poging om scheiding tussen mensen te brengen altijd van de duivel is en dat elke beweging die eenheid zoekt altijd van God komt. Dat komt alleen doordat ze niet vertrouwd zijn met hun bijbel. De bijbel spreekt al op de eerste bladzijde over scheiding. In Genesis 1:3 lezen we over de schepping van het licht en in vers 4 lezen we dat God zag dat het licht goed was. Daarna scheidde Hij het licht van de duisternis. Als Hij die twee niet verhinderd had zich te vermengen, was er waarschijnlijk een soort schemering ontstaan, maar God had het licht geschapen met een speciaal doel, om leven te schenken. Zo zien we dat God de eerste was om een scheiding te maken. God is een God van onderscheid en de hele bijbel door vinden we dit principe heel duidelijk. Bovendien leidt een scheiding van principes al gauw tot een scheiding tussen mensen. God verbood Israël om zich door huwelijken te vermengen met de omringende volkeren, omdat zij een licht moesten zijn voor de volkeren die in duisternis zaten. Om dezelfde reden wordt de gemeente in het Nieuwe Testament gezegd zich af te scheiden van de wereld (2 Cor. 6:14). In feite betekent het Griekse woord ekklesia, dat met gemeente vertaald wordt, zelf "een uitgeroepen, afgezonderde groep mensen".
De gemeente en de wereld hebben dus iets gemeenschappelijks met de twee misdadigers die aan weerskanten van Jezus hingen. Beiden waren oorspronkelijk slecht, maar één kreeg vergeving en was gerechtvaardigd omdat hij berouw had. De ander bleef volharden in de zonde en stierf zonder vergeving. Hun eeuwige bestemming was dus verschillend, net zoals die van de wereld en de gemeente. Want de geest van de wereld is volledig tegengesteld aan de Geest van God, omdat deze de duisternis liefheeft en zich afkeert van het licht. Ze kiest haar eigen bestemming en vindt die.Helaas betekent het afgezonderd zijn voor God ook vaak een afzondering van de godsdienstige wereld. Als wat doorgaat voor de christelijke kerk leeft naar de geest van deze wereld en niet naar de Geest van God, en zich laat leiden door de tradities van mensen in plaats van door het Woord van God, dringt zich een keuze aan ons op. Op datzelfde uur dat de Here Jezus buiten de stad Jeruzalem gekruisigd werd, aanbaden in de stad de priesters en religieuze leidslieden God in de tempel. Ze hadden Zijn Zoon gekruisigd buiten de poort en in hun blindheid gingen ze door met hun godsdienstige rituelen in de stad, in het geloof dat God een welgevallen in hen had! Maar de Here Jezus zelf stond zowel in Zijn leven als in Zijn dood buiten alle godsdienstige vormen en dat geldt ook voor Zijn ware discipelen (Joh. 16:2). Er zijn tegenwoordig veel belijdende christelijke kerken die, net als de gemeente in Laodicea, zich in dezelfde positie geplaatst hebben als die Joden. Ze gaan door met hun activiteiten en denken dat alles goed is met hen, terwijl al de tijd de Here zelf buiten de kerkdeur staat (Op. 3:14,20).
Er is een verhaal van een Amerikaanse neger die pas de Here had aangenomen en die een kerkdienst wilde bijwonen in een bepaalde stad in het zuiden van de Verenigde Staten. Hij realiseerde zich niet dat de christelijke kerk ook aan rassendiscriminatie deed, en dat deze kerk alleen voor blanken was, en was verbaasd toen de koster weigerde hem toe te laten. Hij ging teleurgesteld heen en zei het tegen de Here in gebed. De Here antwoordde, zo gaat het verhaal: "Trek het je niet aan, Mijn zoon, Ik heb zelf vaak geprobeerd binnen te komen in die kerk, al sinds haar oprichting, en het is Me niet gelukt; dus wees niet verbaasd dat ze jou ook wegsturen." Als het Woord van God terzijde gesteld wordt door de tradities van de kerk, ontstaan er zulke vooroordelen. De christen die zijn kruis opneemt en Jezus volgt zal merken dat hij in de geest afgescheiden is van een christendom dat zulke wereldse eigenschappen heeft. Om zo apart te staan is nooit gemakkelijk.
Tegenwoordig wordt er veel gesproken over oecumenische eenheid onder christelijke kerken. Daarom zijn velen bang om afscheiding te prediken uit angst dat hun gemeente hen beschouwt als liefdeloos en onchristelijk. Het is daarom goed voor ons de woorden van Jezus in Lucas 12 vers 51 en 52 in gedachten te houden, zodat we niet een onevenwichtig beeld krijgen van wat echte Christusgelijkvormigheid betekent. Jezus zegt hier met grote nadruk dat Hij gekomen is om verdeeldheid te brengen. Uiteraard is er een eenheid die volledig overeenkomstig de Schrift is. Het is de eenheid waarvan Jezus sprak in Johannes 17, die haar karakter ontleent aan de eenheid van de Godheid ("in ons", vers 21) en het is veelbetekenend dat Jezus in ditzelfde hoofdstuk ook heel nadrukkelijk sprak over afzondering (vs. 16). Het is ook de eenheid waar Efeze 4:3 over gaat, de eenheid des Geestes. Dit is één ding; een door de mens gemaakte eenheid is totaal iets anders. Deze heeft geen betere toekomst dan de eenheid die we zagen bij de torenbouw van Babel (Gen. 11:1-9).
Afscheiding van de wereld is in feite een leidraad door het hele Nieuwe Testament. Voordat Jezus aan het kruis ging zei Hij tegen Zijn discipelen dat ze niet tot de wereld behoorden. Jezus zelf was "niet van deze wereld", maar Hij zei ook heel duidelijk dat Zijn discipelen evenzeer tot een andere wereld behoorden. En omdat ze niet tot deze wereld behoorden, zouden ze de wereld een moeilijke plaats vinden om in te leven (Joh. 15:19; 17:16). Bovendien is het de verantwoordelijkheid van de discipel zichzelf onbesmet van de wereld te bewaren (Jac. 1:27). Want de gemeente is de bruid van Christus, geliefd en verworven door Hem en geheiligd door Hem (Ef. 5:25-27). Dit verklaart Paulus' "ijver Gods" waarmee hij waakt over de Corinthiërs. Hij zei dat hij verlangde hen als een reine maagd voor Christus te stellen en hij vreesde dat de duivel hen misschien zou verleiden (2 Cor. 11:2,3). Het verklaart ook de buitengewoon strenge woorden: "Overspeligen, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is?" (Jac. 4:4). Ja, de bijbel heeft veel te zeggen over afscheiding van deze wereld.
Maar we willen duidelijk stellen dat waar de bijbel over spreekt niet afscheiding is in de zin van afstand. Het is geen uiterlijke, fysieke afscheiding van de mensen in de wereld. Beslist niet! Het is een afscheiding van het hart. Velen hebben gedacht dat ze dichter bij God konden komen door als kluizenaars op een eenzame plaats te gaan wonen waar ze geen contact hebben met de mensen van de wereld. De monnik die zich in een klooster opsluit of de non die zich terugtrekt binnen de muren van een convent, heeft de betekenis van de bijbelse afscheiding niet begrepen. Deze afscheiding betekent ook niet dat je speciale kleren draagt. Jezus zelf heeft nooit over zulke middelen van een uiterlijke onderscheiding gesproken, of die gepraktiseerd. Wat Hij leerde was dat de geest vrij moest zijn van de geest van de wereld, zelfs al leefde je er middenin.
Wij zijn wezens in een vreemd element. Een schip in de oceaan is omringd door water en toch dringt het zeewater niet in het schip. Als een gelovige zo leeft, zal hij zeker bespot worden en vroeg of laat tegenstand krijgen van de wereld. De wereld wordt al gauw een ongemakkelijke plaats voor hem. Jezus waarschuwde Zijn discipelen van te voren dat deze vijandschap onvermijdelijk was als een gevolg van het volgen van Jezus (Joh. 16:33). Als een christen een hemelburger is, dan is de aarde duidelijk niet zijn natuurlijk element. Hij is als een vis op het droge en hoeft niet verbaasd te zijn als hij het moeilijk vindt om hier op aarde zijn bestaan te hebben. Er zou een wonder voor nodig zijn om een vis op het droge in leven te houden en er is ook een wonder nodig voor de ware gemeente van Christus om op aarde te leven. Maar dat is juist Gods bedoeling - een leven van dagelijkse afhankelijkheid van Zijn wonderwerkende kracht.
God verwacht dat Hij een grote kloof zal zien tussen Zijn volk en de geest van deze wereld, een kloof zo diep en breed als die, die het paradijs scheidt van de hel (Luc. 16:26), een kloof die nooit overbrugd kan worden. Vrij te zijn van de geest van de wereld is altijd Gods verlangen voor de Zijnen geweest. Helaas moet menig gelovige deze les nog leren en zolang hij dat niet doet, blijft hij krachteloos en gefrustreerd.
Het was deze vrijheid van geest die Abraham, nadat hij het geleerd had, in een positie van kracht en vruchtbaarheid bracht. Dit is duidelijk te zien in Genesis 22. Daar zei God tegen Abraham dat hij zijn enige zoon moest offeren. Dit was niet omdat Hij Izak wilde doden (zoals blijkt uit vers 12) maar om Abraham vrij te maken van elke buitensporige liefde voor de jongen. Abrahams bruikbaarheid als dienaar van God was het punt hier. God wilde dat hij vrij zou zijn van elke zelfgerichte bezitsdrang in zijn houding ten aanzien van Izak. Hij wilde dat Abraham Izak voortdurend zou zien als een goddelijke gave.
Als de Here materiële bezittingen en andere dingen die ons dierbaar zijn van ons afneemt of ze ons onthoudt, handelt Hij met ons zoals met Abraham. Dit verklaart waarom Hij de rijke jongeling vroeg alles wat hij had te verkopen. Hij zat te vast aan zijn geld. Materiële dingen op zich zijn niet zondig. Pas als ze een belemmering vormen om de Here te volgen, worden ze zondig. Dit is ook waarom de Here ziekten en sterfgevallen in onze familie toelaat, om ons innerlijk los te maken van een te grote genegenheid voor onze geliefden (Luc. 14:26,27). Ware afscheiding houdt ook in dat we alles wat we hebben, beschouwen als ons toevertrouwd en dus niet van onszelf, maar van de Here, en ons gegeven om te gebruiken voor Zijn glorie.
We kunnen onszelf tot Gods kinderen rekenen, maar als we dit aspect van het kruis van Christus niet aanvaard hebben, met alle kosten daarvan, zullen we nooit de voorrechten van zoonschap genieten die God bedoelt voor al Zijn zonen en dochters (2 Cor. 6:14-18). Broeders en zusters, er is een rijkdom waar we nooit van hebben kunnen dromen, die God bedoeld heeft voor ons. Wij hebben die nog niet ontvangen en Hij kan ons die ook niet geven, omdat ons hart afgetrokken wordt en onze handen vol zijn van de dingen van de wereld.
Als wij werkelijk het kruis aanvaarden waar Jezus over sprak, betekent dit de dood voor ons. Als de graankorrel in de aarde valt en vertrapt wordt en tenslotte ontkiemt, heeft hij geen schoonheid meer. Op precies dezelfde wijze is een gelovige die zijn kruis opneemt en Jezus volgt, niet langer aantrekkelijk voor deze wereld. De wereld veracht hem. Misschien waren er vroeger veel dingen in hem die ze bewonderden, maar nu niet meer. Evenals zijn Heer wordt hij nu veracht en verworpen door de mensen.
Net zoals in oudtestamentische tijden het vuur de offerande verteerde die op het altaar gelegd werd en er niets dan as overbleef, zo brengt ook het kruis van Christus een mens de dood. Ware toewijding aan de Here betekent altijd de dood. Het vuur van God verteert elk leven dat Hem toegewijd is zo, dat die ziel niet meer voor zichzelf of voor de wereld kan leven, maar alleen voor God. Hij is dood voor deze wereld en deze wereld is dood voor hem (Gal. 6:14). Er is heel veel oppervlakkige toewijding onder christenen vandaag die geen enkele rekening hiermee houdt. Maar de Heiland zei: "Die neme zijn kruis op" en dit is de enige toewijding die God aanvaardt. Geen oudtestamentisch offer dat niet verteerd werd door het vuur op het altaar werd door God aanvaard. Misschien hebben we vaak onszelf aan God gegeven om Zijn zegen te ontvangen, maar hebben we ook onszelf aan Hem gegeven om op deze wijze te sterven? Hebben wij God toegestaan uit ons leven weg te nemen wat Hij maar wil en alle ambities en plannen die we voor onszelf gemaakt hebben in de as te leggen? Dat is wat het kruis betekent.
Het is inderdaad verbazingwekkend te zien dat christenen die belijden de Here Jezus te volgen, toch tegelijkertijd proberen geaccepteerd en populair te worden in deze wereld die Hem gekruisigd en verworpen heeft. Dat kan alleen maar een namaak christendom zijn. Aanvaarding en populariteit in de wereld, of zelfs in christelijke kringen, zijn geen aanwijzing van Gods zegen. Integendeel, het is iets waar Jezus zelf ons voortdurend voor waarschuwde (Luc. 6:26). Voor Hem deed het er niet in het minst toe of de wereld Hem accepteerde of verwierp, want in Zijn geest was Hij al lang voordat Hij naar het kruis ging, gestorven voor deze wereld. Niet dat Hij probeerde Zich onpopulair te maken bij de wereld, maar aan de andere kant stoorde het Hem niet als het doen van de wil van de Vader dit effect had.
Dat moet ook de geest van de discipel zijn. Daarom noemde Paulus zichzelf "een dwaas om Christus' wil" (1 Cor. 4:10). Overal waar Paulus heenging waren er die hem een dwaas vonden. Maar dit alles raakte hem niet. Net als zijn Meester was hij voor de wereld gestorven.
Er was eens een man die in de stad waar hij woonde van de Here getuigde door in de straten te lopen met een reclamebord om zijn lichaam waarop bijbelverzen waren geschreven. Als gevolg daarvan lachten velen in de stad hem uit en maakten hem belachelijk. Op een dag had hij op de voorkant van het bord deze woorden geschreven: "Ik ben een dwaas om Christus' wil" en op de achterkant: "Wiens dwaas ben jij?"
Begrijpen wij dat als we niet bereid zijn om Christus' wil dwazen te zijn, we dwazen van de duivel zijn, of we dat beseffen of niet? Het kruis aanvaarden betekent de positie van dood voor deze wereld aanvaarden, zodat het er niet langer toe doet of de wereld je prijst of bekritiseert. Dit is bij veel jonge mensen vaak "het ene ding dat ontbreekt" en dat hun effectieve dienst voor de Here aanzienlijk beperkt en vaak totaal verhindert. We kunnen veel diploma's en titels hebben en veel gaven en talenten, maar die zijn alle van geen nut in de dienst voor de Here als ons dit ene ding ontbreekt.
Het kruis betekent niet alleen dat we dood zijn voor de wereld. Het betekent ook dat we dood zijn voor onze eigen wil. Dit is moeilijker dan wat we tot nu toe besproken hebben, want het houdt in dat we niet langer onze eigen weg willen gaan, maar de weg van de Here. Het betekent ook dat we niet langer opkomen voor onze eigen rechten. We willen het niet langer vergelden als anderen ons kwetsen. Dit is de standaard van leven die Jezus Zijn discipelen voorhield in Zijn bergrede (Mat. 5, 6 en 7). Hoe heel anders is dit dan het soort leven dat we dagelijks om ons heen zien, niet alleen bij de ongelovigen, maar helaas ook bij veel gelovigen! Velen hebben naar deze standaard van Jezus in deze hoofdstukken gekeken en gezegd dat het te moeilijk is om zo te leven. Het is niet alleen te moeilijk, het is onmogelijk! Tenzij we bereid zijn het kruis in ons dagelijks leven te aanvaarden, is het een onmogelijkheid. Maar als ons leven zich onderworpen heeft aan de heerschappij van Christus, kunnen we vol vreugde weigeren om terug te vechten en ons zachtmoedig onderwerpen aan alles wat mensen ons aandoen, omdat we weten dat God ze heeft toegelaten ons zo te behandelen.
Dit was Jezus' houding tijdens Zijn terechtstelling. Hij had met één woord tweeënzeventigduizend engelen te hulp kunnen roepen, maar Hij weigerde dat. Ootmoedig onderging Hij de valse beschuldigingen, de beledigingen, de slagen, de kruisiging, omdat Hij geloofde dat Zijn Vader dit alles had toegelaten. Hij werd als een worm behandeld (Ps. 22:7), versmaad en onder de voeten vertreden. Het verschil tussen een slang en een worm is dat als je op de eerste trapt, hij je gaat bijten, maar als je op een worm trapt, zelfs al verpletter je hem, hij doet niets terug. In de ene zie je de geest van de duivel, in de andere die van Gods Zoon. Wanneer mensen ons kwaad doen, ons beledigen of onze rechten met voeten treden, reageren wij altijd op één van deze beide manieren. Welke is dat tot nu toe geweest?
Ben je grof beledigd en diep vernederd? Als je het kruis aanvaardt, betekent dit dat je bereid bent om de Heilige Geest je tong te laten vastbinden, zodat je je niet verdedigt, en je handen in de boeien te slaan zodat je niets terug schrijft, en je hart zacht te maken, zodat je met liefde reageert op haat, met zegen op vloek en met vriendelijkheid op ruwheid. Je vrienden en zelfs je eigen gekwetste ego zeggen in zo'n situatie dat je de vernedering niet passief moet ondergaan en dat je de persoon die jou beledigd heeft niet zonder meer kunt laten gaan. Maar de Heilige Geest wijst je de weg van het kruis en zegt: "Nee, doe niets, zeg niets. Laat Mij in plaats daarvan die persoon door jou heen liefhebben."
Naar welke stem ga je luisteren? Je komt zulk soort situaties dagelijks tegen zolang je in deze zondige wereld leeft - en soms zijn het zelfs gelovigen die je onheus bejegenen! Denk er bij zo'n gelegenheid aan dat er maar twee mogelijkheden van reageren zijn. Of je aanvaardt bereidwillig de dood van jezelf, of anders kruisig je de Here opnieuw. De wereld kan Christus niet opnieuw kruisigen, maar het is in zekere zin mogelijk dat gelovigen dit doen (Heb. 6:6). We doen dat elke keer als we het kruis weigeren in ons leven. Het is onze weigering om de weg van het kruis te gaan in zulke situaties die ons geestelijk leven verlamt. Als je het kruis daar aanvaardt, dan wordt ons hart niet alleen vervuld van blijdschap, we banen ook de weg voor meer goddelijke vruchtbaarheid.
Ik wil nogmaals zeggen dat als we op deze manier het kruis aanvaarden, we in niets meer onze eigen weg willen gaan, maar alleen de weg van de Here. Dit lag besloten in het gebed van Jezus zelf in de Hof van Gethsemane: "Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede." Het ligt ook besloten in Paulus' voorbeeld van de huwelijksrelatie om onze eenheid met Christus te illustreren: "Gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles" (Ef. 5:24). Wat betekent die onderdanigheid? Het kan alleen de kruisiging van onze eigen wil betekenen, zodat we van nu af aan alleen Zijn wil doen. Dit was de geest van Christus toen Hij naar het kruis ging en het was vanwege deze geest dat Hij de machten van de duisternis kon verslaan.
Broeders en zusters in Christus, hebben jullie je zo aan Hem overgegeven dat je niets anders verlangt dan Zijn wil, ook al kan dat betekenen dat je telkens weer nee moet zeggen tegen je eigen wil? Er is altijd een kruis op de weg van hen die Gods wil willen doen.
Bovendien, zoals de dood iemand van deze wereld overbrengt naar een andere, zo brengt het aanvaarden van het kruis de gelovige over naar het niveau van het koninkrijk van Christus (Col. 1:13). Meteen begint hij de wereld om hem heen met andere ogen te zien en met een totaal nieuw waardenbesef. Geld, aardse goederen, mensen, ze worden nu allemaal gezien in het licht van het kruis, in het licht van de eeuwigheid, in het licht van het koninkrijk van Christus. Mensen worden door hem niet langer als arm of rijk gezien, als belangrijk of onbelangrijk, groot of klein, of naar hun verschillende sociale niveau. Het zijn nu allemaal zielen voor wie Christus gestorven is (2 Cor. 5:16).
Voor zo iemand hebben geld en goederen niet meer hun oude bekoring. De dingen van de eeuwigheid zijn des te aantrekkelijker geworden. Hij ziet de hele wereld en alles daarin als door God veroordeeld, en daarom gedoemd om eens te verdwijnen. Van nu af aan leeft hij alleen om de wil van God te doen en schatten te verzamelen in de hemel (1 Joh. 2:17; 1 Pet. 4:1-3). Het doet mij verdriet als ik een kind van God zie die op dezelfde manier naar materiële dingen kijkt als een ongelovige, door wereldse ogen. Zo'n ziel heeft nooit de ware betekenis van het kruis van de Here Jezus Christus gekend.
Zou jij jezelf eens willen toetsen? Wil je echt weten in hoeverre je tekortschiet? Je hoeft alleen Mattheüs 5, 6 en 7 maar te lezen en jezelf eerlijk af te vragen bij hoeveel van deze geboden van Jezus je er zelfs nooit bij stilgestaan hebt dat het nodig zou zijn ze te gehoorzamen.
Wordt vervolgd
Lijkt alles wat we gezegd hebben je nogal mistroostig? De boodschap van het kruis heeft ook een lichte kant - een positieve. En wel dat het kruis geen doel op zich is. Het is een weg tot de opstanding. In feite is het de enige weg tot het opstandingsleven. Er ligt een vreugde in het verschiet voor allen die gewillig de werking van het kruis aanvaarden (Heb. 12:2). De graankorrel die in de aarde valt en sterft blijft daar niet voor eeuwig; hij loopt uit in triomfantelijk vruchtdragen. De gelovige die de weg van het kruis aanvaardt, al wordt hij door anderen ook nog zo verkeerd begrepen, wordt uiteindelijk gerechtvaardigd door God. Er is een vruchtbaarheid die voortkomt uit zijn dood, en iets daarvan zien we soms hier al terwijl we nog op aarde zijn, maar we zullen alles in volheid zien voor de rechterstoel van Christus. Dan geeft de Here Zijn beloningen.
Het leven van Jozef is een prachtig voorbeeld hiervan. Het was een pijnlijke ervaring voor hem om verkocht te worden door zijn eigen broers, van wie hij hield, en als slaaf in een vreemd land terecht te komen. Niettemin klaagt hij niet in het huis van Potifar, maar doet trouw het werk dat hem opgedragen wordt. En als Potifars vrouw hem vals beschuldigt, blijft hij trouw aan God. Als hij in de gevangenis is geworpen klaagt hij nog steeds niet, maar aanvaardt alles als uit Gods hand en heeft geen enkele bitterheid in zijn hart. Als hij vergeten wordt door Farao's ondankbare schenker, heeft hij nog steeds geen enkele grief tegen God of de mensen. Tenslotte wordt hij de premier van Egypte. God eert hen die Hem eren (1 Sam. 2:30). Dat deed Hij toen en dat doet Hij nu. Het is misschien geen zichtbare eer in de ogen van de wereld zoals bij Jozef, maar niettemin goddelijke eer. Wat missen we veel als we de weg van het kruis vermijden!
Maar het verhaal is nog niet uit. Zelfs nadat Jozef zo'n hoge positie had, ja, alle macht in Egypte, is hij er niet op uit wraak te nemen op Potifars vrouw of op zijn broers, maar hij vergaf hun zonder meer. Menig gelovige wandelde aanvankelijk zoals Jozef wandelde en aanvaardde het lijden van het kruis bij elke stap. Daarna kwam het succes en God eerde en verhoogde hem. Maar helaas kwamen daarmee ook trots en zelfzucht en wraakgevoelens.
Jozef was zo niet. Hij bleef dezelfde nederige man, of hij nu in de gevangenis zat of op de troon. Wat een opmerkelijk mens was hij! Zo'n houding is welgevallig in Gods ogen en eert Hij. Het is de Geest van Zijn Zoon. Als die ontbreekt bij ons, moet Hij wel zeggen: "Eén ding ontbreekt u!"Het was niet door Zijn wonderen, en ook niet door Zijn prediking dat de Here Jezus de satan versloeg. Hebreeën 2:14 zegt ons dat het door Zijn dood was dat Hij de duivel onttroond heeft. Als de Here zelf de satan alleen door de dood kon verslaan, dan kunnen Zijn discipelen hem zeker niet op een andere manier verslaan. Velen hebben het idee dat als ze maar een paar wonderen konden doen in de naam van Jezus, de duivel verslagen zou zijn. Maar de duivel is door geen ander wapen verslagen dan door het kruis van Christus. Als een gelovige standvastig weigert een andere weg dan die van het kruis in zijn leven te accepteren, zal hij ontdekken dat de duivel machteloos is tegen hem. Alleen voor de mens die zich met blijdschap volkomen aan al Gods handelen met hem overgeeft, geldt het bijbelwoord dat de duivel van hem zal vluchten als hij hem weerstaat (Jac. 4:7). Het is dwaasheid om de duivel te weerstaan als we ons niet eerst aan God hebben overgegeven.
De weg van het kruis is de enige weg tot overwinning. Daarom heeft Satan zijn best gedaan om te verhinderen dat Jezus die weg zou gaan. Dat is ook waarom Satan voortdurend mannen en vrouwen probeert te verhinderen die weg voor hun leven te aanvaarden.
Petrus, met zijn goedbedoelende liefde, probeerde Jezus af te houden van het lijden van het kruis, maar Jezus herkende meteen de stem van de satan daar (Mat. 16:21-23). Misschien hebben onze vrienden en familieleden ons ook dergelijk advies gegeven toen onze weg moeilijk was. Maar denk er aan dat de stemmen die we in ons hart of van anderen horen die ons van de weg van het kruis willen afhouden, altijd het gefluister van de duivel zijn. Herkennen wij hem dan als zodanig?
In het boek Openbaring zien we de Here Jezus als het geslachte Lam. Daar zien we Golgotha vanuit hemels gezichtspunt. In de ogen van de mensen was Golgotha een nederlaag. We lezen nergens dat een ongelovige Jezus na Zijn opstanding gezien heeft en daarom wordt Golgotha nog steeds als een nederlaag gezien. Maar in de ogen van de hemel was Golgotha de grootste overwinning die ooit op aarde is behaald. Op aarde hebben ze het Lam van God gekruisigd, maar in de hemel aanbidden ze Hem. Als je bij het volgen van Jezus je rechten prijsgeeft, zeggen de mensen op aarde misschien dat je geen ruggengraat hebt, maar de hemel verheugt zich over een kind van God dat een positie van overwinning inneemt. "Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood (van het kruis) … Daarom verheugt u, gij hemelen" (Op. 12:11,12).
In Psalm 124:7 zien we het leven van een christen afgebeeld in het symbool van een vogel die ontkomen is aan de strik. Een vogel hoog in de lucht is een volmaakt beeld van de heerlijke vrijheid die God al Zijn kinderen wil doen ervaren. Bergen en rivieren kunnen het pad van aan de aarde gebonden schepsels tegenhouden, maar niet dat van een vogel. Die vliegt er hoog overheen. God heeft de mens geschapen om als die vogel te zijn, volkomen vrij, die de aarde onderwerpt en over haar heerst (Gen. 1:28). Maar de ongehoorzaamheid van de mens heeft hem als een vogel gemaakt die in een strik gevangen zit, niet in staat om te vliegen.
Alleen het kruis kan die strik breken en ons vrij maken. Er is geen andere weg. Aanvaard de dood voor deze wereld en aan jezelf, en daarin sterf je tevens aan de macht van de duivel. Zijn greep op je wordt verbroken en niets kan je tegenhouden om op te stijgen als die vogel. Dat is ware vrijheid - en dat is wat de Heilige Geest probeert in ons leven te brengen (2 Cor. 3:17). Maar de weg van het kruis is de enige weg tot die vrijheid.
Ook deze boodschap heeft een speciale toepassing voor de laatste dagen waarin wij nu leven. In 2 Timotheus 3:1-8 worden deze dagen beschreven. Er staat dat de mensen zelfzuchtig zijn (in het Engels: "liefhebbers van zichzelf"). Als gevolg daarvan openbaren ze in hun karakter alles wat volkomen tegengesteld is aan de geest van het kruis. Het is dus niet verwonderlijk dat als de vervolging tegen de christenen toeneemt, velen aanstoot zullen nemen (Mat. 24:9,10). Veel christenen die hun hele leven tevreden zijn geweest met oppervlakkige christelijke activiteiten zullen zich afkeren van de Here in die tijd, omdat hun christendom aldoor bepaald werd door hun gemakzucht en niet door het kruis van Christus. In Marcus 4:17 spreekt Jezus over zulke christenen als mensen die geen wortel hebben. Hun christendom was slechts oppervlakkig. Telkens wanneer God probeerde hun wortels te sterken door ze gelegenheden te geven het kruis in hun leven te aanvaarden, vermeden ze die.
Er is maar één weg die een mens binnen kan brengen in de volheid van leven in Christus. We kunnen langs andere wegen gaan als we dat willen, maar we zullen nooit Gods doel bereiken langs een andere weg. Al onze gaven en talenten verspillen we als we de weg van het kruis in ons leven vermijden. We kunnen die aanvaarden of afwijzen; de keus is aan ons.
Sadhu Sundar Singh zei altijd dat wanneer we in de hemel komen, er
geen tweede kans is om het kruis om Jezus' wil te dragen. We kunnen het nu verwerpen, maar we hebben in de eeuwigheid geen gelegenheid meer om te volgen op de bloedige weg die Jezus gegaan is. Als wij onze gezegende Heer ontmoeten, heeft Hij nog steeds de littekens in Zijn handen en voeten. Hoe zal het dan zijn als we terugkijken op ons eigen aardse leven en ontdekken dat we bij iedere stap zorgvuldig het kruis vermeden hebben? Geve God dat we in plaats daarvan bij iedere stap ons daaraan overgeven en zo geen spijt hebben op die dag.
"Voortdurend aan de dood overgeleverd" … "Te allen tijde zegevieren"
(2 Cor. 4:11; 2 Cor. 2:14).
"Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus' wil als schade beschouwd. Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wie ik dat alles schade gerekend heb, en ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen, en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof; opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word, om op enigerlei wijze te komen tot de opstanding van de doden. Niet dat ik het al verkregen heb of al volmaakt ben, maar ik jaag ernaar om het ook te grijpen. Daartoe ben ik ook door Christus Jezus gegrepen. Broeders, ikzelf denk niet dat ik het gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus" (Fil. 3:7-14, Herz. S.V.).
We moeten niet vergeten dat deze woorden van de apostel niet geschreven zijn door een jonge enthousiasteling die de weg voor het eerst loopt. Het is het getuigenis van een volwassen christen aan het eind van een rijk en vol leven. Dertig jaar is er verstreken sinds Paulus' bekering. Al die jaren heeft God hem gebruikt om veel gemeenten te stichten en God bevestigde zijn bediening met machtige tekenen en wonderen. Van het begin af had Paulus zich zonder enige reserve gegeven in het werk van het evangelie; hij maakte immense reizen en doorstond veel ontberingen. Hij had de realiteit van een overwinningsleven leren kennen in zijn groei naar gelijkvormigheid aan de Here. Eén van zijn hoogtepunten was de unieke ervaring die hij had, dat hij "weggevoerd werd tot in de derde hemel" en bijzondere openbaringen van geestelijke waarheden ontving.
En toch, na dit alles, zegt hij dat hij "het niet al verkregen heeft of al volmaakt is". Hier is een van de grootste christenen aller tijden, die aan het eind van zijn leven zegt dat hij zich uitstrekt naar wat voor hem ligt en jaagt naar het doel. Helaas begint en eindigt voor de meeste gelovigen de verlossing met de wedergeboorte en de zekerheid daardoor ontkomen te zijn aan het oordeel van God. Maar voor de apostel niet en ook niet voor iedereen die net als hij een ware discipel van Christus wil zijn. Hier in dit schriftgedeelte verklaart hij zijn vaste geloof dat Christus hem gegrepen heeft met een doel. Hij, van zijn kant, was vastbesloten om het koste wat het kost dat doel na te jagen en te bereiken. Dit is een ernstige waarheid, dat als de Here ons aanneemt bij onze bekering, Hij daarmee een doel heeft dat ver, ver uitgaat boven de redding van onze ziel van het hellevuur en een plaats in de hemel. Als zo'n volwassen christen als de apostel Paulus na dertig jaar onvermoeid dienen van de Here moest zeggen dat hij het nog niet gegrepen had en nog steeds moest jagen om Gods hele plan en doel voor zijn leven te bereiken, hoe groot moet dat doel dan wel niet zijn.
Paulus gaat zelfs verder in Filippenzen 3. Alles wat de wereld beschouwt als kostbaar is voor hem waardeloos, ja, zelfs schade, vergeleken met dat hoogste doel van God, om dat te grijpen en te vervullen. Hij beschouwt dit als een prijs die waard is er alles in de wereld voor op te geven (vs. 14). Als wij om ons heen kijken en zien hoe gelovigen wereldse bezittingen begeren, en vasthouden aan materiële dingen, en die een grotere plaats in hun leven geven dan de dingen van God, moeten we wel concluderen dat hun christendom ver van dat van Paulus af staat.
Het is een kenmerk van geestelijke onvolwassenheid om de verlossing alleen te zien als een verzekeringspolis om aan de vlammen van de hel te ontkomen. Als wij opgroeien tot geestelijke volwassenheid, beseffen we dat God ons gered heeft om elke dag op de weg te kunnen wandelen die Hij voor ieder van ons al vóór de eeuwigheid uitgestippeld heeft (Ef. 2:10). Die weg was wat Paulus Gods voornemen noemde, of Gods doel voor zijn leven. Als we tevreden zijn met alleen Zijn reddende genade zonder Zijn wil voor ons leven te zoeken, dan gaan we door het leven zonder iets van blijvende waarde voor God tot stand te brengen, ook al zijn we nog zo evangelisch. Uiteraard is het eerste doel van Satan om op de een of andere manier mensen blind te maken voor de genade van God in Christus Jezus, om zo te voorkomen dat ze behouden worden (2 Cor. 4:4). Maar als hij daarin niet slaagt, is zijn volgende plan om de nieuwe gelovige blind te maken voor het feit dat God een uitgesproken plan voor zijn leven heeft. Hierin is hij voor een groot deel geslaagd. Er zijn duizenden ware gelovigen die nooit echt ernstig de wil van God zoeken, zelfs niet in belangrijke beslissingen die ze in hun leven nemen.
Het christenleven wordt ons in dit gedeelte in Filippenzen beschreven als een leven waarin wij voortdurend moeten jagen naar het doel. Geen enkele mate van geestelijke volwassenheid die we hier op aarde kunnen bereiken, ontslaat ons van de noodzaak van een voortdurende urgentie. Omdat veel gelovigen deze les hebben verwaarloosd, hebben ze geen levend getuigenis. Hun enige getuigenis heeft te maken met een ervaring in het verre verleden toen ze op een gezegende dag hun hand hebben opgestoken of een beslissingskaartje hebben ingevuld in een evangelisatiesamenkomst. Dat was heerlijk, maar sindsdien is er niets gebeurd! Spreuken 24:30-34 met zijn beeld van een met onkruid overgroeide akker, beschrijft de toestand van de mens die op zijn lauweren is gaan rusten na zijn bekering. Een akker vereist voortdurende bewerking en zorg om het te behoeden voor distels en onkruid, en zo is het ook met de menselijke ziel.
Ik geloof dat het John Wesley was die in de eerste Methodistische getuigenissamenkomsten de regel invoerde dat niemand een getuigenis mocht geven dat meer dan een week oud was. Iedereen die geen verhaal te vertellen had over wat God gedaan had in de laatste zeven dagen van zijn leven, moest zichzelf als een afvallige beschouwen. Hoeveel van ons kunnen die test doorstaan?
"Eén ding doe ik, vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus" (vs.13,14). Hier zien we nog een prioriteit voor de christen. Gods plan verstaan en ernaar jagen dat plan te realiseren is geen vrijblijvende optie voor de geestelijke elite. Dit hoort het leven van ieder kind van God te kenmerken.
We willen ons onderwerp weer van drie kanten bekijken. Eerst willen we kijken naar de dingen die ons kunnen hinderen om te jagen naar Gods volle voornemen en doel; dan kijken we naar de kracht die ons kan sterken om te jagen en tenslotte naar de houding van ons hart die ons kan doen volhouden tot het eind van ons leven.
Toen God de Israëlieten uit Egypte bevrijdde, had Hij een route voor hen uitgestippeld door de woestijn naar Kanaän. Ze konden die alleen maar weten als ze de wolkkolom en de vuurkolom dag in dag uit volgden. God heeft ook vandaag voor ieder van Zijn verloste kinderen een weg bepaald. Maar ze kunnen die alleen weten als ze iedere dag met Hem wandelen. Als wij het doel dat God voor ons bepaald heeft volledig willen grijpen, moeten wij leren met God te wandelen. En op dat punt zullen we de weerstand van de satan bij elke stap tegenkomen. Zoals dieven vaker inbreken bij rijken dan bij armen, richt Satan zijn pijlen meer op de gelovige die geestelijk gezind is dan op degene die vleselijk gezind is. Daarom zullen we merken dat de strijd heviger wordt bij elke stap die we zetten op de weg naar geestelijke volwassenheid.
Er zijn veel machten die de gelovige die ernaar jaagt de hele wil van God te doen, proberen te hinderen: de wereld met haar verschillende attracties, het vlees met zijn onreine lusten en de duivel met zijn subtiele sluwheden. Als dit hindernissen zijn voor de geestelijke groei van de gelovige, kunnen we ons afvragen waarom God ze niet wegneemt of op zijn minst de gelovige ertegen beschermt. Dit is door de eeuwen heen een probleem geweest dat velen heeft beziggehouden. Het is voor ons genoeg om te weten dat het onze hemelse Vader is, die wijzer is dan wij allen, die deze krachten toelaat. Minstens één goede reden is dat onze geestelijke kracht daardoor wordt versterkt. Zelfs op het lichamelijke vlak kunnen onze spieren alleen sterker gemaakt worden door ze aan weerstanden te onderwerpen door oefeningen. Anders blijven onze spieren slap en krachteloos. Een worstelaar die traint voor een wedstrijd heeft voortdurende oefening nodig door met anderen te worstelen om fit te zijn voor de wedstrijd. Op dezelfde manier kan onze geestelijke kracht nooit worden ontwikkeld als we beschermd worden voor beproevingen en verzoekingen van de wereld, het vlees en de duivel.
Maar het moet wel een grote troost voor ons zijn te weten dat de Here Jezus in elke verzoeking die op ons pad komt ook zelf verzocht is geweest (Heb. 4:15). Lucas vertelt ons dat Jezus door de Heilige Geest in de woestijn geleid werd om verzocht te worden door de duivel en dat Hij na de verzoeking terugkeerde "in de kracht des Geestes" (Luc. 4:1,14). De overwinning in verzoekingen die bij de mens horen, had Hem als mens versterkt. Kan dat ook niet bij ons gebeuren? Laten wij ons nooit verbeelden dat we geestelijk sterk kunnen worden alleen door christelijke boeken te lezen en godsdienstige bijeenkomsten bij te wonen. Zulke activiteiten staan gelijk aan voedsel tot je nemen, maar naast voedsel hebben we ook oefening nodig als we sterk willen worden. Om die reden worden zij die zich afsluiten voor alle contact met de mensen uit de wereld en een beschermd christelijk leven leiden, nooit geestelijk robuust. Heiligheid is als gezondheid. Om helemaal gezond te zijn, moeten we regelmatig oefeningen doen. Alleen dan hebben we weerstand tegen ziekte. Daarom moeten wij, om volmaakt te worden, door verzoekingen heen en ze overwinnen. Als we beproevingen ontlopen, kunnen we nooit volmaakt gemaakt worden. Dit is misschien nog een reden waarom God de verboden vrucht in de Hof van Eden geplaatst heeft. Het gaf Adam de gelegenheid om de verzoeking te overwinnen en daardoor geheiligd te worden. Het is niet nodig dat we bang zijn voor verzoeking. De Here heeft ons in 1 Corinthiërs 10:13 verzekerd dat Hij nooit zal gedogen dat wij
boven vermogen verzocht worden.
Psalm 66:10-12 is een van die wonderbare oudtestamentische bijbelgedeelten die ons laten zien wat een geweldige winst er voor ons ligt in beproevingen en verzoekingen. Het vuur en het water maken ons niet alleen geestelijk rijk, maar ook geestelijk gezond. De mannen van God in de bijbel hadden dezelfde verzoekingen die ons plagen. Jacobus 5:17 zegt dat zelfs Elia dezelfde lusten en hartstochten moest overwinnen als wij. Omdat deze mannen van God in verzoekingen overwonnen, werden ze sterk en zo bruikbaar in Gods handen. God laat de verzoekingen toe om ons te beproeven. Iedereen die door God gebruikt zal worden moet beproefd worden. De verzoekingen die tot ons komen als we alleen zijn, zijn bedoeld om te laten zien dat we bekwaam zijn voor dienst meer in het openbaar. Verzoekingen overwinnen is net als leren zwemmen. Dat leer je ook niet in één dag. Maar als je het beslist wilt, leer je het vroeg of laat. Dan ben je niet meer bang voor het water. Op precies dezelfde manier leren we het geheim in Christus van overwinning over de verzoeking, als we vastbesloten zijn, en dan zijn we er evenmin nog bang voor.
Laten we nu in het kort de drie verzoekingen van de Here Jezus bespreken in Mattheüs 4. We zullen ontdekken als we ze bestuderen, dat de duivel op dezelfde manier ook tot ons komt. De drie verzoekingen die hier beschreven staan schijnen de duivels laatste poging te zijn na veertig dagen van verzoekingen, om de Here uit te schakelen. Het waren de laatste drie wapens in zijn hand, maar de Here heeft ze alle overwonnen.
De eerste verzoeking kwam via de begeerten van het lichaam, in dit geval het verlangen naar voedsel (vs. 3 en 4). Het is van belang dat zowel Eva als Ezau ook op deze wijze verzocht werden (Gen. 3:6; 25:34), maar waar zij de nederlaag leden, overwon de Here Jezus. De duivel komt ook
nu nog bij alle mensen met dezelfde verzoeking om de natuurlijke begeerten van het lichaam te bevredigen buiten de middelen om die God voor hun bevrediging bedoeld heeft. De begeerte naar voedsel, rust, seksuele bevrediging en dergelijke, zijn normale begeerten die God zelf ons gegeven heeft en Hij heeft ook de manier waarop en waardoor deze begeerte op wettige wijze bevredigd mag worden, voorgeschreven. Maar als wij proberen deze begeerte te bevredigen buiten Gods aangewezen middelen daarvoor om, of als wij teveel toegeven aan deze natuurlijke verlangens van het lichaam, dan zondigen wij. De duivel verzoekt ons op dit gebied heel subtiel. Hij roept ons niet openlijk op om te zondigen, maar om de wettige verlangens van het lichaam te bevredigen, maar dan op onwettige wijze. Geef teveel toe op het punt van voedsel en we eindigen als veelvraten, en zijn niet meer in staat om ook maar één dag zonder eten te kunnen. Op die manier wordt onze bruikbaarheid voor God ernstig in gevaar gebracht. Hetzelfde geldt ook als wij als luilakken niet de discipline geleerd hebben vroeg in de ochtend op te staan voor onze stille tijd met Hem.
Simson en David werden door Satan verleid door seksuele lust. David kon Goliath verslaan, maar niet zijn eigen lust. Veel machtige mannen zijn op dit punt gestruikeld. Degene die onachtzaam of ongedisciplineerd is op dit terrein van het leven is een gemakkelijk doelwit voor Satan. Neem bijvoorbeeld de moderne damesmode. Die schijnt ontworpen te zijn om steeds meer van het lichaam onbedekt te laten. Zoals uit Genesis 3:21 blijkt, heeft God bedoeld naaktheid te bedekken. De mode, samen met het tonen van het naakte lichaam op films en reclame in kranten en tijdschriften (en niet te vergeten internet in deze tijd!) maken deel uit van een zorgvuldig geplande strategie van Satan om mensen totaal verslaafd te maken aan hun eigen lusten. Als wij in deze kwade dagen onze lusten en begeerten willen overwinnen, zullen we net als Job onze ogen moeten disciplineren (Job 31:1). We moeten weigeren naar iets te kijken of iets te lezen wat die begeerten in vlam zet. David zondigde omdat hij zijn ogen niet onder controle had (2 Sam. 11:2). Nadat hij daardoor een bittere les geleerd had, bad hij later dat God hem zou helpen om zijn ogen te disciplineren (Ps. 119:37). Wij zouden er ook goed aan doen dit tot ons ernstige gebed te maken.
De apostel Paulus was zich er zeer van bewust dat teveel toegeven aan natuurlijke verlangens van het lichaam hem ongeschikt zou maken voor de dienst van de Here. Daarom tuchtigde hij zijn lichaam en hield het voortdurend in bedwang (1 Cor. 9:27). Duizenden hebben zich gediskwalificeerd voor de dienst van God door gebrek aan discipline op dit terrein.
De tweede verzoeking van Jezus in de woestijn was de verzoeking tot aanmatiging. De duivel vroeg Hem om Zich van het dak van de tempel naar beneden te werpen en zo op spectaculaire wijze temidden van de menigte op het tempelplein neer te dalen. De duivel gaf Hem een tekst ter bescherming, Psalm 96:11 en 12. Hier was de verleiding iets spectaculairs te doen om Zijn vertrouwen in God te laten zien: springen wanneer God Hem dat niet gevraagd had.
Er is vandaag een zucht naar het spectaculaire en bepaalde stromingen in de christelijke kerk hebben hieraan toegegeven. De duivel spoort de gelovigen voortdurend aan iets avontuurlijks en buitengewoons te doen, om zo hun geloof in God te demonstreren. Velen zijn volkomen het spoor bijster geraakt en zijn de weg die God voor hen bedoelde kwijtgeraakt door deze aansporingen van de satan te volgen.
Veel anderen hebben zich in een of andere activiteit gestort zonder geduldig te wachten op Gods tijd en leiding, en daardoor schipbreuk geleden. Iemand heeft gezegd: "Wij moeten op Zijn weg zijn, daarop wandelen op Zijn tijd en in Zijn tempo, als wij aanspraak willen maken op Zijn bescherming en beloften." In het leven van de Here Jezus zien we het volmaakte voorbeeld van Iemand die altijd wachtte op Zijn Vaders aanwijzing, en Zich alleen liet leiden door Zijn Vaders wil en tijd en nooit door influisteringen van Satan of mensen. Hij zei tegen hen die Hem iets wilden laten doen: "Mijn tijd is nog niet gekomen" (Joh. 7:6) en dat betekende: "Ik kan alleen handelen als Mijn Vader dat tegen Me zegt." Koning Saul heeft zijn koninkrijk verloren omdat hij haastig handelde zonder op Gods tijd te wachten (1 Sam. 13:8-14). Veel gelovigen hebben op dezelfde manier het beste van God gemist. Velen hebben bijvoorbeeld een huwelijk gesloten zonder Gods wil op dit punt af te wachten. Ze hebben in haast gehandeld en hebben nu alle tijd dat te betreuren! Broeders en zusters, leer geduldig op Gods tijd te wachten en dan zul je er nooit spijt van krijgen. Hij stelt hen die op Hem wachten nooit teleur (Jes. 49:23).
In de derde verzoeking toonde de duivel Jezus al de koninkrijken van deze wereld en hun heerlijkheid. Dat alles kon Jezus van hem krijgen, zei hij, als Hij maar voor hem wilde knielen en hem aanbidden. Hier is opnieuw een verzoeking die wij ook allemaal krijgen. Het is de verzoeking om een compromis te sluiten met onze christelijke principes ter wille van persoonlijk voordeel.
Er zijn veel dingen die we in de wereld kunnen krijgen als we maar bereid zijn om een compromis te sluiten met onze principes en onze knie buigen voor de duivel. Eén daarvan is geld. Het is één van de grootste attracties. Herhaaldelijk worden gelovigen verzocht hun normen te verlagen ter wille van iets meer geld. Als wij werk zoeken, laten we ons dan niet meer leiden door het salaris dat ze ons aanbieden dan door Gods wil? Daardoor wordt het heel eenvoudig voor de duivel om ons van de weg van Gods plan voor ons leven af te halen. Dit was de fout van Bileam en velen verkiezen vandaag diezelfde weg (2 Pet. 2:15; Jud.:11; vgl. Num. 22). Beseffen we wel dat dit in feite betekent dat we door de knieën gaan voor de duivel? Dan zijn er ook christenen die gewetenloze wereldse methoden gebruiken om geld in te zamelen voor "het werk van God", zoals ze zeggen. God kan nooit onrechtvaardige middelen goedkeuren om dit te bereiken, ongeacht hoe goed het beoogde doel is. God wil niet dat wij de wereld winnen door onze knieën te buigen voor degene die haar overweldigd heeft. Als wij de Here volledig willen volgen, moeten we op onze hoede zijn voor de aantrekkingskracht van geld. Jezus waarschuwde ons dat wij niet twee heren kunnen dienen. Als we de ene liefhebben, moeten we de andere haten (Luc. 16:13).
Dan is er nog de verleiding van status, de verzoeking om beroemd of vooraanstaand te worden. De compromissen die de ziel die naar aardse roem zoekt moet maken zijn vele. Zelfs in christelijke kringen en in het werk van de Here komt deze zelfde verzoeking voor. Er is iets in ons allen dat ernaar hunkert in de schijnwerpers te staan. Wij vinden het allemaal prettig om door anderen bewonderd en gerespecteerd te worden. Het geeft ons een innerlijke voldoening om in gezelschap de spil te zijn, waar alle ogen op gericht zijn, degene die met kop en schouders boven iedereen uitsteekt. Zelfs in de gemeente is het vaak een verzoeking om onszelf voor te doen als beter of begaafder dan anderen in het zingen of in de prediking of zelfs in het bidden! Wij komen in de verleiding onszelf te verhogen in de achting van de mensen ten koste van onze medegelovigen. Dit alles is volkomen in strijd met de geest van Christus.
Dan is er nog de verzoeking voor de prediker. Hoe vaak wordt hij niet verzocht om wat "ruimdenkender" te zijn, om het benadrukken van bijbelse leerstellingen die zijn gehoor liever niet hoort, te vermijden, om de zonde of begerigheid maar niet aan de kaak te stellen in zijn prediking.Als hij vermijdt om aanstoot te geven aan de rijken en invloedrijken in zijn gemeente, kan hij misschien zijn invloed vergroten en een groter publiek bereiken. Maar tegen welke prijs? In wezen voor de prijs van het buigen van zijn knieën voor de duivel, bij wie al deze suggesties vandaan komen. Er zijn weinig predikers die nooit op deze punten verzocht zijn geweest. Helaas hebben velen toegegeven, onbewust van de uiteindelijke medeplichtigheid met Satan die achter al zulke compromissen schuilt.
Op het punt van het huwelijk liggen er vaak bepaalde verzoekingen voor jonge mannen en vrouwen. We hebben al gesproken over het gevaar van haast in deze zaak, waarbij men niet kan wachten op Gods tijd. Maar er zijn andere, ernstiger verzoekingen. Veel gelovigen zijn openlijk ongehoorzaam geweest aan het duidelijke onderricht van de bijbel en met ongelovigen getrouwd. Het is zo tragisch dat juist op dit kritieke punt zo velen die in hun studententijd moedig voor Christus uitkwamen, later hierin gevallen zijn. Vaak heeft een jong leven dat aanvankelijk zeer bruikbaar was voor God, zijn bruikbaarheid totaal verloren door op dit punt een compromis te sluiten. Dit is de prijs als je je knie buigt voor de satan.
Satan heeft talloze plausibele argumenten om ons te bedriegen. "Wees niet zo bekrompen over 2 Corinthiërs 6:14 en wat daar staat over het ongelijke juk", zo dringt hij erop aan: "Nadat het huwelijk gesloten is hoef je alleen je partner maar over te halen om het evangelie te geloven en alles komt goed. Als je deze gouden gelegenheid verwerpt, krijg je misschien nooit zo'n kans weer." Wat zijn er veel ingelopen door deze influisteringen! Ik weet dat God wonderen heeft gedaan en inderdaad sommige onbekeerde mannen of vrouwen gered heeft als antwoord op veel gebed. Maar dit is geen reden om Hem ongehoorzaam te zijn. Dit is geen excuus om voor Satan te buigen.
Is zo'n tijd in je leven aangebroken? Ik smeek je: heb de moed trouw te blijven aan je overtuigingen! Verwerp elk duivels voorstel, ongeacht hoe groot de druk. Zoek Gods hulp in gebed en wacht op Zijn wil. Hij laat je niet in de steek. Geef Hem de eer en Hij geeft je de levenspartner van Zijn keus. En als de keus van Hem is, kan het alleen maar het allerbeste zijn.
Er zijn veel subtiele verzoekingen om een knieval te doen voor de vijand van de zielen en hem te aanbidden. Broeders en zusters, als je Gods plan voor je leven niet wilt missen, wijs ze dan allemaal af. Blijf trouw aan het pad van zedelijke en geestelijke integriteit, ook al betekent dat werelds verlies. Laat je niet verleiden door andere gelovigen die het niet zo nauw nemen en die misschien geprobeerd hebben om het beste van twee werelden te krijgen. Wat geeft het als ze het zelfs beter hebben dan jij? Schijn bedriegt! Veel zogenaamd succes in deze wereld kan in het licht van de eeuwigheid wel eens een mislukking zijn. Besluit om daar niets mee van doen te hebben. Weiger elke kortere weg naar voordeel of voorspoed. Wandel met God en zoek alleen Zijn eer. Houd je vast aan Hem en je zult daar uiteindelijk geen spijt van hebben.Tot nu toe hebben we het alleen gehad over zondige dingen die ons kunnen hinderen om Gods volle plan na te jagen. Maar er zijn ook legitieme dingen die een hindernis voor ons kunnen worden. Daarom worden we in Hebreeën 12:1 aangespoord niet alleen de zonde af te leggen, maar ook alle last die ons belet de wedloop te lopen.
Neem een voorbeeld. Praten is op zichzelf niet zondig. Maar praten kan gemakkelijk afzakken tot schadelijke kletspraatjes. Zinloos geklets kan ten koste gaan van bijbelstudie en voorbede. Prediker 5:1-3 zegt dat een man die te veel praat een dwaas is en Spreuken 10:19 waarschuwt ons dat veelheid van woorden vaak leidt tot overtreding. Heel wat gelovigen hebben hun privilege als Gods spreekbuis verspeeld wegens gebrek aan zelfbeheersing in het spreken (Jer. 15:19). Buitensporig of luchthartig gepraat leidt onvermijdelijk tot het weglekken van geestelijke kracht.
Een ander punt. Niemand twijfelt aan de waarde van muziek in christelijke aanbidding. Maar als er talloze uren besteed worden aan het oefenen van onze stemmen of het ontwikkelen van onze talenten met muziekinstrumenten, en wanneer dat oefenen belangrijker voor ons wordt dan bijbelstudie of gebed, dan kan dat wat op zich legitiem is een belemmering voor onze geestelijke groei worden. Hoeveel gelovigen zijn er niet die wel regelmatig hun koorrepetitie volgen maar niet regelmatig hun dagelijkse stille tijd houden!
De apostel Paulus, die zich bewust was van de vele listen van de satan, vermeed niet alleen zorgvuldig zondige dingen, maar zeker zo zorgvuldig ook geoorloofde dingen die een belemmering konden worden om Gods plan in zijn leven te vervullen (1 Cor. 10:23). Hij had zijn prioriteiten op orde en besloten dat hij zelfs bepaalde goede dingen moest opgeven om Gods volledige doel te bereiken. Hij zag dat zelfs in het christenleven het goede de vijand kon zijn van het beste. Als de duivel merkt dat hij ons niet kan tegenhouden door zondige dingen, probeert hij ons minder bruikbaar te maken door legitieme dingen. Dit zou ons veel op onze knieën moeten brengen om Gods hulp te vragen in het onderscheiden wat opbouwend en nuttig is en wat niet.
Alles wat we tot nu toe gezegd hebben lijkt bedoeld om ons te ontmoedigen. De listen van Satan hebben misschien zo subtiel, zo veelzijdig geleken, dat ze ons de hoop ontnomen hebben ze met succes te kunnen weerstaan. Het kan zijn dat we in oprechtheid jarenlang geprobeerd hebben ze te weerstaan, maar daarin gedwarsboomd zijn. Maar God heeft een boodschap van hoop voor ons. Hij heeft ons Zijn Heilige Geest gegeven. Hij heeft de macht die ons kan sterken om heel het plan dat God met ons heeft te vervullen. Zonder deze gave van de inwonende Heilige Geest zou God nooit zoiets van ons geëist hebben. Hij heeft nooit verwacht dat wij het zonder Zijn hulp zouden kunnen. Het kenmerk van de tijd waarin wij leven is dat sinds de opstanding en hemelvaart van Jezus, de Heilige Geest zelf in ieder mens die zich aan Hem overgegeven heeft, woning heeft gemaakt. God roept ons niet alleen tot Zijn verheven doel, Hij stelt ons ook in staat het te bereiken.
Zelfs de Here Jezus, Gods eigen Zoon, had het nodig om met de Heilige Geest vervuld te worden voordat Hij Zijn aardse bediening kon beginnen. Dit gebeurde tijdens Zijn doop en het was door de kracht van de Geest dat Jezus de overwinning behaalde in de verzoekingen in de woestijn die daarop volgden. Het was dezelfde kracht van de Heilige Geest die Hem in staat stelde Zijn lange aardse bediening te vervullen en de weg van het kruis te gaan.
Datzelfde geldt ook voor Paulus en de andere apostelen. Paulus getuigt dat zijn dienst voor God alleen verricht werd door de kracht van Gods Geest (Rom. 15:18,19). Velen hebben vandaag het bevel "wordt vervuld met de Geest" (Ef. 5:18) genegeerd. Veel anderen zijn er bang voor die volheid te zoeken omdat ze denken dat ze fanatiek worden als ze die vinden. De duivel heeft deze angst voor emotionaliteit gebruikt om een groot deel van de kerk ervan af te houden God ernstig te zoeken voor de Heilige Geest. Bij anderen heeft hij gemaakt dat ze tevreden waren met een extatische ervaring in het verleden, die, hoewel deze misschien van God was, zonder een voortdurende vervulling met de Heilige Geest zonder waarde is.
Velen zijn in verwarring over de volheid van de Geest. Zij hebben het idee dat God heel terughoudend is om Zijn Geest aan ons te geven. Maar de woorden van Jezus in Lucas 11:11-13 zouden voor altijd zulke twijfels moeten wegnemen. "Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen die Hem daarom bidden!" Als God dus gewacht heeft om ons die zegen te geven, kunnen we er zeker van zijn dat de oorzaak bij ons ligt en niet in Hem. Wij hoeven alleen maar naar God te gaan en Hem in eenvoudig geloof om deze vervulling te vragen. Alles wat Hij van ons vraagt is een onvoorwaardelijke overgave van ons leven aan Hem. Voldoe aan deze voorwaarde, blijf daar dag aan dag trouw aan en we zullen voortdurend met de Geest vervuld blijven.
Het getuigenis van Dr. Walter L. Wilson is in dit opzicht voor velen een zegen geweest. Hij zegt dat de ervaring van overgave aan de Heilige Geest een grotere verandering in zijn leven gebracht heeft dan de ervaring van de verlossing zeventien jaar daarvoor. Na zijn behoudenis bleef Dr. Wilson een paar jaar lang ontevreden met de vruchteloosheid van zijn eigen leven en werken. Uiteindelijk zag hij dat dit kwam omdat hij de Heilige Geest niet voldoende ruimte in zijn leven gegeven had. Tegelijk was hij erg bang dat het zoeken naar de volheid van de Geest hem fanatiek zou maken. Op een dag hoorde hij een toespraak over Romeinen 12:1, waarin de spreker benadrukte dat het beschikbaar stellen van ons lichaam, dat in dit vers genoemd wordt, voor de Heilige Geest is, want de Here Jezus had zelf al een lichaam en de Vader bleef op Zijn troon in de hemel, terwijl de Heilige Geest op de pinksterdag op aarde was gekomen zonder een lichaam. Dr. Wilson ging terug naar zijn kamer na de boodschap gehoord te hebben en op zijn kamer viel hij op zijn knieën voor God en sprak deze woorden tot de Heilige Geest: "Mijn Here, ik heb U mijn hele leven verkeerd behandeld. Ik heb U als een bediende behandeld. Als ik U nodig had, riep ik om U; als ik een bepaald werk moest doen wenkte ik U om me te komen helpen mijn werk goed te doen. Ik heb U de plaats van een bediende gegeven. Ik heb geprobeerd U alleen te gebruiken als een gewillige knecht om mij te helpen in mijn zelfgekozen werk. Ik zal dit voortaan niet weer doen. Op dit moment geef ik U dit lichaam van mij; van mijn hoofd tot mijn voeten geef ik het U. Ik geef U mijn handen, mijn ledematen, mijn ogen en mijn lippen, mijn hersenen, alles wat ik ben - van buiten en van binnen overhandig ik het aan U, zodat U in mij Uw leven kunt leven zoals U dat graag wilt. U mag dit lichaam naar Afrika sturen of het op bed leggen met kanker. U mag mijn ogen blind maken of mij met Uw boodschap naar Tibet sturen. U mag dit lichaam naar de Eskimo's sturen of naar een ziekenhuis met longontsteking. Vanaf dit moment is het Uw lichaam. Gebruik het maar zoals U wilt. Dank U mijn Here, ik geloof dat U het aanvaard hebt, want in Romeinen 12:1 hebt U gezegd "een Gode welgevallig offer". Dank U opnieuw, mijn Here, dat U mij aanvaardt. Wij horen nu bij elkaar." Dr. Wilson getuigt van de opmerkelijke vrucht op zijn arbeid, zelfs al vanaf de allereerste ochtend na deze daad van overgave. (Overgenomen uit "They found the secret" door
V. Raymond Edman, hfd. 18.)
Ik vraag je niet om dit nu te kopiëren. God vraagt niet dat we anderen nadoen. Maar er ligt in dit verhaal een principe waar we maar beter acht op kunnen slaan. Het is dat de Heilige Geest ons alleen volledig bezit als onze overgave aan Hem onvoorwaardelijk is. Heel vaak is onze overgave met een innerlijke terughouding. Wij zijn onwillig om naar een bepaalde plaats te gaan of een bepaald soort werk te aanvaarden. Wij hebben innerlijke keuzes met betrekking tot waar en hoe we de Here willen dienen en we verlangen de kracht van de Heilige Geest om ons succes in de taak die ons voor ogen staat. Dat is het punt. Onze overgave aan Hem is voorwaardelijk. We hebben onze eigen voorwaarden opgesteld en dat is de reden waarom wij zo zelden het werk van de Heilige Geest ervaren. Misschien hebben we het gevoel dat we nu meestal wel door kunnen gaan zonder Zijn zalving, maar we weten niet wat we missen. Wat zijn we toch dwaas! Is het niet de Heilige Geest die het best ons leven kan gebruiken?
Broeders en zusters, als onze overgave aan de Geest van God niet werkelijk zonder voorwaarden is, hoe kan Hij ons dan volledig in bezit nemen? We moeten oprecht bereid zijn Zijn wil helemaal te doen, zelfs zover dat we bereid zijn de nederigste karweitjes op te knappen. Wat het huwelijk betreft moeten we bereid zijn Zijn keuze van een partner te aanvaarden, donker of blond, geschoold of ongeschoold, rijk of arm, die één met ons in de Here is. In ons dagelijks werk moeten we zowel bereid zijn steeds naar een andere plaats te gaan als ons hele leven op dezelfde plek te blijven, als we maar met Hem zijn, tegen elke prijs voor onszelf of onze families. Hebben we ons op deze manier overgegeven aan de Heilige Geest, zonder persoonlijke voorkeur of voorbehoud op welk terrein ook? Dat is de enige vorm van overgave die in ons leven de volle mate van Zijn kracht brengt. En alleen met die kracht kunnen we Gods plan vervullen.
De gezindheid die ons kan bewaren
In het gedeelte dat we in de Filippenzenbrief gelezen hebben, beschrijft Paulus door zijn voorbeeld de gezindheid die we moeten hebben als we Gods volle doel willen bereiken. Vergetende wat achter hem ligt, zegt hij, blijft hij zich uitstrekken naar hetgeen vóór hem ligt. Ondanks elke verzoeking om terug te kijken, weigert hij dat. Al eerder, in Handelingen 20:23 en 24 had hij gezegd dat hij wist dat hem boeien en verdrukkingen te wachten stonden, maar dat het hem niet deerde. Geen angst kon zijn vastberadenheid om te jagen naar Gods doel aan het wankelen brengen. In Handelingen 26:19 getuigde hij voor koning Agrippa dat hij het hemelse gezicht, dat hij dertig jaar daarvoor van de Here ontvangen had, niet ongehoorzaam was geweest. En in zijn allerlaatste brief kon hij zeggen dat hij de goede strijd gestreden had en zijn loop ten einde had gebracht (2 Tim. 4:7). Hier is een man die de weg van Gods voornemen vastberaden was gegaan, zelfs tot de laatste dag toe. Ondanks talloze pogingen hem te overreden om op te geven, ondanks felle vervolgingen, ondanks laster en leugen en al het andere, bleef hij trouw de wedloop lopen, zijn oog gericht op het doel. Wat een zegen zal het zijn als wij ook aan het eind van ons leven zo'n getuigenis hebben!
Hoe vaak worden wij niet verzocht om terug te kijken! De zonden van het verleden ontmoedigen ons en als dat gebeurt, komt de duivel ons gegarandeerd de leugen in het oor fluisteren dat God ons niet meer kan gebruiken. Het is altijd een grote bemoediging voor mij geweest dat er staat dat de Here zelfs een ezel nodig had (Mat. 21:2,3). Als de Here Jezus een ezel nodig had om Zijn Messiaans programma te vervullen en als God zelfs bij een bepaalde gelegenheid kon spreken door een ezel (Num. 22:28), dan is er hoop voor mij. "Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven" (Rom. 15:4). Misschien voel je je zo dom als een ezel en je maakt misschien wel tienduizend fouten, maar je Here heeft je nodig en als Hij dat wil, kan Hij zelfs door jou heen spreken. Dezelfde bijbel die zegt dat we geen zorgen voor morgen hoeven te hebben, zegt ons met evenveel nadruk dat we niet terug moeten kijken naar het verleden. We moeten stoppen met al onze gedachten over "gisteren" en vandaag onder ogen zien en de toekomst, in vertrouwen op de Here. Als het je morgen mislukt, wordt dan niet wanhopig. Ga en belijd je mislukking aan de Here en laat je zonde reinigen in Zijn bloed. Ga daarna weer gewoon door. En als het je weer mislukt, doe je hetzelfde weer. Geef je nooit over aan wanhoop. Weiger resoluut het nutteloze achteromkijken in spijt over het verleden, want gedane zaken nemen geen keer. Maar weiger ook met trots terug te kijken naar je successen in het verleden, want als je daarin glorieert leidt dat alleen maar tot trots die verwoestend is voor de ziel. Dus als God je morgen op wonderlijke wijze gebruikt, vraag genade om dat ook te vergeten. Geef niet toe aan zelfvoldaanheid. Ga door! Ontmoediging aan de ene kant en trots aan de andere zijn allebei middelen die Satan gebruikt om ons tot stilstand te brengen en ons te beroven van onze bruikbaarheid.We lezen in Efeziërs 5:15 en 16 dat, als wij als wijzen willen wandelen in deze kwade dagen, we de gelegenheden ten nutte moeten maken. Dit houdt in dat we elke gelegenheid die op onze weg komt, moeten uitkopen en die maken tot glorie van de Heer (1 Cor. 15:58). Ieder van ons heeft maar één kort leven en elke dag van dat leven moet voor God waardevol zijn. Maar dat zal alleen zo zijn als we met volharding blijven zien op Hem. Laten we bij deze gezindheid blijven, ongeacht de moeilijkheden die we onder ogen moeten zien. Maar we moeten ook weigeren opzij te kijken naar andere gelovigen en ons lot of onze successen afmeten naar die van hen, want dat kan ook tot ontmoediging of trots leiden (vgl. Joh. 21:20-22 en 2 Cor. 10:12). We moeten recht voor ons uit kijken en in geen enkele andere richting (Spr. 4:25).
Zelfs voor zijn bekering was de apostel Paulus oprecht en toegewijd in zijn godsdienst (Hand. 22:3,4). Hij had geen zwak, armzalig geloof zoals we tegenwoordig zo vaak zien. Toen hij tot bekering kwam, was hij even oprecht in zijn toewijding aan Christus. Het enige verschil was dat hij nu zijn hart gezet had op de dingen die boven zijn en niet op dingen die op de aarde zijn. Onze opgestane Here zegt ons duidelijk dat Hij absoluut geen waardering heeft voor lauwheid (Op. 3:16). God zoekt een totale toewijding in Zijn volk, want alleen wie volkomen toegewijd zijn aan Hem kunnen Zijn doel en plan op aarde vervullen. Als we even halfhartig waren in onze studie als in ons christenleven, zouden we in de basisschool zijn blijven steken. Of ook, als iemand even halfhartig was in zijn baan als veel gelovigen in de dienst van God, zou hij al lang ontslagen zijn. Onverdeeldheid is er volop bij veel christenen in hun gewone wereldse activiteiten, maar helaas, wat zien we dat weinig in hun religieuze activiteiten! We lezen van koning Hizkia dat hij voorspoedig was toen hij met "volle toewijding" handelde (2 Kron. 31:21). Maar de dag kwam dat hij vergat wat God voor hem gedaan had, en hij schoot tekort in dankbaarheid. Op die dag stelde hij God diep teleur.
Jezus spoorde hen die Hem wilden volgen aan door woord en voorbeeld om hun ogen op het doel gericht te houden. Hij waarschuwde een zogenaamde volgeling dat "niemand die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods" (Luc. 9:62). Iets daarvoor lezen we dat Jezus "Zijn aangezicht richtte" om naar Jeruzalem te reizen, de richting die Zijn Vader Hem aanwees (vs. 51). "Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader", was Zijn voortdurende houding, en Hij wilde geen volgelingen hebben die niet bereid waren in dezelfde richting te kijken en dezelfde weg te gaan.
De discipel van Jezus Christus moet slechts één doel in het leven hebben, namelijk Gods wil doen en Hem zo verheerlijken. Alles in het leven - geld, positie, huwelijk, werk en al het andere, moet ondergeschikt gemaakt worden aan dat ene doel. Alles moet te maken hebben met Gods voornemen. Alleen als wij zo'n gezindheid hebben, kunnen we ons de belofte in Romeinen 8:28 toeëigenen. Want het is alleen voor hen die God liefhebben en naar Zijn voornemen geroepenen zijn, dat alle dingen medewerken ten goede.
We doen er ook goed aan te bedenken dat het in de eeuwigheid degenen zijn die de wil van God op aarde gedaan hebben, van wie de werken tot in eeuwigheid blijven (1 Joh. 2:17). Al het andere wordt vernietigd. Laat daarom Gods wil doen ons enige doel zijn. Laat dat net als voor Jezus ook onze spijze en drank zijn (Joh. 4:34). De man naar Gods hart is degene die verlangt Zijn wil volledig te doen. Alleen zo iemand kan effectief zijn generatie dienen in Gods ogen (Hand. 13:22,36). God zoekt zulke mannen en vrouwen in de wereld vandaag.
Zoals we in de vorige hoofdstukken gedaan hebben, willen we hier ook dit thema zien in het licht van de dagen waarin wij leven. Toen Jezus sprak over de laatste dagen waarschuwde Hij Zijn discipelen nog eens in Lucas 17 over het gevaar van terugzien. Als voorbeeld gebruikte Hij de vrouw van Lot. Wat was haar zwakheid? In tegenstelling tot de andere inwoners van Sodom had zij de boodschap van God geloofd. En dat niet alleen, ze had die ook gehoorzaamd en was uit de stad vertrokken. Maar toen kwam ze op andere gedachten - en keek terug. Op het moment dat ze dat deed trof het oordeel haar: ze werd een zoutpilaar. Haar omkijken had als gevolg dat ze ter plekke gefixeerd werd. Vanaf dat moment kon ze geen millimeter meer vooruit.
Helaas zijn er in onze tijd veel christenen even gefixeerd als de vrouw van Lot. Zij heeft haar eenentwintigste-eeuwse tegenhangers in al diegenen die, hoewel ze jaren geleden behouden werden, sinds die tijd op geen enkele wijze verder komen in de dingen van God. Er is nu niet meer heiligheid of vrede of geduld dan toen ze begonnen. Er is geen vooruitgang in bekering van zonden, of vreugde in de Here of overwinning over de wereld, of inzicht in Gods voornemen sinds de dag dat ze tot bekering kwamen. De boezemzonden van toen plagen hen nog steeds. Dezelfde zucht naar rijkdom en positie en comfort kenmerken hen nog steeds. In alle gevallen is de reden daarvoor dat ze terugkeken in plaats van vooruit. Jezus maakt het duidelijk dat dit een speciaal gevaar is in de eindtijd.
Wil je een leven leiden waar je geen spijt van hebt als je voor Hem verschijnt? Strek je er dan naar uit om Gods wil volledig te doen. Probeer dag aan dag Zijn plan voor je leven te ontdekken. Wat dit plan is kan de Heilige Geest je laten zien. Je kunt het nooit theoretisch leren uit boeken, maar alleen door ervaring in je wandel met God. "Heer, wat wilt U dat ik doen zal?" was Paulus' vraag van het moment van zijn bekering af. Kunnen wij een betere houding kiezen? Nee toch?
Zoek geen lang leven, maar een leven dat God welgevallig is.
Wil je in alle oprechtheid nu tot de Here gaan en tegen Hem zeggen: "Here, ik wil Uw hele plan voor mijn leven vervullen. Ik heb niet de wijsheid om die wil zelf te ontdekken, en ook niet de kracht om die wil te doen. Maar toch, Here, verlang ik met heel mijn hart te jagen naar de prijs van de roeping Gods die van boven is, ondanks zweet, bloed en tranen. Geef dat, wanneer ik in Uw tegenwoordigheid binnenga, het zonder enige spijt zal zijn, maar alleen met de vreugde dat ik mijn loop beëindigd heb en U verheerlijkt heb op aarde. Vul mij daarvoor met Uw Heilige Geest, Here."
Als je dit doet zul je merken dat je leven vol betekenis en hoop is. De ogen van de Here doorzoeken de hele aarde voor zulke mannen en vrouwen. Geve God dat jij en ik in onze generatie bereid zijn de prijs te betalen die nodig is om de hele wil van God te vervullen.
"Houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme" (Op. 3:11).
Langs wegen opwaarts jaag ik voort, 'k Bedwing voortdurend hoger oord. Bij ied're klim bid ik: "O Heer,
Zet mij op groot're hoogte neer." Heer, hef mij op, zodat ik sta
Op hemelhoogte, verderga
in het geloof aan Uwe hand.
Heer, leid mij voort naar hoger land.
Met deze woorden beschrijft de Heilige Geest het getuigenis van Henochs leven (Hebr. 11:5). Of hij rijk was of aardse eer kreeg wordt niet genoemd. Er is geen verslag van de preken die hij gehouden heeft of van goede werken die hij gedaan heeft, zelfs niet van de zielen die door zijn getuigenis tot God geleid zijn. We lezen ook niet hoe populair of beroemd hij is geworden. Nee, in plaats hiervan wordt zijn leven samengevat in dat ene kleine zinnetje "Hij is God welgevallig geweest". Dat is alles en dat is genoeg.
Want dat is wat er bovenal toe doet. Het is het enige dat waarde heeft in de eeuwigheid. De bijbel zegt dat God alle dingen geschapen heeft "om Zijn wil" (Op. 4:11; Eng. vert. "voor Zijn vreugde"). Hieruit volgt dat de mate waarin wij God behagen de ware maatstaf is van het nut van ons leven. Op geen enkele andere wijze kunnen wij het doel van onze schepping vervullen. Op geen andere wijze is de kostprijs van onze verlossing gerechtvaardigd. Ja, zelfs ons bestaan op aarde is zinloos als God er niet door verheerlijkt wordt.
We vertrouwen dat God in dit boekje Zijn vinger gelegd heeft bij sommige echte prioriteiten van het leven. Het is niet alleen om ons correcte informatie te geven dat Hij dit doet. Hij verwacht dat wij de daad bij Zijn Woord voegen en ons leven naar dat Woord inrichten. Als de Heilige Geest door dit boekje tot je gesproken heeft, vraagt dat om een respons. Als we die niet geven brengt dat geestelijke stagnatie en dood.
Hoe subtiel is het zelfleven, hoe arglistig het menselijk hart! Hoe makkelijk maakt het ons verslaafd aan de schatten van deze wereld! Het zegt: "De rijkdom en pleziertjes van deze wereld zijn te mooi om op te geven voor de twijfelachtige voldoening van het radicale volgen van de Here. Dit christenleven kan toch veel gemakkelijker! Laten we toch niet extreem worden, maar het kalmaan doen!" God wil ons bevrijden van zulk trouweloos denken. Hij wil dat wij alle last en de zonde die ons zo licht in de weg staat afleggen en jagen naar de prijs. Hij verlangt dat wij ons afkeren van de laag bij de grondse normen van de wereld en met niets minder tevreden zijn dan met het hoogste van Hem. Wat doet de eer van
mensen ertoe voor de man die God wil eren? Wat voor waarde heeft de rijkdom van deze wereld als de hemelse rijkdom op het spel staat?
Zoek je aardse zekerheid voor je leven? Hoop je dat op de een of andere manier te verzekeren tegen de risico's van het geloof? Dan zul je vast en zeker verliezen. Uiteindelijk blijft er niets over.
Kom tot andere gedachten! Wees bereid je leven op te geven voor Jezus. Je zult nooit spijt krijgen van deze beslissing. De hemelse beloning gaat dat wat je opoffert ver te boven. "Want de wereld gaat voorbij en haar begeren. Maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid"(1 Joh. 2:17). Op de dag dat Christus in heerlijkheid terugkomt en de tegenwoordige wereld niet meer is, zijn zij die Hem volledig gevolgd hebben, de hele kostprijs vergeten in de onuitsprekelijke vreugde vóór hen. Dan zullen alle verlosten die trouw geweest zijn, in de aanwezigheid van alle engelen hun beloning van de Koning der koningen zelf ontvangen. Dan zal Henoch naar voren komen als zijn naam geroepen wordt en zijn beoordeling horen: "Hij was God welgevallig". Hij is misschien bespot en belachelijk gemaakt hier op aarde meer dan 300 jaar lang, maar nu wordt hij, onder daverend applaus van de engelen, beloond met de hoogste beloning. Ook Paulus zal op zijn beurt naar voren komen en een soortgelijke erkenning ontvangen. Op aarde werd hij als fanatiek beschouwd en een dwaas gevonden, maar daar is de kroon des levens voor hem weggelegd. Alle jaren van lijden zijn vergeten op dat moment. De vreugde in de plaats daarvan komt voort uit de wetenschap dat hij God behaagd heeft en dit is een vreugde die tot in eeuwigheid blijft.
En dan komen jij en ik aan de beurt. Wat zal de Here tegen ons zeggen? Als wij daar staan ontdaan van al het godsdienstige vernis, het uiterlijk vertoon en de schijnheiligheid die over ons leven lag, wat blijft er dan over? Droefheid over je leegheid en spijt over de waardeloze keuzes die je gemaakt hebt? Of neem je een plaats in naast Henoch en Paulus? Dit zijn belangrijke vragen. Het Woord waarschuwt ons dat velen beschaamd zullen staan bij Zijn komst. Laten we van deze dag af besluiten om de Here Jezus de allerhoogste plaats te geven in alle dingen. Er is een leven te leven hier op aarde en een wedloop te lopen die alles van ons vraagt. Maar de wedloop heeft een doel en het leven heeft een prijs, waarbij al wat de wereld te bieden heeft als vuile rommel is. Want als wij in de tegenwoordigheid van de Koning komen, klinken Zijn welkomstwoorden als hemelse muziek: "Wel gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht! Ga binnen in de vreugde des Heren".
"Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is" (Op. 22:12).
Einde