De Heere en Zijn Gemeente

geschreven door :   Zac Poonen categorieën :   de gemeente
    Download Formats:

Hoofdstuk 0
Invoering

Deze appendix maakt geen deel uit van het oorspronkelijke boek "The Lord and His church" van broeder Zac Poonen, maar is gebaseerd op een preek die hij heeft gehouden in Putten op 21 april 2010. Omdat het onderwerp van die lezing in het verlengde ligt van het onderwerp van dit boek, is besloten om de lezing als appendix toe te voegen.

De bouw van een Nieuwtestamentische gemeente

"En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal. En met veel meer andere woorden legde hij getuigenis af en spoorde hij hen aan met de woorden: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht! Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden. En er kwam vrees over iedereen; en er werden veel wonderen en tekenen door de apostelen gedaan. En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk; en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had. En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe." (Handelingen 2:37-47)

"En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen."

(Mattheüs 16:17-18)

De bouw van de gemeente

De gemeente moet gebouwd worden op deze belijdenis van Petrus. Jezus zegt: "Ik bouw mijn gemeente." De gemeente die Hij bouwt zal nooit overweldigd worden door de poorten van de hel.

In Openbaring 2 vers 1-7 staat de brief aan de gemeente in Efeze beschreven. Van deze gemeente worden daar veel goede dingen gezegd. God weet van hun werken

en van hun inspanning. Ze zijn niet moe geworden. Ze hadden zo veel goede dingen. Maar ze hadden één grote fout gemaakt: ze hadden hun eerste liefde voor de Heere Jezus Christus verlaten. En daarmee overtraden zij het eerste gebod: "Heb de Heere God lief met heel je hart." Dus als je de liefde voor God verliest, maar al die andere dingen toch gewoon blijft doen, dan betekent dit desondanks dat je van grote hoogte valt.

Stel u eens een gemeente voor die alle goede dingen doet die zij moet doen. De leerstellingen zijn zuiver. Ze hebben hun samenkomsten. Er ontbreekt slechts één ding: ze hebben geen brandende liefde voor de Heere Jezus. Dan zegt de Heere Jezus in vers 5: " Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen…"

Dus als we een Nieuwtestamentische gemeente bouwen, dan gaat het er niet in de eerste plaats om dat we allerlei goede, juiste dingen gaan doen. Het belangrijkste is dat we de Heere Jezus met heel ons hart liefhebben.

Wanneer we de Heere gaan liefhebben, worden heel veel andere problemen vanzelf opgelost. De Heere zegt: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen." ( Johannes 14:23) Dus als we Jezus liefhebben met heel ons hart, zullen we ook al Gods geboden gaan gehoorzamen. Niet als ritueel, maar uit liefde.

In vers 5 zegt de Heere dat ze van grote hoogte gevallen waren, dat ze zich moesten bekeren en dat ze de eerste werken weer moesten gaan doen. Wat betekent dat?

We moeten terugkeren tot onze eerste liefde. Als we dat niet doen, dan zal Hij komen en de kandelaar van zijn plaats wegnemen.

De kandelaar is, zoals we in hoofdstuk 1 van Openbaring kunnen lezen, een beeld van de gemeente. Dus wanneer de Heere Jezus de kandelaar wegneemt, dan zegt Hij in feite: u bent geen Nieuwtestamentische gemeente. Natuurlijk kunt u zichzelf een gemeente noemen. Maar u bent geen Nieuwtestamentische gemeente.

Het belangrijkste kenmerk van een Nieuwtestamentische gemeente is dat we de Heere Jezus Christus boven alles liefhebben. En als we de Heere Jezus boven alles liefhebben, dan hebben we ook elkaar lief. De Bijbel zegt namelijk: " Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. " (1 Johannes 4:20)

Wanneer we dus nadenken over hoe we de Nieuwtestamentische gemeente moeten bouwen, dan moeten we niet in de eerste plaats nadenken over het patroon, maar over het leven. En dat leven is een leven waarin we de Heere Jezus boven alles

liefhebben en ook elkaar liefhebben. De Heere heeft Zelf gezegd: " Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt. " (Johannes 13:35) Dit is dus de belangrijkste voorwaarde om een Nieuwtestamentische gemeente te zijn. Wanneer we nadenken over alle andere facetten moeten we dit goed voor ogen houden.

We zullen bekijken hoe de apostelen de gemeenten hebben gesticht. Daarbij is het wel belangrijk om de fundamentele waarheid te onthouden, dat de Heere Jezus de gemeente bouwt. Als Hij de gemeente bouwt, zullen de poorten van de hel die niet kunnen overweldigen. Daar waar de leer van de Heere Jezus niet gevolgd wordt,

krijgt satan macht en een plaats in de gemeente. In het boek Handelingen kunnen we leren hoe de apostelen gemeenten stichtten. Daarnaast vinden we een nadere uitleg daarvan terug in de brieven.

Laten we allereerst kijken naar Handelingen 1 vers 1. Deze eerste vers is erg belangrijk. Het boek Handelingen is geschreven door Lukas, die eerder het evangelie naar Lukas had geschreven. Beide boeken heeft hij geschreven aan een man die Theofilus wordt genoemd. " Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, over alles wat Jezus begonnen is te doen én te onderwijzen. " Het eerste boek doelt dus op het evangelie naar Lukas en de titel, die Lukas aan dat boek had gegeven, was: "Alles wat Jezus begonnen is te doen en te onderwijzen".

Als dat de eigenlijke titel is van zijn evangelie, wat is dan de eigenlijke titel van zijn tweede boek, het boek Handelingen? Ook dat kun je uit deze vers afleiden: "Alles wat Jezus niet alleen begonnen is, maar wat Hij voortging te doen en onderwijzen." Het evangelie beschrijft alles wat Jezus begon te doen en onderwijzen in Zijn aardse lichaam. Het boek Handelingen beschrijft al wat Jezus daarna heeft gedaan door Zijn geestelijke lichaam.

Als de Heere geen aards lichaam had gehad, dan was er niets geschreven in het evangelie van Lukas. Alles wat Hij deed, kon Hij doen omdat Hij een lichaam had. Hij predikte, genas zieken en dreef de demonen uit. Hij kon de Vader laten zien aan anderen omdat Hij een lichaam had. Datzelfde werk gaat Hij nu voortzetten in het boek Handelingen door middel van een geestelijk lichaam. En dat geestelijke lichaam is wat wij de gemeente noemen.

Een lokale gemeente kan bestaan uit drie mensen, maar ook uit 300 mensen. Zelfs twee mensen kunnen een gemeente zijn, want de Heere Jezus heeft gezegd: " Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden. " (Mattheüs 18:20) Eén iemand kan geen gemeente zijn. Het minimum is twee.

Jezus gebruikte het woord "gemeente" maar twee keer en het is belangrijk om goed te begrijpen wat Hij toen zei. De eerste keer was in Mattheüs 16 vers 18, waar Jezus zegt dat Hij Zelf Zijn gemeente bouwt. Hij spreekt daar over de wereldwijde Gemeente. De machten van de hel kunnen die niet overweldigen.

De tweede keer dat Jezus spreekt over de gemeente vinden we in Mattheüs 18 vers 15-20. Hier spreekt Hij over de lokale gemeente. " Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broer gewonnen. Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn. " Over wat voor gemeente spreekt Hij hier? Hij doelt niet op de wereldwijde Gemeente, want we kunnen niet iets zeggen tegen de wereldwijde Gemeente. Nee, Hij spreekt hier over de lokale gemeente.

Hij sprak eenmaal over de wereldwijde Gemeente en eenmaal over de lokale gemeente. Dat zijn ook de enige twee gemeenten die er zijn.

Wanneer een gelovige zegt dat hij deel uitmaakt van de wereldwijde Gemeente, dan is dat iets goeds. Maar dat is niet genoeg. De Heere Jezus spreekt namelijk ook over de lokale gemeente. En in relatie met lokale gelovigen kunnen we een lokale gemeente vormen.

De grote vraag is of we ook werkelijk bijeenkomen. Het gaat er niet om dat er twee mensen samenkomen en zeggen: "Wij geloven in de Heere Jezus". Ook gaat het niet om grote aantallen van mensen die in de Heere zeggen te geloven. Die dingen garanderen nog niet dat de Heere Jezus in ons midden is. Laten we zorgvuldig lezen wat Gods Woord ons zegt. Die twee of drie in vers 19 en 20, wat voor mensen zijn dat? Dat zijn er twee die iets volkomen eenstemmig verlangen. Zij zijn dus samengebonden. Er is geen enkele ruimte tussen hen in.

Een man en zijn vrouw kunnen een gemeente zijn. Maar dan mag er geen ruimte tussen hen in zijn. Het is heel moeilijk om ergens op de wereld een man en een vrouw te vinden die zo samen leven. In de hele wereld, zelfs onder christenen, brengt de duivel misverstanden tussen man en vrouw en daardoor ontstaat er enige

afstand.

Gelijkerwijs is het heel moeilijk om twee broeders te vinden die volkomen eenstemmig zijn. De duivel is er op uit om die broeders een klein stukje uit elkaar te drijven. Hij hoeft geen groot gat te slaan, als hij maar wat afstand tussen hen kan creëren. En wanneer dit gebeurt onder 200 broeders, dan kan de Heere daar niet meer zijn. Maar als je twee broeders hebt die volkomen één zijn, dan kan de Heere daar in het midden zijn. Het gaat dus niet om aantallen, maar om eenheid. En daarom raakt de duivel er niet van in paniek als er veel mensen samenkomen. Dit probeert hij ook niet te verhinderen. Maar hij probeert wel te voorkomen dat twee mensen volkomen één worden. Hij zal altijd proberen om een kleine afstand te scheppen tussen man en vrouw, tussen twee broeders en tussen meerdere broeders.

Het belangrijkste kenmerk van de gemeente is dus de liefde voor de Heere die alles te boven gaat en de liefde onder elkaar. Het tweede kenmerk is deze vorm van eenheid.

Zodra we in de gaten krijgen dat er enige irritatie of onbegrip gaat komen, moeten we dit onmiddellijk recht zetten. Het maakt niet uit of de spanning bestaat tussen een zuster en een zuster, een broeder en een zuster of tussen twee broeders: zodra er ruimte tussen ons komt, kan de duivel daartussen komen. En zo krijgt de duivel macht in de gemeente. Dit moeten we in ons achterhoofd houden.

De tweede keer dat de Heere Jezus over de gemeente spreekt, spreekt Hij over de lokale gemeente. De belangrijkste les voor de lokale gemeente is dat twee mensen samen één moeten worden. En als er drie mensen zijn, moeten die drie samen één worden. Pas dan kan de Heere in hun midden zijn. Als er geen sprake is van zulke eenheid, dan kunnen we elke week zingen, bidden en samenkomen, maar de Heere zal niet in ons midden zijn. Het bewijs daarvoor is dat we geen macht over satan zullen hebben.

Als twee of drie in zulke eenheid bijeenkomen, dan kunnen zij hier op aarde iets binden wat ook in de hemel gebonden zal zijn, waar satan is. En dan kunnen zij mensen op aarde van deze banden losmaken. Zulk gezag heeft de gemeente over alle activiteiten van satan. Maar dit kan alleen gedaan worden wanneer minimaal twee mensen één zijn. Die eenheid is dus een van de belangrijkste dingen!

Dit zijn fundamentele principes die we niet mogen vergeten in de grondlegging van de gemeente. Beter twee broeders of zusters die samen één zijn, dan 200 tot 300 mensen die alleen maar samenkomen om een beetje te zingen en te bidden tot de Heere Jezus. De vraag is dus: trachten we alleen die mensen samen te brengen die een waarachtige liefde voor de Heere Jezus hebben, of zijn we slechts uit op grote aantallen?

De roeping van de gemeente

Nu zullen we de roeping van de gemeente bestuderen. De Heere zegt inJohannes 14 vers 9 tegen Filippus: " Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien". Hij kwam naar de aarde om de Vader te verklaren. En aan het einde van Zijn leven zegt Hij dat wie Hem heeft gezien, de Vader heeft gezien. " Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard " (Johannes 1:18) De Heere Jezus verklaarde de Vader door Zijn leven. Verder vertelt Hij Zijn discipelen inJohannes 20 vers 21: " Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u."

Laten we deze verzen nu samenbrengen. "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien." " Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u." Wat betekent dat? Dat betekent dat wij tegen de mensen moeten kunnen zeggen: "Als je mij gezien hebt, dan heb je Jezus gezien. Als je ons gezien hebt, dan heb je Jezus gezien." Wat een roeping!

De Heere liet door Zijn lichaam zien hoe Zijn Vader is. Mensen keken naar hoe Hij sprak, hoe Hij wandelde, hoe Hij de voeten van Zijn discipelen waste. Maar nu vertelt Hij Zijn discipelen, niet individueel, maar tezamen: Jullie worden samen mijn nieuwe lichaam, de gemeente. En als mensen naar dit lichaam kijken, dan moet het mogelijk zijn om te zeggen: "Kijk naar mijn gemeente, dan kun je Jezus zien".

Kunnen wij dat waarlijk zeggen over onze gemeente? Zo niet, dan hebben we gefaald. Het heeft geen zin om te zeggen: "Kom naar onze gemeente. Wij kunnen zo mooi zingen." De Heere Jezus is niet gekomen om ons te leren zingen. Het heeft ook geen zin om te zeggen: "Kom naar onze gemeente, want wij hebben zulke goede preken." De Heere is niet gekomen om ons te leren hoe wij goed kunnen prediken.

Hij is gekomen om ons te laten zien hoe de Vader is in Zijn wezen. En dat is onze roeping: de wereld laten zien wie Jezus is.

De roeping van de gemeente is dus: als je ons gezien hebt, dan heb je de Heere Jezus gezien. Dat doel bereiken we niet in één dag tijd. Maar dat moet wel de bestemming zijn van onze lokale gemeente. Mensen moeten naar ons kunnen kijken en zeggen: "Dat is de Heere Jezus." Daarom is Handelingen 1 vers 1 zo belangrijk:

alles wat Jezus is begonnen te doen in Zijn aardse lichaam en alles wat Hij daarna is gaan doen in Zijn geestelijke lichaam.

Er is nog iets belangrijks om op te merken in Handelingen 1 vers 1. Begon Jezus met het prediken of met het doen? Hij deed eerst dingen en daarna onderwees Hij ze pas. Hij praktiseerde niet wat Hij predikte, maar Hij predikte wat Hij al praktiseerde.

Hij predikte wat Hij al deed in Zijn leven. Hij leefde het eerst voor en daarna onderwees Hij het pas. Hij leerde ook nooit iets dat Hij niet Zelf eerst had gedaan. Zo moeten ook wij niet iets onderwijzen wat we niet eerst zelf gepraktiseerd hebben.

Er is zoveel prediking die van de preekstoel komt, die de prediker nooit in zijn eigen leven heeft toegepast. Wat we doen en wat we zijn is in de gemeente belangrijker dan wat we prediken. Het moet een regel zijn in onze gemeenten dat we niet toestaan dat iemand iets onderwijst, wat hij niet eerst in zijn eigen leven heeft toegepast en heeft gedaan. Als je het nooit in je eigen leven hebt gedaan, predik het dan ook niet aan anderen. Dat is een belangrijk principe.

Iets heel anders treffen we aan bij de Farizeeën inMattheüs 23 vers 3: "…zij zeggen het, maar doen het zelf niet." Vergelijk dit met Handelingen 1 vers 1. Jezus deed het en daarna onderwees Hij het. De Farizeeën zijn volledig tegenovergesteld. Als je iets zegt of predikt, maar je doet het niet, dan ben je een Farizeeër. Als je iets predikt wat je al reeds toepast in je eigen leven, dan volg je Jezus. Op zijn minst moet het zo zijn dat je ernaar streeft om het toe te passen in je eigen leven.

Een voorbeeld. Er is een gebod dat luidt: " Wees in geen ding bezorgd" (Filippenzen 4:6). Dat is een enorme hoge berg, om een leven te leiden dat helemaal vrij is van elke zorg! Wanneer kan ik Filippenzen 4 vers 6 dan ooit prediken? Het kan vele jaren duren voordat ik de top van die berg heb bereikt. Maar als ik al aan het klimmen ben, dan kan ik al gaan prediken. Ik ben er nog niet helemaal, maar ik beklim de berg. "Wees in geen ding bezorgd. Volg mij. Laten we samen naar de top gaan en komen tot een leven vrij van zorgen." Of een ander gebod: " Verblijdt u altijd in de Heere!" (Filippenzen 4:4). Dat is een andere hoge berg. Wanneer zal ik ooit de top van die berg bereiken? Dat kan tijd kosten. Maar terwijl ik naar boven klim, kan ik tot andere mensen zeggen: "Volg mij. Ik beklim die berg, zodat ik mag komen tot een leven dat altijd vervuld is van blijdschap in de Heere." Maar als je die berg niet aan het beklimmen bent, dan moet je daar ook niet over prediken.

We moeten een regel hebben in onze kerken: predik nooit wat je niet zelf praktiseert. Volg de Heere. Hij deed en daarna predikte Hij. Dus voordat ik opsta in de gemeente om iets te delen, moet ik me afvragen of ik dat zelf wel gedaan heb in mijn leven.

Bediening in de gemeente

In het Oude Testament konden alleen de priesters en de profeten met God spreken. De priester kon de wet verklaren omdat hij daarin gestudeerd had. En de profeet kon een woord spreken omdat hij een relatie had met God. De priesters waren alleen van de stam van Levi. Ook was het aantal ware profeten in het oude testament slechts klein.

In het Nieuwe Testament daarentegen lezen we in Openbaring 1 vers 6 dat wij allemaal tot priesters voor God gemaakt zijn. Er is geen speciale klasse meer van mensen die priesters zijn. Als gelovigen zijn we allemaal priesters. Ook in Openbaring 5 vers 9-10 staat geschreven: " …want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed…en U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters… " Als je gekocht bent door het bloed van de Heere, dan ben je een priester voor God. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In het Oude Testament kon een vrouw geen priester zijn, maar in het Nieuwe Testament is elke man of vrouw die gekocht is door dat kostbare bloed van Christus een priester, die voor Gods aangezicht kan staan en Hem lof kan offeren.

Iedereen in de gemeente is een priester. "U kunt allen, de één na de ander, profeteren…" ( 1 Korinthe 14:31) Wat is profeteren? In het Oude Testament ging profeteren om het voorzeggen van de toekomst. Wat profeteren betekent in het Nieuwe Testament lezen we in 1 Korinthe 14 vers 3: " Wie echter profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost. " Wie kunnen profeteren? Volgens 1 Korinthe 14 vers 31 kunnen allen profeteren. Daarom moeten we in een gemeente herkennen wie zo'n gave van profetie heeft.

Ook een vrouw kan profeteren. In het Oude Testament zien we dat slechts sommigen priesters en profeten waren. Maar in het nieuwe verbond kan elke broeder of zuster Gods Woord proclameren. Elke broeder of zuster kan zijn of haar mond open doen en bidden tot God. En als we samenkomen als Nieuwtestamentische gemeente kan elke broeder of zuster delen wat God in zijn of haar leven heeft gedaan. Maar dat betekent niet dat er geen speciale bedieningen zijn van leiderschap in de gemeente.

" …ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst…want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. " (1 Timotheüs 2:12-13) Een vrouw kan delen wat God tot haar hart heeft gesproken. Dat is profeteren. Maar ze mag niet onderwijzen. Onderwijzen houdt verband met een positie van gezag. Ze mag ook geen ouderling zijn of een leider, want dat gaat in tegen de orde van God. In de gemeente zijn er, zo lezen we in 1 Korinthe 12 vers 28, apostelen, profeten en leraars. Dit is een volgorde van gezag. God heeft in de gemeente geen vrouwen aangesteld als apostelen, profeten of leraars. Maar ze kunnen wel delen wat God tot hun hart heeft gesproken of in hun leven heeft gedaan, zonder een positie van leiderschap of onderwijs te bekleden. Zelfs de kinderen kunnen deelnemen en iets delen vanuit Gods Woord. Het is geweldig als kinderen delen wat God in hun harten gedaan heeft. En zo kunnen we samen opgroeien.

De Nieuwtestamentische samenkomst

De hele essentie van de gemeente is om te laten zien wie de Heere Jezus is. In 1 Korinthe 12 vers 1 zegt Paulus: " Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent. " In vers 4 voegt hij eraan toe: " Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. " Vanaf vers 8 laat hij zien dat die verschillende genadegaven aan verschillende leden worden gegeven, want het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele leden (vers 14). Invers 13 zegt hij namelijk dat wij " door één Geest tot één lichaam gedoopt" zijn.

Binnen het lichaam zijn er dus verschillende gaven. We hebben niet allemaal dezelfde gaven. Omdat niet iedereen de gave van onderricht heeft, moeten we in een gemeente herkennen wie zo'n gave van onderricht heeft.

Niemand kan tegen de ander zeggen: "Ik heb je niet nodig". En niemand mag zich overbodig voelen. In vers 15 staat geschreven: " Als de voet zou zeggen: Omdat ik geen hand ben, ben ik niet van het lichaam, is hij daarom dan niet van het lichaam? ". Zelfs het hoofd zegt niet tegen de voeten dat hij hen niet nodig heeft (zie vers 21)!

Twee dingen moeten we niet hebben in het lichaam. Het eerste is een gevoel van minderwaardigheid. "Ik heb niet zo'n grote gave van onderwijs." Dat is hetzelfde als wanneer de voet zou zeggen: "Ik ben helemaal daar beneden, ik ben maar minderwaardig." Maar die voet is een deel van het lichaam! Aan de andere kant mag niemand zeggen: "Ik ben zo belangrijk, ik heb de ander niet nodig." Dit zijn twee verkeerde geesten in de gemeente. De een voelt zich heel erg belangrijk en de ander voelt zich minderwaardig. Maar elk lid in de gemeente is van waarde.

Niet iedereen heeft de gave van onderricht. Zij die de gave van onderwijs hebben, met kracht, kunnen profeten zijn in de gemeente. "Laten twee of drie profeten spreken…" ( 1 Korinthe 14:29). Eerst spreken twee of drie profeten en daarna kunnen allen profeteren (vers 31). In een Nieuwtestamentische gemeente zullen in geval van een kleine gemeente twee en in geval van een grote gemeente drie mensen opstaan die de gave van onderwijs hebben. Als zij gaan zitten kunnen alle anderen gaan profeteren. Het doel daarvan is om elkaar op te bouwen en daarvoor moeten we vervuld zijn met de Heilige Geest. Elke broeder of zuster moet ernaar zoeken om vervuld te zijn met de Heilige Geest. Anders kunnen we geen Nieuwtestamentische gemeente zijn.

Hoe kunnen we vaststellen of we een Nieuwtestamentische samenkomst hebben gehad? Als we aan het einde van de samenkomst dit kunnen zeggen: "God was werkelijk in ons midden" (1 Korinthe 14:25). God was daar echt aanwezig. Als je van een samenkomst terugkomt en dat kunt zeggen, dan was er een Nieuwtestamentische samenkomst.

Er zijn veel gemeenten waar de mensen naar huis gaan en zeggen: "Dat was de meest saaie samenkomst die ik ooit heb meegemaakt." Dat is in ieder geval geen Nieuwtestamentische samenkomst. Dat is een religieuze samenkomst van Farizeeën geweest. En waarom? Omdat de Heilige Geest daar niet was. De mensen zijn daar niet gekomen met een rein geweten. Ze hebben niet gezocht naar de vervulling met de Heilige Geest. Ze hebben niet gezocht naar een Woord van God. Ze komen zomaar, zonder voorbereiding, naar de gemeentesamenkomst.

Als we werkelijk in de Geest van de Heere naar een samenkomst komen, dan worden zelfs de liederen die opgegeven worden geleid door de Heilige Geest. Niet op deze manier: "We gaan nu lied 233 zingen, want dat is mijn grote favoriet. Dus elke keer geef ik dat lied op, omdat het mijn lievelingslied is." Dat is geen Nieuwtestamentische gemeente, maar lijkt meer op een sing-in meeting. In een Nieuwtestamentische gemeente zoeken we te worden geleid door de Heilige Geest. Onze houding moet zijn: "Heere, wat heeft u tot ons te zeggen?" In die gezindheid moet iedere broeder en zuster komen.

" Hoe is het dan, broeders? Telkens wanneer u samenkomst, heeft iedereen wel een psalm, of hij heeft een onderwijzing, of hij heeft een andere taal, of hij heeft een openbaring, of hij heeft een uitleg. Laat alles gebeuren tot opbouw. " (1 Korinthe 14:26) Een ieder komt, geleid door de Heilige Geest, naar de samenkomst om iets te geven, om iets te brengen. Dát is een Nieuwtestamentische samenkomst.

In Handelingen 14 lezen we dat de apostelen rondgingen, gemeenten stichtten en vervolgens verder reisden. Na verloop van tijd kwamen ze weer terug bij de gemeenten die ze gesticht hadden. In vers 23 lezen we dat ze ouderlingen aanstelden onder vasten en gebed. In sommige Nederlandse Bijbelvertalingen staat geschreven dat de oudsten werden uitgekozen door het opsteken van handen. In het oorspronkelijke Grieks staat echter geschreven dat ze hun handen uitstrekten. Dit betekent niet dat de hele gemeente handen opstak om een soort stemming te houden. Het betekent dat de apostelen hun handen uitstaken en de oudsten verkozen. Zo doen wij dat ook in India. Twee broeders, die door God geroepen zijn en die een gemeente hebben gesticht, roepen de twee of drie toekomstige ouderlingen bij zich en dan steken ze hun handen uit, leggen hun de handen op en zo worden zij aangesteld als ouderlingen. Dit alles onder bidden en vasten. Het is verkeerd om de tekst zo te interpreteren dat we eruit opmaken dat de hele gemeente handen moest opsteken om zo ouderlingen uit te kiezen. In de eerste plaats gaat het in de tekst niet over de gemeente, maar gaat het over de twee apostelen die daar waren. Zij stelden de ouderlingen aan en zonderden hen af voor hun bediening.

Die ouderlingen waren voor de gemeente als vaders, als een vader en een moeder. Niet één ouderling, maar het moeten er minimaal twee zijn. Nergens in het Nieuwe Testament vinden we grond voor een eenmansbediening als voorganger! Er is altijd een minimum van twee. Net als in een gezin, waar je een vader en een moeder hebt. Dat brengt een balans, een evenwicht.

In Johannes 1 vers 14 lezen we: " En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid. " Er is geen mens zo evenwichtig dat hij zowel genade als waarheid in zijn karakter kan laten zien. "Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God." ( Romeinen 11:22) Dit zijn twee eigenschappen van God. Voor een mens is het erg moeilijk om beide uitersten weer te geven. In een gezin heeft God daarom een vader en een moeder gegeven. De een is streng en de ander is barmhartig en liefdevol. Dat is de balans. En zo moeten er ook in een gemeente minimaal twee ouderlingen zijn, want dan is er evenwicht.

Als u één man aanstelt is er geen evenwicht. Daarom stelden de apostelen ouderlingen aan.

Onder het oude verbond was dit heel anders, want toen was er steeds één man: Jesaja, Jeremia, Elia, Elisa. Je vindt nergens in het Oude Testament twee profeten die samenwerken. Pas helemaal aan het einde van het Oude Testament zie je Haggai en Zacharia samenwerken. Dat is een beeld van Jeruzalem dat gebouwd gaat worden. Maar toen de Heere Jezus Zijn bediening begon, stuurde Hij Zijn discipelen altijd in tweetallen op pad. Ook in Handelingen zien we Petrus en Johannes samen optrekken. En de Heilige Geest zei: " Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb. " (Handeling 13:2 ) Altijd minimaal twee mensen samen. Want alleen daar waar twee mensen samen zijn, is er een lichaam. En daar kan de Heere in het midden zijn.

Dus als het leiderschap van de gemeente slechts bij één man of één voorganger ligt, zoals we dat bij veel kerken in de wereld zien, dan is dat volkomen Oudtestamentisch. De meeste gemeenten functioneren dus vanuit het oude verbond. In een klaslokaal kun je één leraar hebben, maar in een gezin heb je een vader en een moeder nodig. De gemeente is geen klaslokaal, maar een gezin.

De apostelen waren op hun beurt geestelijke vaders voor de ouderlingen. Dus als de ouderlingen scheef gingen konden de apostelen hen corrigeren of zelfs afzetten.

Wanneer er grote problemen waren in de gemeente, dan konden ze daarmee naar de apostelen gaan en de apostelen konden het dan weer rechtzetten.

Dit is het patroon van de Nieuwtestamentische gemeente. Nergens vindt je verkiezingen in de gemeente in de Bijbel. Wel kun je in Handelingen lezen dat ze het lot worpen, maar dat was vóór Pinksteren. Er staat in het boek Spreuken geschreven dat de Heere de uitkomst van het lot kan sturen en daardoorheen kan spreken. Maar sinds de komst van de Heilige Geest op Pinksteren zien we dat niet meer terugkomen in Handelingen. Het zijn de apostelen die ouderlingen aanstellen.

Het meest belangrijke is de gemeenschap van de gelovigen, het elkaar van waarde achten en het samenwerken, zoals de leden van een lichaam samenwerken. In een goed lichaam werken de leden met elkaar samen, zonder te concurreren. Elk lid moet vol zijn van de Heilige Geest. Als je niet vervuld bent met de Heilige Geest kun je natuurlijk ook lid zijn van het lichaam van Christus, maar dan ben je net als een verlamde arm. Als mijn arm verlamd is, dan is die arm wel deel van mijn lichaam, maar een onbruikbaar deel. Zo zijn ook veel leden van het lichaam van Christus. Een hand heeft kracht nodig. En zo is het ook om vervuld te worden met de Heilige Geest. Als u niet vervuld bent met de Heilige Geest, dan bent u een onbruikbaar deel van het lichaam van Christus. Geen enkel lid van het lichaam mag verlamd zijn. Zelfs van je pink zou je zelf niet willen dat hij verlamd zou zijn. Elk lid moet vol zijn van de Heilige Geest.

Als uw hand kracht krijgt, wordt het niet opeens een tong. Sommige mensen denken dat als ze vervuld worden met de Heilige Geest, ze een hele belangrijke prediker worden. Zo gaat het dus niet. De vervulling met de Heilige Geest maakt u krachtig in de bediening die God u in het lichaam gegeven heeft. Verschillende leden hebben verschillende gaven en functioneren op een verschillende manier.

We moeten waarlijk bidden dat in onze samenkomsten de tegenwoordigheid van de Heere Jezus tastbaar is. Ik geloof dat we in onze gemeenten zoveel jonge mensen verliezen omdat we de tegenwoordigheid van de Heere niet meer kennen in onze samenkomsten. We kunnen wel zeggen dat de jongelui helemaal geen interesse meer hebben in het evangelie en klagen dat ze meer geïnteresseerd zijn in de televisie. Maar ik zal u vertellen waarom dat zo is: omdat dat televisieprogramma interessanter is dan uw samenkomst. Waarom is dat zo? Waarom kunnen we geen krachtige samenkomst hebben waar onze jonge mensen de Heere Jezus ontmoeten? Zo moet het zijn in onze samenkomsten. En wij, oudere broeders, moeten daar het belang van inzien.

Ik heb ooit eens programma's over de natuur gezien die me ontzettend boeiden. Of een DVD over de natuur, over de dieren in Afrika. Het boeide mij. Het was zo goed gemaakt, dat je er wel een uur naar kon kijken zonder dat je de aandacht verloor.

Toen stelde ik mezelf deze vraag: wie heeft de producer van dit programma de mogelijkheid gegeven om zoiets interessants samen te stellen? Mijn hemelse vader! En zou mijn hemelse Vader mij niet dezelfde bekwaamheid geven om een samenkomst zo interessant te maken voor onze jeugd?

Die man van de DVD heeft er uren en uren aan gewerkt om dat programma te maken. Veel christenen daarentegen zijn ontzettend lui. Ze bestuderen de Bijbel niet en weten niet meer wat het betekent om te wachten op de Heere. Maar we verwachten wel dat we een krachtige samenkomst zullen hebben.

In plaats van te zeggen dat de jonge mensen weglopen, zouden wij onszelf moeten bekeren. We moeten erkennen dat we niet zulke krachtige samenkomsten hebben, en dat de tegenwoordigheid van de Heere Jezus niet in onze samenkomsten is.

Onze jonge mensen ontmoeten de Heere Jezus daarom niet in onze samenkomsten.

Ik wil u een eerlijke vraag stellen: gelooft u dat de Heere Jezus een saai persoon is? Ik niet. Toen de Heere Jezus hier op aarde was, geloof ik dat Hij de meest interessante, intrigerende persoon was om naar te luisteren. Er waren discipelen die van Jeruzalem naar Emmaüs wandelden - een afstand van tien kilometer. Ze renden niet, maar wandelden. Ze moeten daar twee tot drie uur over gedaan hebben. En ondertussen verklaarde Jezus het hele Oude Testament, van Genesis tot Maleachi. Het was een soort samenkomst van drie uur met de Heere. Na afloop zeiden ze dat hun harten brandden. Dát is het kenmerk van Jezus' aanwezigheid in ons midden.

En de Heere Jezus liet hen geen filmpjes zien, maar Hij verklaarde de Bijbel. Hun harten begonnen te branden. Kunnen wij de Bijbel zó openen dat de harten van mensen gaan branden? Dat de harten van jonge mensen vlam vatten? Dat kan alleen als we gedoopt zijn met de Heilige Geest en met vuur. Anders zullen ze zich van ons afkeren.

Stel dat u een bevroren stukje kip uit de diepvries neemt en het aan de mensen laat zien. Hoeveel mensen hebben er dan zin om dat op te eten? "Nee, dank u, ik heb geen honger", zullen ze dan zeggen. Maar als we datzelfde stukje kip in het vuur brengen en het er dan uitnemen, hoeveel willen het dan graag eten? Wat is het verschil? Het is toch hetzelfde stukje kip? Maar nu is het gebarbecued in het vuur! Dat is het verschil tussen ijskoude waarheid uit de Bijbel en diezelfde waarheid gedoopt in het vuur van de Geest. Dus als mensen weerstand bieden aan wat we hen vanuit Gods Woord brengen, dan is dat misschien omdat we hen een diepvrieskippetje brengen. We hebben zoveel kennis, maar wat we nodig hebben is een klein beetje vuur! Dat is het kenmerk van een Nieuwtestamentische gemeente.

In het Oude Testament was er een tabernakel. Weet u dat de omschrijving van die tabernakel zó nauwkeurig is, dat wij deze zelfs vandaag de dag exact kunnen namaken? We kunnen deze precies zo maken zoals Mozes hem maakte. Het enige wat we niet kunnen namaken is het vuur!

Evenzo kunnen we luisteren naar het Nieuwtestamentische patroon voor een gemeente en die kunnen we namaken. Maar het vuur moet van God komen. En daar moeten we om bidden. Waar vuur is, daar is het kenmerk van een Nieuwtestamentische gemeente. Laten we daarom bidden dat we daar overal meer van mogen gaan ervaren.

Als God tot uw hart heeft gesproken, dan kunt u in alle stilte bidden. "Heere, laat me zien waar er een ruimte is gekomen tussen mij en mijn vrouw, mijn man, mijn broeder. Ik wil dat gat vandaag nog dichtmaken. En Heere, laat me zien waar er een geest van onbegrip is gekomen tussen mij en een broeder of zuster in onze gemeente. Ik wil hem niet veroordelen, ik wil mezelf oordelen. Heere, laat ons zien waarin we onze broeder en zuster niet hartelijk liefhebben. Laat het ons zien als we niet ernstig zoeken naar de vervulling met de Heilige Geest. Laat ons zien, daar waar aardse dingen belangrijker zijn geworden dan het bouwen van Uw gemeente. Laat me niet vergeten wat we vandaag gehoord hebben. Help me."

Hemelse Vader, ik geloof dat U een geweldig plan hebt voor deze lieve broeders en zusters. En niet alleen hier, maar op vele plaatsen in Nederland. Heere, we bidden dat er Nieuwtestamentische gemeenten mogen ontstaan en dat mensen in vuur en vlam zullen staan voor de Heere Jezus. Gemeenten die niet door de poorten van de hel overweldigd zullen worden. We bidden dit in Jezus Naam. Amen.

Hoofdstuk 1
De openbaring van Jezus Christus

In dit boek zullen we kijken naar de eerste drie hoofdstukken van het boek

Openbaring , om te zien wat de Heere daarmee tot ons wil zeggen.

Satan haat het boek Openbaring, omdat het zijn definitieve nederlaag en zijn uiteindelijke bestemming beschrijft. En als satan een boek haat, dan kunnen we er zeker van zijn dat het iets waardevols bevat voor ons.

Het boek Openbaring is in het bijzonder geschreven voor degenen die overwinnaars willen zijn in de laatste dagen. In het eerste hoofdstuk lezen we over een visioen van de opgestane Heere. In de volgende twee hoofdstukken zien we Zijn evaluatie van zeven gemeenten in Klein-Azië. Met die beoordelingen kunnen we ook onszelf en onze eigen gemeenten evalueren - als we dat willen.

De evaluatie van de Heere met betrekking tot ons leven kan heel er verschillen van onze eigen en andermans beoordeling van ons leven. De meesten van ons hebben een veel hogere dunk van onze geestelijkheid dan reëel is. Als we bereid zijn om hier en nu geëvalueerd te worden door de Heere en eerlijk om te gaan met wat Hij ons laat zien over onszelf en onze gemeenten, dan kunnen we gered worden van veel verdriet en droefheid op de dag dat we voor Zijn oordeelstroon zullen staan.

Zeven inleidende opmerkingen

"Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen heeft gegeven. Deze heeft van het Woord van God getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. Zalig is hij die leest en zijn zij die horen de woorden van de profetie, en die in acht nemen wat daarin geschreven staat, want de tijd is nabij."

(Openbaring 1:1-3)

In deze eerste drie verzen leren we zeven dingen, die een inleiding vormen tot de rest van het boek Openbaring.

Allereerst wordt het boek een openbaring genoemd. Het woord "openbaring" is de vertaling van een Grieks woord dat "ontsluiering" betekent. Alleen God kan Zijn waarheden voor ons ontsluieren. Dit is het eerste wat we in gedachten moeten houden. We hebben de Geest van wijsheid en openbaring nodig, als we willen verstaan wat God tot ons wil zeggen door Zijn Woord. Menselijke slimheid kan het nooit begrijpen.

Ten tweede lezen we dat deze openbaring gegeven werd om aan " Zijn (Christus) dienstknechten" getoond te worden. Zij is niet voor iedereen bedoeld, maar alleen voor de gewillige dienstknechten van de Heere.


Er is een verschil tussen een betaalde dienaar en een dienstknecht. De dienaar werkt voor loon. Maar de dienstknecht is een slaaf, die eigendom is van zijn meester en helemaal geen eigen rechten heeft.

Wie zijn dan de dienstknechten van de Heere? Diegenen, die vreugdevol al hun eigen plannen, ambities en rechten hebben opgegeven en nu alleen nog maar verlangen om de wil van God te doen op ieder gebied van het leven. Alleen zulke gelovigen zijn echte dienstknechten.

De Heere heeft veel dienaars, maar heel weinig dienstknechten. Gods Woord kan slechts nauwkeurig begrepen worden door Zijn dienstknechten. Anderen kunnen het wel intellectueel bestuderen, zoals iemand een lesboek bestudeert. Maar zij zullen nooit in staat zijn om de geestelijke werkelijkheden, die daarin verborgen zijn, te vatten. Jezus maakte duidelijk in Johannes 7 vers 17 dat iemand de waarheid alleen kan leren kennen door gehoorzaamheid aan Gods wil.

Ten derde wordt ons verteld, dat dit boek " te kennen werd gegeven" aan Johannes (de Engelse King James Bijbel vertaalt dit met het woord: "signified"). Dit betekent dat de boodschap gecommuniceerd werd door middel van symbolen (in het Engels: "signs"). Alleen al in de eerste drie hoofdstukken lezen we over kandelaren en sterren, bronzen voeten en een tweezijdig zwaard, verborgen manna en een witte steen enzovoort. Deze dingen moeten niet letterlijk opgevat worden. Het zijn symbolen van geestelijke werkelijkheden. We moeten de schrift met de schrift vergelijken om te begrijpen wat deze symbolen betekenen.

Ten vierde noemt Johannes deze ontsluiering "het Woord van God " (zie vers 2). In Openbaring 22 vers 18-19 wordt een ernstig oordeel uitgesproken over degene die probeert iets toe te voegen of af te doen van "de woorden van dit boek". Er is geen enkel ander boek in de hele Bijbel dat zo'n ernstige waarschuwing bevat.

Ieder deel van Gods Woord is ons gegeven om " te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid" , zodat we "volmaakt" en "tot elk goed werk volkomen toegerust" kunnen worden ( 2 Timotheüs 3:16-17).

De drie hoofdstukken van het boek Openbaring, die we zullen bekijken in dit boek, zijn ook gegeven om ons volmaakt te maken. Alleen degenen die volmaaktheid zoeken in hun leven, zullen maximaal profijt hebben van het bestuderen van enig deel van het Woord van God.

Ten vijfde is deze openbaring het "getuigenis van Jezus Christus" (zie vers 2). InOpenbaring 19 vers 10 wordt ons verteld: " Het getuigenis van Jezus is de geest van de profetie". Echte profetie wijst ons altijd naar de Heere en niet slechts naar gebeurtenissen. Het werkelijk begrijpen van profetie zal ons verootmoedigen voor het aangezicht van de Heere en zal ons niet trots maken op onze ingebeelde kennis van toekomstige gebeurtenissen. Zelfs als we ons vergissen met betrekking tot de juiste volgorde van verschillende gebeurtenissen die in de toekomst zullen plaatsvinden, dan zullen we het toch goed gedaan hebben als we ons niet vergist hebben met betrekking tot de kennis van de Heere.


Hoewel deze openbaring ontsluiert "wat spoedig moet geschieden " (zie vers 1), is dat toch niet het belangrijkste doel. De openbaring wordt "het getuigenis van Jezus Christus" genoemd. Zij is niet gegeven om ons gedetailleerde kennis te geven over toekomstige gebeurtenissen, maar om ons te laten zien dat de Heere Jezus die toekomstige gebeurtenissen onder Zijn controle heeft. Het is de overwinning van de Heere die we hoofdzakelijk zien in het hele boek Openbaring.

Laat ons dan "onze ogen gericht houden op Jezus", wanneer we met deze studie bezig zijn.

Ten zesde wordt er een zegen beloofd aan diegenen, die "in acht nemen wat daarin geschreven staat" ( zie vers 3). Dit laatste boek van de Bijbel is ons gegeven om het te GEHOORZAMEN. Het is zegenrijk om welk deel dan ook van de Schrift te gehoorzamen. Maar het boek Openbaring is het enige boek waarin een specifieke zegen is beloofd aan degenen die gehoorzamen wat daarin geschreven staat.

Zelfs als we niet veel begrijpen van de symboliek van het boek, dan zal het toch voldoende zijn om te gehoorzamen wat we lezen. Er wordt geen zegen beloofd aan degenen die begrijpen wat de symbolen betekenen of aan degenen die de volgorde van de komende gebeurtenissen nauwkeurig kan interpreteren. Gehoorzaamheid betekent veel meer voor God dan slechts een intellectueel begrijpen van Zijn Woord. Helaas hechten de meeste gelovigen meer waarde aan kennis van het Woord dan aan gehoorzaamheid aan het Woord.

Het voedsel dat we eten wordt omgezet in vlees, bloed en bot, zelfs als we niet begrijpen hoe dat gebeurt. Het is voldoende dat ons verteringsstelsel goed functioneert. Zo is het in de geestelijke werkelijkheid ook. Kennis zonder gehoorzaamheid aan God is als onverteerd voedsel. Het brengt dood in plaats van leven. Kennis met gehoorzaamheid brengt leven.

Ten zevende wordt ook een zegen beloofd aan " hij die leest de woorden van de profetie" (zie vers 3 ). Dit gaat over degenen die het hardop voorlezen in het openbaar en het onderwijzen aan andere gelovigen.

Vergeet niet dat losse kopieën van het boek Openbaring niet beschikbaar waren voor de gelovigen in de eerste eeuw. De enige manier waarop iemand de boodschap van het boek kon horen, was wanneer het hardop werd voorgelezen tijdens de samenkomsten van de kerk. Dit was de reden dat Paulus Timotheüs bemoedigde met de woorden: " Blijf bezig met het voorlezen, met het vermanen, met het onderwijzen. " (1 Timotheüs 4:13)

De toepassing voor ons vandaag de dag, is dat we met anderen zouden moeten delen wat we van God ontvangen door Zijn Woord. Hier wordt een zegen beloofd aan allen die dat doen.


Genade en vrede van God

"Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede, van Hem Die is en Die was en Die komt, en van de zeven Geesten, Die voor Zijn troon zijn, en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde, Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige."

(Openbaring 1:4-8)

Johannes begint met het gebed, dat genade en vrede van God tot hen mag komen. "Genade" betekent: Gods hulp die ons wordt aangeboden in overeenstemming met onze huidige behoefte. Als we vergeving nodig hebben, dan kan genade ons vergeven. Als we kracht nodig hebben om zonde te overwinnen, dan kan genade ons kracht schenken. Als we hulp nodig hebben om trouw te blijven in een tijd van beproeving, dan kan genade ons de benodigde hulp geven. Gods genade is altijd genoeg voor iedere nood die we hebben.

"Vrede" is een ander geweldig geschenk van God - vrede in onze harten, zonder een knagend gevoel van schuld of veroordeling; en vrede met anderen om ons heen, wat broederschap brengt in de kerk.

De begroeting wordt gezonden in de Naam van de Drie-enige God.

De Ene, die altijd bestaat in verleden, heden en toekomst is een verwijzing naar de Vader.

De "zeven Geesten" verwijzen naar de Heilige Geest. Het getal zeven staat in de Schrift symbool voor volmaaktheid. En de zeven Geesten verwijzen naar de Heilige Geest als de Geest van perfectie. In Jesaja 11 vers 2-3 wordt de Heilige Geest als volgt beschreven:

1) de Geest van de HEERE

2) de Geest van wijsheid

3) de Geest van verstand

4) de Geest van raad

5) de Geest van sterkte

6) de Geest van kennis

7) de Geest van de vreze des HEEREN

Naar Jezus Christus, de tweede Persoon van de Drie-eenheid, wordt verwezen met een aantal verschillende titels, die we één voor één zullen bekijken.


De titels van Christus

"Getrouwe Getuige" verwijst naar de absolute betrouwbaarheid van onze Heere met betrekking tot de beloften die Hij gemaakt heeft.

"De Eerstgeborene uit de doden" verwijst naar Hem als de eerste mens die de dood heeft overwonnen en permanent uit het graf is gekomen. Anderen, die vóór Hem uit de dood werden opgewekt, zijn weer gestorven. Nu dat Jezus de dood permanent heeft overwonnen, hoeven we nooit meer bang te zijn voor ziekte of voor de dood.

Er wordt ook over Jezus geschreven als " de Vorst van de koningen der aarde". Alle autoriteit in de hemel en op aarde is aan onze Heere gegeven. Ook heeft hij de controle over de harten van de aardse heersers. "Het hart van een koning is in de hand van de HEERE als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt." (Spreuken 21:1)

Verder wordt er over onze Heere gesproken als de Ene " Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed " (zie vers 5). Zijn liefde voor ons is eeuwigdurend. En Hij gaf Zijn bloed niet alleen om onze zonden te vergeven, maar ook om ons voor eens en altijd te bevrijden van onze zonden. De eerste belofte van het Nieuwe Testament is dat Jezus "Zijn volk zalig zal maken van hun zonden" ( Mattheüs 1:21). Vrijheid van de macht van de zonde is hét grote thema van het hele Nieuwe Testament. Geen enkele zonde kan nog over ons heersen, wanneer wij onder de genade leven ( Romeinen 6:14).

Een Koninkrijk en priesters voor God onze Vader

Verder wordt ons verteld, dat de Heere Jezus ons gevormd heeft tot "een Koninkrijk en priesters voor Zijn God en Vader." ( zie vers 6)

Het Koninkrijk van God is het domein waarin God absolute autoriteit uitoefent. De Gemeente is een vertegenwoordiging van het Koninkrijk van God op aarde. Dat wil zeggen: een groep mensen die één Koninkrijk zijn geworden, omdat zij zich hebben onderworpen aan het gezag van God in elk gebied van hun leven. De Heere heeft een chaotische menigte omgezet in een ordelijk Koninkrijk - een volk dat nu bestuurd wordt door God.

We zijn ook tot priesters gemaakt. Iedere gelovige - man of vrouw - is tot priester gemaakt voor de Heere. In Gods ogen is er geen speciale klasse van mensen die "priesters" genoemd worden in de kerk. Dat is een concept vanuit het Oude Testament. Wanneer zoiets vandaag de dag in de kerk bestaat, dan leidt dat mensen terug naar de omstandigheden van vóór Christus! Wij zijn ALLEMAAL priesters.

Als priesters zijn we geroepen om offers te brengen aan God. Zoals de priesters in het Oude Testament de lichamen van dieren offerden, zo offeren wij vandaag de dag onze eigen lichamen aan God als een levend offer (Romeinen 12:1).

De uitdrukking "Zijn God en Vader" lijkt op de woorden die Jezus zelf gebruikte na Zijn opstanding: "Mijn Vader en uw Vader, Mijn God en uw God" (Johannes 20:17).


Zijn Vader is nu ook onze Vader geworden. Wij kunnen nu onze zekerheid vinden in het feit dat God onze Vader is, net zoals Jezus Zijn zekerheid daarin vond. "Amen", zegt Johannes ( zie vers 6). En ook wij zeggen: "Het zal zo zijn."

Aan Hem alleen "zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid" ( zie vers 6). Daarna, in vers 7, wordt er geprofeteerd over de terugkomst van Jezus naar de aarde. Het laatste wat deze wereld had gezien van onze Heere Jezus, was hoe hij schandelijk aan het kruis hing op Golgotha. Maar één van deze dagen zal de wereld Hem zien komen op de wolken in heerlijkheid. Ieder oog zal Hem zien. Ook degenen die Hem doorstoken hebben (de natie van Israël) zullen Hem zien. De stammen van de aarde zullen wenen wanneer Hij komt. Maar wij zullen ons verblijden. Weer zegt Johannes "Amen". En ook wij zeggen: "Het zal zo zijn."

In vers 8 beschrijft God Zichzelf als de Alfa en de Omega, de Almachtige en eeuwig bestaande God. Hij was er in het begin, toen er nog niets bestond. Hij zal er zijn in het einde van de tijd. Er zal nooit iets gebeuren op enige plaats op enig moment waardoor God verrast zal zijn. Onze Vader kent niet alleen het einde vanaf het begin, maar omdat hij de Almachtige God is, heeft hij ook alles onder controle. Daarom hoeven we geen enkele angst te hebben voor de toekomst.

Aan het einde van het boek Openbaring wordt nogmaals verwezen naar God als de Almachtige en de Alfa en Omega ( Openbaring 19:6, 22:13). We zouden dus kunnen zeggen dat het hele boek Openbaring "gesandwicht" wordt door deze twee uitspraken, die verwijzen naar de alwetendheid en de almacht van onze God en Vader. Dat is hetgene wat ons volmaakte zekerheid geeft, ook als we in dat boek lezen over de beproevingen en verdrukkingen waar Gods volk doorheen zal gaan, en over de calamiteiten waar de wereld om ons heen doorheen zal gaan in de laatste dagen.

Zeven Heerlijke waarheden

Enkele van de belangrijkste waarheden, waarin we geworteld moeten zijn in deze dagen, zijn de waarheden die betrekking hebben op onze Heere en onze relatie met Hem. Het gaat om de volgende waarheden, die we eerder besproken hebben:

1) De absolute betrouwbaarheid van de beloften van de Heere

2) Zijn overwinning op de grootste vijand van de mens (de dood)

3) Zijn alomvattende gezag over alles in de hemel en op aarde

4) Zijn eeuwige en onveranderlijke liefde voor ons

5) Dat Hij bevrijdt van de macht van de zonde

6) Dat Zijn Vader nu ook onze Vader is

7) Dat Hij terugkomt om Zijn koninkrijk op aarde te vestigen

We moeten geworteld en gegrondvest zijn in deze waarheden om standvastig en stabiel te zijn in de tijden die gaan komen.


Hoofdstuk 2
Bemoediging in verdrukking

"Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus Christus, was op het eiland genaamd Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus. Ik was in de geest op de dag des Heren en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin."

(Openbaring 1:9-10)

Johannes uw broeder

Hier lezen we dat Johannes zichzelf "uw broeder" noemt. Johannes was in die tijd de enige levende apostel van de twaalf die Jezus had uitgekozen. Hij was ongeveer 95 jaar oud toen de Heere hem deze openbaring gaf op het eiland Patmos. Hij had op dat moment ongeveer 65 jaar met God gewandeld. Maar toch was hij een broeder.

Hij was niet paus Johannes of dominee Johannes. Hij was zelfs niet pastoor Johannes! Hij was gewoon een eenvoudige broeder. Jezus had Zijn discipelen geleerd om alle titels te vermijden en om altijd naar zichzelf te verwijzen als normale broeders (Mattheüs 23:8-11). En de apostelen gehoorzaamden Hem letterlijk, in tegenstelling tot vele anderen vandaag de dag.

We hebben slechts één Hoofd en één Leider: Christus. Voor de rest zijn we allemaal broeders, wat onze bediening of onze ervaring in de kerk dan ook mag zijn.

De verdrukking van Jezus

Johannes verwijst naar zichzelf als een " deelgenoot in de verdrukking van Jezus". Iedere toegewijde discipel van Jezus moet bereid zijn om deel te hebben aan de verdrukking van Jezus, zolang hij in deze wereld is.

Johannes leidde geen comfortabel leven, toen hij deze ontsluiering ontving. Hij kreeg de ontsluiering terwijl hij verdrukking ervoer op Patmos, omdat hij trouw was geweest aan "het Woord van God en het getuigenis van Jezus" ( zie vers 9). Hij moest zelf verdrukking meemaken om te kunnen schrijven over de heiligen, die in de laatste dagen de grote verdrukking zullen ervaren van de Antichrist. God leidt ons eerst zelf door beproevingen en verdrukkingen, voordat hij ons een bediening geeft voor anderen die geconfronteerd worden met verdrukking.

Paulus zei: " God, die ons troost in al onze verdrukking, zodat wij hen kunnen troosten die in allerlei verdrukking zijn, met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden. " (2 Korinthe 1:4)

Het is daarom niet verrassend dat de leer, die onderwijst dat Jezus in het geheim terug zal komen en zijn kerk op zal nemen (de opname) uit de wereld vóór de grote verdrukking, voor het eerst ontstond in een land (Engeland) waar de christenen comfortabel leefden en in een tijd (midden van de 19e eeuw) waarin zij helemaal


geen geloofsvervolging doormaakten. Vandaag de dag wordt deze leer nog steeds geproclameerd en geloofd door christenen die in gemak en comfort leven, in landen waar christenen in het geheel niet vervolgd worden.

Omdat de gebeden van de meeste christenen ongeveer van deze orde zijn: "Heere, maak mijn leven comfortabeler op deze aarde", hoeft het ons niet te verbazen dat zij deze leer van een opname van de Gemeente vóór de grote verdrukking maar al te graag hebben geaccepteerd. Zo is satan erin geslaagd om vele christenen te sussen met valse zekerheid, zodat ze onvoorbereid zullen zijn op de grote verdrukking, wanneer die over hen heen zal komen.

De woorden van Jezus zijn duidelijk: " In de wereld ZULT U VERDRUKKING HEBBEN, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen. " (Johannes 16:33) Hij heeft nooit beloofd dat wij zouden ontkomen aan verdrukking - of het nu gaat om kleine verdrukkingen of om de grote verdrukking. Maar Hij zei dat wij zouden kunnen overwinnen, zoals ook Hij overwon. Hij is er veel meer in geïnteresseerd om overwinnaars van ons te maken, dan om ons te redden uit verdrukking, omdat hij veel meer geïnteresseerd is in ons karakter dan in ons comfort.

Ook zei Jezus nooit dat het ontsnappen uit de grote verdrukking een beloning zou zijn voor trouw, zoals sommigen wel onderwijzen. Integendeel, Hij zei dat degenen die alles zouden achterlaten om Hem te volgen nog meer verdrukking zouden hebben dan anderen die Hem niet volgden (Markus 10:30).

Toen Hij tot Zijn Vader bad voor Zijn discipelen, zei Hij: " Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze. " (Johannes 17:15) Hij wilde NIET dat Zijn discipelen destijds uit de wereld opgenomen zouden worden alleen omdat ze verdrukking zouden doormaken.

In de derde eeuw, toen christenen voor de leeuwen werden geworpen in de amfitheaters en op staken verbrand werden in verschillende delen van het Romeinse rijk, redde de Heere hen niet uit zulke verdrukkingen. De God die de leeuwenbekken sloot en de kracht van de vurige oven wegnam in Daniëls tijd, deed zulke dingen NIET voor deze discipelen van Jezus - want dit waren christenen van het Nieuwe Testament, die God verheerlijkten door de dood. Net zoals hun meester, Jezus, vroegen zij niet om en verwachtten zij geen twaalf legioenen engelen om te komen en om hen te beschermen voor hun vijanden.

Vanuit de hemel keek God toe hoe de bruid van Zijn Zoon in stukken werd gescheurd door leeuwen en tot as werd verbrand; en Hij werd verheerlijkt in hun getuigenis - want zij hadden " het Lam gevolgd waar Het ook naartoe ging", zelfs tot in een gewelddadige, fysieke dood (Openbaring 14:4). Het enige woord dat de Heere tot hen sprak was: " Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven. " (Openbaring 2:10)

Ook vandaag, terwijl de discipelen van Jezus in vele landen worden gemarteld en vervolgd om Zijn Naam, neemt de Heere hen niet weg van de aarde. Ook ons zal hij niet opnemen naar de hemel vóór de grote verdrukking. Hij gaat iets veel beters doen. Hij zal ons maken tot overwinnaars te midden van de grote verdrukking.


Jezus is er veel meer in geïnteresseerd om ons te redden van het kwaad dan om ons te redden van verdrukking. Hij laat het toe dat wij door verdrukking gaan, omdat Hij weet dat dit de enige manier is waarop wij geestelijk sterk kunnen worden.

Zo'n boodschap is inderdaad een vreemde leer voor een comfort-minnend christendom, dat iedere zondag vertroeteld wordt op de kerkbanken door oorstrelende predikanten. Maar dit is de boodschap die de apostelen predikten in de eerste gemeenten. "Zij versterkten de zielen van de discipelen, spoorden hen aan in het geloof te blijven en zeiden dat wij door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God moeten ingaan." (Handelingen 14:22)

De kleine beproevingen waarmee we op dit moment thuis en op het werk worden geconfronteerd, zijn slechts een voorbereiding op de grotere beproevingen die in de toekomst zullen komen. Daarom is het essentieel dat wij nu trouw zijn. God zegt namelijk: "Wanneer u met hardlopers mee rent, en die maken u al moe, hoe moet u dan wedijveren met paarden?" (Jeremia 12:5)

Johannes zegt een " deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus " te zijn (zie vers 9). We moeten eerst deelhebben aan Jezus in de verdrukking, voordat we deel kunnen hebben aan Zijn troon in Zijn Koninkrijk.

Volharding wordt in het Nieuwe Testament benadrukt als een grote deugd. Jezus Zelf zei: " Zij zullen u overleveren aan verdrukking…maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. " (Mattheüs 24:9,13)

Het "in de Geest" zijn

Johannes ontving deze openbaring op de dag van de Heere (zie vers 10). De eerste dag van de week werd " de dag van de Heere" genoemd, omdat dat de dag was waarop Jezus opstond uit de dood, nadat hij zonde, satan, de dood en het graf had overwonnen.

De eerste discipelen ontmoetten elkaar op de eerste dag van elke week, om elkaar op te bouwen en om brood te breken ( Handelingen 20:7; 1 Korinthe 16:2). Ze hadden geen speciale dagen in het jaar. Ze hadden geen "Goede Vrijdag" of "Pasen" of "Kerstmis". Ze waren vrijgemaakt van het houden van dagen en seizoenen, want zij waren onder het Nieuwe Testament gekomen ( Kolossenzen 2:16-17).

Johannes was "in de Geest" en daarom hoorde hij de stem van de Heere. Ook wij kunnen die stem horen - als we in de Geest zijn. Het hangt allemaal af van waar onze gedachten op gericht zijn. Als onze gedachten gericht zijn op de dingen van de aarde, dan zullen we alleen de stemmen horen die over aardse dingen spreken.

We weten bijvoorbeeld, dat er veel stemmen zijn in de radiogolven die zich in de lucht rondom ons bevinden. De stem die wij ontvangen is afhankelijk van de frequentie waarop onze radio is afgesteld. Je kunt over de radio Gods Woord horen of je kunt satans rockmuziek horen. De keuze is aan u.


Zo is het ook met je gedachten. Als we in de Geest zijn - dat wil zeggen dat we vervuld zijn met de Geest en dat onze gedachten op de dingen van boven gericht zijn (Kolossenzen 3:2) - dan zullen we in staat zijn om de stem van de Heere te horen.

Maar er zijn ook andere stemmen in de lucht die schreeuwen om onze aandacht. Er zijn stemmen die u graag zouden vertellen hoe u meer geld kunt verdienen, hoe u uw deel van de eigendommen van de familie in bezit kunt nemen, hoe u de rekening kunt vereffenen met iemand die u bedrogen heeft en hoe u uzelf kunt verdedigen tegen degenen die valse geruchten over u verspreiden enzovoort. Satans radiostations zenden leugens, bitterheid en angsten uit, 24 uur per dag. Het enige wat u hoeft te doen is de radio afstellen en u kunt ontvangen wat je maar wilt!

Wanneer gelovigen klagen dat God niet tot hen spreekt, is dat niet omdat God niet spreekt. God spreekt altijd. Maar hun gedachten zijn afgesteld op deze wereld en haar interesses. Ik ben ervan overtuigd dat de Geest in het verleden veel woorden gesproken heeft die voor ons bedoeld waren, maar die we nooit "ontvangen hebben", omdat we niet in de Geest waren.

Je kunt in een samenkomst van de kerk zitten en helemaal niets horen van wat de Geest zegt, zelfs als je alles begrijpt wat de predikant zegt. Iemand naast je, die "in de Geest" is, hoort daarentegen de stem van de Heere, net zoals Johannes.

Johannes hoorde de stem van de Heere zo duidelijk dat hij zegt dat het zo luid was als een bazuin! Zo luid spreekt God! Maar degenen die doof zijn kunnen zelfs het geblaas op een trompet niet horen.

Sta toe dat ik u vermaan en een ieder van u uitdaag om uzelf elke dag in de Geest te houden - vooral in deze laatste dagen van dit tijdperk. Zorg ervoor dat u gevoelig blijft voor zonde en in nederigheid wandelt voor het aangezicht van God, zodat uw oren open kunnen blijven voor wat de Heere tot u wil spreken.


Hoofdstuk 3
De opgestane Heere

"Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: naar Efeze, naar Smyrna, naar Pergamus, naar Thyatira, naar Sardis, naar Filadelfia en naar Laodicea. En ik keerde mij om, om de stem te zien die met mij had gesproken. En toen ik mij had omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaren. En te midden van de zeven kandelaren zag ik Iemand Die op de Zoon des mensen leek, gekleed in een gewaad tot op de voeten, en op de borst omgord met een gouden gordel; en Zijn hoofd en haar waren wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen waren als een vuurvlam, en Zijn voeten waren als blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven, en Zijn stem klonk als het geluid van vele wateren. En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand en uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten, en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf. Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden. Het geheimenis van de zeven sterren die u in Mijn rechterhand hebt gezien, en van de zeven gouden kandelaren is: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren die u hebt gezien, zijn de zeven gemeenten."

(Openbaring 1:11-20)

Zeven lokale gemeenten

God geeft ons niet alleen boodschappen voor onszelf, maar ook voor anderen. Wanneer God tot ons spreekt is het een goede gewoonte om op te schrijven wat we horen, zoals ook Johannes dat hier moest doen ( zie vers 11). Anders zou hij misschien vergeten hebben wat God tot hem gesproken had.

In dit geval was de boodschap bestemt voor de zeven gemeenten in Asia. Wat toen bekent stond als Asia, is tegenwoordig een klein deel van Turkije. Deze zeven gemeenten bevonden zich binnen een straal van 120km afstand van elkaar. Maar merk op dat, ondanks het feit dat zij zo dicht bij elkaar in de buurt lagen, zij nooit collectief genoemd worden als "De GEMEENTE in Asia". Ze werden "De

GEMEENTEN in Asia" genoemd.

Dit lijkt een klein verschil, maar is desalniettemin een zeer belangrijk punt. "De gemeente in Asia" zou hebben betekent dat deze kerken een denominatie waren geworden met een centraal hoofdkwartier. Maar "De gemeenten in Asia" geeft aan dat elke gemeente een lokale gemeente was waarvan de Heere op een directe manier het Hoofd was.

De gemeente is een werk van God, gebouw door Christus. Maar denominaties zijn het werk van mensen. Al het onderwijs en de geschriften van de apostelen maken duidelijk dat het de wil van God is dat Christus op een directe manier het Hoofd is van iedere gemeente, en dat de gemeente geen deel uitmaakt van een denominatie.


Er was geen bisschop of hoofdopzichter de baas over deze zeven gemeenten, aan wie Johannes deze brieven had kunnen sturen, zodat ze via hem aan de gemeenten uitgedeeld zouden kunnen worden. Elke brief moest apart verstuurd worden naar de boodschapper van die gemeente - want elke gemeente was een onafhankelijke eenheid. De Heere heeft apostelen gegeven aan de Gemeente. Johannes was zelf één van hen. Maar de Heere heeft geen bisschoppen of hoofdopzichters gegeven.

Er bestaat bijvoorbeeld niet zoiets als "De gemeente in India". Er zijn gemeenten in India, en die worden door de Heere gebouwd op verschillende plaatsen. Hij is van elk van die gemeenten op een directe manier het Hoofd.

Satans uiteindelijke doel is om zijn valse wereldwijde "kerk" te bouwen: Babylon. En zijn eerst stap op weg naar dat doel heeft hij eeuwen geleden gezet door gemeenten samen te voegen in denominaties. Hij wist dat het anders een onmogelijk werk zou worden om Babylon te bouwen. We moeten niet onwetend zijn met betrekking tot satans listen.

De zeven gouden kandelaren symboliseren de zeven gemeenten ( zie vers 20). Onder het oude verbond had de tempel één kandelaar met zeven takken. De reden hiervoor was dat alle stammen van Israël takken waren van één "denominatie", met haar centrale hoofdkwartier en leiders in Jeruzalem.

Maar onder het nieuwe verbond is dit anders. Er zijn zeven verschillende kandelaren, waarvan iedere kandelaar volkomen gescheiden is van de anderen. De reden hiervoor is, zoals we hierboven zagen, dat elke gemeente onafhankelijk is, met Christus als Hoofd, hoewel de gemeenten onderling wel in gemeenschap zijn door het Hoofd.

Dat elke gemeente een kandelaar wordt genoemd geeft aan dat licht geven, in Gods ogen, de hoofdfunctie is. Dat de kandelaren van goud zijn wijst op de Goddelijke oorsprong van een echte gemeente. Zij wordt gebouwd door de Heere en niet door mensen.

Een kandelaar is niet bedoeld om slechts een versiersel te zijn. Zo ook een kerk niet! Het licht dat iedere gemeente zou moeten voortbrengen is het Woord van God, wat een licht is op ons pad in deze duistere wereld (Psalm 119:105). Wanneer vele zogenaamde "gemeenten", in plaats van om dat licht voort te schijnen, hoofdzakelijk bezig gaan met het starten van scholen en ziekenhuizen en het doen van sociaal werk, dan kunnen we er zeker van zijn dat ze afdwalen van Gods primaire doel.

De opgestane Heere

Toen Johannes zich omdraaide om te zien wie er tot hem sprak, zag hij Jezus (zie vers 12 en 13). Maar Johannes zag Hem te midden van de gemeenten. De Heere wil Zichzelf openbaren en tot anderen spreken door middel van de lokale gemeente.

De eerste woonplaats van God die in de Bijbel wordt genoemd, is de brandende struik die Mozes in de woestijn zag ( Deuteronomium 33:16). Net zoals Johannes op Patmos, keerde ook Mozes zich om met als doel om dat wonderbaarlijke verschijnsel te bezien. En dat was het moment waarop God tot hem sprak ( Exodus 3:3).


Vandaag de dag is de Gemeente Gods woonplaats. God verlangt ernaar dat elke gemeente vurig is door Zijn Geest, zoals ook die brandende struik vurig was.

Wanneer mensen kijken naar een lokale gemeente, zouden ze het leven van Christus geopenbaard moeten zien door de leden van die gemeente. Dan kan God spreken tot mensen door de Gemeente.

Vervolgens gaat Johannes verder met het beschrijven van de Heere Jezus, zoals hij Hem zag. Hoewel de Heere is verrezen, wordt Hij nog steeds de "Zoon des mensen" genoemd, wat benadrukt dat hij zich permanent vereenzelvigt met de mensheid.

Zijn lange gewaad (ongetwijfeld wit van kleur) dat reikt tot aan Zijn voeten, verwijst naar Zijn hogepriesterlijke bediening van voorbede voor ons - want dit was hoe een Joodse hogepriester gekleed ging wanneer Hij binnenging in het Heilige der Heiligen van de tabernakel, ieder jaar op de Grote Verzoendag (zie vers 13).

De Heere droeg een gouden gordel (riem) op de borst ( zie vers 13). Goud symboliseert het Goddelijke. De gordel symboliseert rechtvaardigheid en trouw (Jesaja 11:5). Dit benadrukt de volmaakte rechtvaardigheid van God die gezien werd in Jezus' leven op aarde en de perfecte trouw waarmee Hij zijn beloften aan ons houdt.

Zijn hoofd en haar waren wit, als witte wol (zie vers 14). In Daniël 7:9 wordt deze zelfde symboliek gebruikt om te wijzen op Gods eeuwigheid (Zijn eindeloze leeftijd). Het witte haar spreekt ook over wijsheid. Dit benadrukt dus dat Jezus, hoewel hij de Zoon des mensen is, desalniettemin ook de eeuwige God is, volmaakt in wijsheid.

Zijn ogen waren als een vuurvlam (zie vers 14). Dit betekent dat "alles naakt en ontbloot ligt" voor Hem ( Hebreeën 4:13). Zijn ogen zien dwars door al het religieus vernis, en worden niet misleidt door de bloemige en vrome taal en de "vorm van godsvrucht" van de religieuze huichelaar. Ook ziet Hij dieper dan de gebroken, stotterende woorden van de Godvrezende ziel, op de oprechtheid van zijn hart. Als gevolg daarvan is Zijn oordeel volkomen anders dan dat van mensen.

Zijn voeten waren als blinkend koper (zie vers 15). Koper was het materiaal waarvan het offeraltaar (in de voorhof van de tabernakel) was gemaakt. Daar werd het zondoffer geslacht. Koperbrons symboliseert dan ook Gods oordeel op Golgotha over de zonde van mensen. Terwijl de kop van de slang vermorzeld werd, moesten Jezus' voeten vastgenageld worden aan het kruis (Genesis 3:15).

Zijn stem was als het geluid van vele wateren (zie vers 15). De stromen van levend water symboliseren de Heilige Geest ( Johannes 7:37-39). Het spreken van Jezus was altijd vervuld van zachtmoedigheid en wijsheid van de Heilige Geest.

Hij hield zeven sterren in Zijn rechterhand (zie vers 16). De zeven sterren zijn de zeven boodschappers van de gemeenten ( zie vers 20). God heeft verordineerd dat de Nieuwtestamentische gemeente door een veelvoud van ouderlingen geleid zou worden (Handelingen 14:23; Titus 1:5; Handelingen 20:17). Maar normaliter rust God één van de ouderlingen toe met de gave van het verkondigen van het Woord in de gemeente, als Zijn boodschapper. Naar deze ouderling wordt hier verwezen als "de


boodschapper van de gemeente". (Het woord dat vertaald wordt met " engel" is een Grieks woord dat eigenlijk betekent: "iemand die nieuws brengt" of "boodschapper")

Deze boodschappers houdt Christus vast in Zijn hand. Om deze reden wordt ons geboden om dubbele eer te geven aan ouderlingen "die arbeiden in het Woord en in de leer" ( 1 Timotheüs 5:17).

Het is echter noodzakelijk om te vermelden dat er vandaag de dag vele ouderlingen zijn van gemeenten en velen die Gods Woord prediken, die NIET vastgehouden worden door de hand van Christus, omdat ze zichzelf hebben aangesteld en niet door Hem zijn aangesteld.

Een boodschapper die is aangesteld door de Heere zal een man van God zijn, die je vertrouwen wekt en door wiens leven en bediening je wordt gevoed, geleid en gezegend. Zo'n man moet gerespecteerd worden - want de Heere houdt hem in Zijn hand. Er zijn vandaag de dag maar weinig van zulke mannen - maar prijs God dat er nog een paar zijn.

Gods dienstknechten zijn speciale doelwitten van satan. Dat is de reden dat zij speciaal door de Heere in Zijn hand gehouden worden. Zolang ze nederig blijven kan satan hen niet aanraken. Maar wanneer ze opgeblazen worden, of zondigen zonder zich te bekeren, dan staat God het satan toe om ze op verschillende wijzen te treffen, zodat ze tot bekering kunnen komen. Het is een geweldig voorrecht om door de Heere als Zijn boodschapper in Zijn hand gehouden te worden. Maar het brengt ook een geweldige verantwoordelijkheid.

Uit Jezus' mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard ( zie vers 16). Dit verwijst naar het Woord van God dat Hij spreekt (Hebreeën 4:12). In vers 15 zien we dat Zijn stem was als het geluid van vele wateren. Deze twee verzen tezamen leren dat Jezus altijd Gods Woord spreekt in de kracht van de Heilige Geest. Hij spreekt met grote zachtmoedigheid, maar hij vermaant ook stevig wanneer nodig.

Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht ( zie vers 16). Zo zagen ook Petrus, Jakobus en Johannes Hem op de berg van verheerlijking (Mattheüs 17:2). Dit symboliseert het "ontoegankelijke licht" waarin God woont ( 1 Timotheüs 6:16). De heiligheid van God wordt hier vergeleken met de stralende middagzon, waar we niet direct in kunnen staren. De zon is een vuurbal, waar geen ziektekiemen of bacteriën kunnen verblijven. Zo kan er ook geen zonde verblijven in de aanwezigheid van God (Jesaja 33:14).

Aan de voeten van de Heere

Dezelfde Johannes die aan Jezus' borst lag tijdens het laatste avondmaal, valt nu aan Zijn voeten neer als een dode man ( zie vers 17). Johannes had al 65 jaar met God gewandeld. Hij was ongetwijfeld de meest heilige man op aarde in die tijd. Toch kon hij niet rechtop blijven staan in de aanwezigheid van de Heere. Het zijn degenen die de Heere het best kennen, die het meeste ontzag voor Hem zullen hebben.

Degenen die Hem het minst kennen, doen alsof ze een goedkope bekendheid met Hem hebben.


De serafs in de hemel bedekten hun gezichten voor de Heere ( Jesaja 6:2-3). Job en Jesaja zagen hun eigen zondigheid en treurden toen zij de heerlijkheid van God zagen ( Job 42:5-6; Jesaja 6:5). Maar dwazen stormen naar binnen, daar waar engelen zich niet wagen! Zodanig is de dwaasheid van de vleselijke gelovige.

Hoe beter we de Heere kennen, des te meer zullen we in aanbiddende verwondering voor Zijn voeten neervallen met onze mond in het stof. Slechts wanneer we de heerlijkheid van de Heere constant zien, zullen we ons eigen gebrek aan christusgelijkvormigheid zien. Slechts dan zullen we stoppen met het oordelen van anderen en beginnen onszelf te beoordelen. En alleen dan zullen we Zijn krachtige aanraking ervaren zoals Johannes die ervoer op Patmos.

Jezus legde Zijn rechterhand op Johannes (zie vers 17). Dit symboliseerde toerusting met kracht en autoriteit. Hij spoorde Johannes aan om niet bang te zijn.

"Wees niet bang" en "volg mij" zijn de twee meest herhaalde uitspraken van Jezus in de evangeliën. Hij spreekt diezelfde woorden ook vandaag tot ons.

Jezus zei verder tegen Johannes dat Hij de Eerste en de Laatste was - exact dezelfde titel die eerder gebruikt wordt voor de Vader ( vers 8). Hij kent het einde vanaf het begin en Hij Zelf is vóór het begin en na het einde. Daarom hoeven wij nooit bang te zijn.

Vervolgens vertelt Jezus Johannes dat Hij de dood en het graf overwonnen heeft en dat hij nu de sleutels heeft van de dood en van Hades (de verblijfplaats van de geesten van de overledenen) ( zie vers 18). Sleutels symboliseren de macht om deuren te openen en te sluiten. Ooit had satan de macht over de dood ( Hebreeën 2:14-15). Maar toen Jezus stierf en verrees, nam Hij die sleutels weg van satan.

Vandaag de dag heeft Jezus de sleutels van de dood en van Hades. Dit betekent dat je niet kunt sterven vóór de tijd die God heeft aangesteld, indien je een hartgrondige discipel van Jezus bent die alleen zoekt om de wil van God te doen in zijn/haar leven. Geen ongeluk of ziekte kan jouw leven opeisen, totdat Jezus besluit dat het tijd is om de deur van de dood voor jou open te doen, zodat jij daardoorheen in Zijn aanwezigheid binnen kunt treden. Dit is een geweldige bemoediging voor alle echte discipelen van Jezus.

Johannes kon wellicht vervolgd worden door de mensen op Patmos. Maar ze konden hem niet doden totdat Gods tijd voor hem gekomen was. En de Heere had nog steeds een bediening die Johannes moest vervullen.

Nu was Johannes bekrachtigd en had hij de opdracht gekregen van de Heere voor een nieuwe taak - om dit prachtige boek Openbaring te schrijven (zie vers 19). We moeten telkens weer opnieuw bekrachtigd worden door de Heere om onze bediening triomferend te kunnen voltooien.

De drievoudige opdeling van "Openbaring"

In vers 19 geeft de Heere Johannes een drievoudige opdeling van het boek:


1) Wat Johannes al gezien heeft (hoofdstuk 1) - het visioen van de triomferende Heere Jezus die zegt: "Wees niet bevreesd". Angst hoort absoluut niet thuis in het hart van een discipel die de heerlijkheid van de Heere heeft gezien.

2) De situatie in Johannes' tijd (hoofdstuk 2 en 3) - verwijzend naar de toestand van de zeven gemeenten in Klein-Azië. De boodschappen van de Heere aan deze zeven gemeenten zijn een waarschuwing en een uitdaging voor alle gemeenten van alle tijden en voor hun boodschappers.

3) Gebeurtenissen in de toekomst t.o.v. Johannes' tijd (hoofdstuk 4 t/m 22) - de woorden "hierna" of "na deze dingen" die hier gebruikt worden, worden nogmaals gebruikt in Openbaring 4 vers 1, wat aangeeft dat het derde deel van het boek daar begint.

Daarna legt de Heere aan Johannes de geheime betekenis van de kandelaren en van de sterren uit (vers 20). Dit hebben we al behandeld toen we keken naar vers 12 en vers 16.

Alléén de Heere kan ons openbaring geven over de geheimen van Zijn Woord. Om zulke openbaring te ontvangen, hebben we twee onmisbare eigenschappen nodig - de vrees van God en nederigheid. Het geheim van de Heere is voor degenen die Hem vrezen en Hij leert de zachtmoedigen Zijn weg (Psalm 25:14,9).

Laat ons dan deze brieven aan de gemeenten in die geest bestuderen.


Hoofdstuk 4
De liefdeloze gemeente

"Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de zeven gouden kandelaren wandelt: Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn. En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden. Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert. Maar dit hebt u vóór, dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die ook Ik haat. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat."

(Openbaring 2:1-7)

De evaluatie van de Heere

Ondanks het feit dat deze zeven brieven in de eerste plaats gericht zijn aan de boodschappers van de gemeenten, vinden we toch aan het einde van elke brief een uitnodiging aan iedereen, die oren heeft om te horen, om acht te slaan op wat de Heilige Geest zegt tot alle gemeenten. De brieven hebben dus een boodschap voor iedere discipel van iedere gemeente en van elke generatie.

We zagen in hoofdstuk 1 dat onze Heere beschreven wordt als de getrouwe Getuige. Deze bediening zien we Hem vervullen in Zijn brieven. Om een moderne uitdrukking te gebruiken: Jezus zegt het zoals het is. Christus is de Rechter te midden van Zijn gemeente en Hij oordeelt zowel de boodschapper als de gemeente zelf. Hij vertelt de boodschappers en de gemeenten precies wat Hij van hen denkt.

In Zijn evaluatie poetst de Heere het portret niet op, zoals moderne fotografen doen. Hij houdt veel te veel van Zijn volk om dat te doen! Hij weet dat het beter is om nu af te rekenen met zonde, wereldsgezindheid, lauwheid en egoïsme, dan om hier later mee geconfronteerd te worden bij Zijn oordeelstroon. Om daar geoordeeld te worden voor deze dingen zou voor ons niet voordelig zijn; en Hij heeft het beste met ons voor, met het oog op de eeuwigheid. En dus is het goed voor ons om nauwlettend acht te slaan op alles wat de Heere zegt in deze brieven.

Waar er ruimte is voor waardering, daar drukt de Heere oprechte waardering uit. En waar er behoefte is aan vermaning, daar aarzelt de Heere er ook niet over om op vernietigende wijze te vermanen. Kanker kan niet weggewassen worden met zeep en water. Het kan ook niet op een zachte manier verwijderd worden. Het moet weggesneden worden met een ingrijpende operatie. Zo ook zonde.


Waardering voorafgaand aan vermaning

In de brief aan de boodschapper in Efeze beschrijft de Heere Zichzelf als Degene Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt en Die wandelt te midden van de zeven gemeenten (zie vers 1).

De Heere wandelt altijd te midden van de gemeenten, terwijl hij alles onderzoekt wat daar gezegd en gedaan wordt door allen die daar deel van uitmaken en in het bijzonder door de boodschappers die Hij in Zijn hand houdt. En Hij meet niet met de lage normen van vleselijke christenen, en zelfs niet met de standaard van de tien geboden, maar met het paslood van Goddelijke gerechtigheid.

Hij drukt eerst Zijn goedkeuring en waardering uit, voordat hij wijst op de tekortkomingen (zie vers 2). Zo is de Goddelijke natuur. De Heere kijkt altijd eerst naar datgene wat goed is en geeft daar waardering voor, voordat Hij aanwijst wat er recht gezet moet worden.

De menselijke natuur daarentegen is heel anders. Die kijkt niet eerst naar wat er goed is in anderen, maar naar wat er slecht is. De mens is van nature terughoudend in het waarderen en extreem snel om te bekritiseren. Dit is slechts één van de kenmerken van het gif van de "aanklager van de broeders", dat zich in ons systeem bevindt ( Openbaring 12:10). Hoe meer we echter deel krijgen aan de Goddelijke natuur, hoe meer we zullen zijn zoals onze Heere - snel in het waarderen en terughoudend in het bekritiseren.

Het is goed om dit principe gedurende heel het leven te volgen: "Ik zal nooit een persoon wijzen op een fout, als ik niet eerst iets gevonden heb in die persoon om te waarderen."

Door die simpele regel te volgen kunnen we tot grotere hoogte in godsvrucht komen dan we ons ooit hadden voorgesteld. Het zal ons maken tot een veel grotere zegen in de gemeente en we zullen niet langer zo'n lastpak zijn voor anderen.

Pas wanneer we een anderen gewaardeerd hebben, is er een fundament gelegd om hen op een constructieve manier kritiek te geven. Anders gooien we alleen maar met stenen. Je kunt met krijt niet in de lucht schrijven, maar je hebt een schoolbord nodig als je wilt dat mensen kunnen lezen wat je opschrijft. Op dezelfde manier vormt uitgesproken waardering het schoolbord waarop we kunnen schrijven en de waarheid in liefde kunnen spreken tot anderen. Als we dat doen is het ook waarschijnlijker dat ze onze opmerkingen zullen aanvaarden.

Zowel waardering als vermaning zijn tekenen van liefde. Maar we moeten beginnen met waardering. Merk op hoe Paulus dit principe volgt zelfs wanneer hij schrijft aan de vleselijke christenen in Korinthe ( 1 Korinthe 1:4-10).

De Heere prijst de boodschapper te Efeze om zijn arbeid, zijn volharding en zijn inspanningen om de gemeente zuiver te houden van slechte mensen. Zonder twijfel had hij een strijd gestreden tegen wereldsgezindheid, om het buiten de gemeente te houden. Niet alleen dat, maar hij had ook een zuivere leer nagestreefd in de


gemeente. Hij had degenen die beweerden apostelen te zijn op de proef gesteld en had bewezen dat hun beweringen leugens waren.

Het feit dat de Heere verwijst naar "apostelen" in vers 2 geeft duidelijk aan dat er in de eerste eeuw ook andere apostelen waren in de gemeente, naast de elf die de Heere had aangesteld toen Hij op aarde was. Christus heeft ook nadat hij is opgevaren naar boven, apostelen gegeven aan de gemeente ( Efeze 4:11) en er zijn ook vandaag de dag apostelen. Maar er zijn ook velen die ten onrechte beweren apostelen te zijn. En dus moeten we ons niet laten misleiden door valse apostelen ( zie vers 2).

De boodschapper van de gemeente in Efeze had ook " moeilijkheden verdragen" omwille van de Naam van de Heere, zonder op te geven (zie vers 3). Wat was deze boodschapper een geweldige man, naar de maatstaf van de meeste gelovigen. En wat leek die gemeente in Efeze een geweldige gemeente - een die werkte, volhardde, slechte mensen buiten hield, valse leer afwendde, misleiders ontmaskerde en dus de nadruk legde op zowel zuiverheid van levenswandel als zuiverheid in de leer.

U hebt uw eerste liefde verlaten

Je zou denken dat die gemeente alles had wat de Heere zou willen zien in een gemeente. Maar helaas, zo was het niet. Het belangrijkste waar de Heere naar zocht ontbrak daar. De gemeente had haar eerste liefde verlaten - liefde voor de Heere en liefde voor elkaar ( zie vers 4).

In wezen was dit wat de Heere tegen hen zei: "Te midden van al je ijver en je activiteiten, ben je het zicht op MIJ kwijtgeraakt. Je bent die vurige toewijding die je eens voor Mij had, verloren. Je hebt het kwaad vermeden en hebt je niet laten beïnvloeden door verkeerde leer. Maar bedenk hoe je vurig van mij hield toen je net bekeerd was en hoe je alles uit liefde voor Mij deed. Nu is alles verwelkt tot een droge routine. Je gaat nog steeds naar de samenkomsten, leest je Bijbel en bidt.

Maar het is allemaal slechts een ritueel geworden."

Deze gemeente was geworden zoals een vrouw, die haar echtgenoot ooit vreugdevol had gediend uit liefde, maar die dezelfde taken nu als een sleur was gaan zien - omdat het vuur van de liefde weg was gegaan uit het huwelijk. Vroeger had ze altijd enthousiast op haar man gewacht 's avonds, wanneer hij terug zou komen van het kantoor. Maar nu niet meer. Ze is hem nog steeds trouw, maar ze heeft de eerste liefde niet meer.

Wat verlangt een echte echtgenoot in de eerste plaats van zijn vrouw? Haar liefde of haar werk? Zonder twijfel haar liefde. Zo is het ook met de Heere. Hij verlangt in de eerste plaats naar de liefde van onze harten. Wanneer dat weg is, worden alle dingen die we doen slechts dode werken.

Goede werken veranderen in dode werken, wanneer de liefde voor God niet de drijvende kracht van die werken is.


Deze gelovigen waren ook de vurige liefde voor elkaar kwijtgeraakt. Ze waren niet langer in staat om elkaars zwakheden te verdragen of om over elkaars zonden heen te kijken. Ze waren ook hun eerste liefde voor elkaar verloren.

De boodschapper was zijn eerst liefde kwijtgeraakt - en geleidelijk was ook de gemeente geworden zoals haar boodschapper.

Dit was geen kleine fout. Het was een grote val - want de Heere zegt: " Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen". Wij denken vaak dat een gelovige pas is gevallen wanneer hij in overspel, diefstal of roken valt. Maar wanneer we gevoelig worden voor de stem van de Geest, zullen we erkennen dat zelfs een kleine vermindering van onze toewijding aan de Heere en zelfs een minimale bekoeling van onze liefde voor anderen, tekenen zijn van terugval.

Van waar was de gemeente in Efeze gevallen?

Efeze was de plaats waar de apostel Paulus zo'n 40 jaar eerder was gekomen en een gemeente had opgebouwd. Er was daar destijds een dermate grote herleving dat de hele stad ervan af wist (Handelingen 19 ). Dit was een gemeente waar Paulus drie jaar had gezwoegd, terwijl hij DAGELIJKS preekte met tranen (Handelingen 20:31). Toen hij uiteindelijk Efeze verliet, riep hij de ouderlingen van de gemeente bij elkaar en waarschuwde hen voor de gevaren waarmee de gemeente na zijn vertrek geconfronteerd zou worden (Handelingen 20:17-35).

Vier jaar later schreef Paulus hen een brief - een brief met een aantal van de diepste waarheden van het nieuwe verbond die in de hele Bijbel gevonden kunnen worden. Hij kon hen schrijven over zulke zaken, omdat hij de gemeente in Efeze beschouwde als de meest volwassen en de meest geestelijke van alle gemeenten die hij had gesticht. Ook valt op in die brief dat Paulus niets had ontdekt in hen om te vermanen of te corrigeren. Zo hoog was de positie die zij op dat moment hadden.

Paulus' brief zouden we de eerste brief aan de Efeziërs kunnen noemen. Hier, in Openbaring 2, kunnen we de tweede brief aan de Efeziërs vinden. Nu is het een heel ander verhaal. Een nieuwe generatie was opgestaan in de gemeente, die niet de toewijding en de geestelijkheid van hun vaderen had.

Dit is de droevige geschiedenis van bijna iedere gemeente en beweging in het christendom gedurende de afgelopen twintig eeuwig. De tweede generatie heeft dezelfde leer, maar niet hetzelfde leven als dat van hun vaders.

En dus zegt de Heere tegen de gemeente in Efeze: " Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen".

De noodzaak van bekering

Er was maar één oplossing voor dit probleem. "…bekeer u en doe de eerste werken", zegt de Heere ( zie vers 5).


Het woord waar we meestal aan denken wanneer we prediken tot ongelovige mensen - "BEKERING" - is het woord dat de Heere predikt tot de gemeente. Hij vertelt hen: "Voordat jullie anderen vertellen dat ze zich moeten afkeren van hun zonden, moeten jullie je eerst bekeren van jullie eigen zonde, dat jullie die eerste liefde hebben verlaten". Ze moeten treuren om het feit dat ze hun eerste liefde hebben verlaten.

"…doe de eerste werken", zegt de Heere (zie vers 5). Als hun werken niet voortkwamen uit liefde, dan hadden al hun activiteiten geen waarde voor Hem. Hun werken waren nu slechts hout, hooi en stro, en slechts goed om verbrand te worden.

Het motief achter iedere daad is wat waarde geeft aan de daad. Het motief achter jouw volharding, inspanning en zuiverheid is wat het acceptabel of onacceptabel maakt voor de Heere. Op de dag dat we voor de Heere zullen staan, zullen we

ontdekken dat de vraag "WAAROM?" veel belangrijker zal zijn dan de vraag "WAT?". De reden waarom we deden wat we deden zal de test zijn waarmee de Heere al onze daden evalueert. Dit mogen we nooit vergeten.

Een werk dat niet voortkomt uit liefde voor de Heere is een dood werk. Vergeet niet dat ons bevolen wordt om ons te bekeren van dode werken. In

Hebreeën 6 vers 1 wordt ons verteld dat dit deel uitmaakt van het fundament, dat we nodig hebben om door te kunnen gaan tot volmaaktheid in onze levens.

Als de boodschapper en de gemeente zich niet bekeren, dan zegt de Heere dat Hij hun kandelaar van zijn plaats zal weghalen. Dat betekent dat Hij hen daarna niet meer zal beschouwen als een van Zijn gemeenten op aarde. Ze zouden dan misschien nog wel samenkomsten en conferenties hebben, en misschien nog wel doorgroeien in aantal. Maar wat de Heere betreft zouden ze dood zijn en niet- bestaand: zonder de zalving van Zijn Geest en zonder Zijn genade.

Zó ernstig kan het verliezen van de eerste liefde zijn.

De Nikolaïtische hiërarchie

Vervolgens prijst de Heere de boodschapper, omdat hij de werken van de Nikolaïeten haatte, die Hij ook haatte (zie vers 6).

Er is nergens in de Bijbel een verwijzing te vinden naar wie de Nikolaïeten waren of wat ze deden. Dus er kan niet met zekerheid gezegd worden welke werken de Heere bedoelde. Maar het woord "Nikolaïeten" betekent in het Grieks: "Overwinnaars van het volk".

Indien de Heere daarover sprak, dan zou het een verwijzing kunnen zijn naar mensen die zochten om "heerschappij te voeren over het erfdeel van de Heere" ( 1 Petrus 5:3) - ouderlingen die zich gedroegen als koningen en niet als dienstknechten. Zulke ouderlingen doen zichzelf voor als een afgezonderde priesterlijke klasse (zoals de Levieten in het Oude Testament) en heersen over andere gelovigen. De Heere zei dat Hij de werken van de Nikolaïeten haatte.


Vandaag de dag zijn er christelijke predikanten die titels gebruiken als "Reverend" (wat eerwaarde betekent, een titel die in de Bijbel alleen wordt gebruikt met betrekking tot God zelf. Zie Psalm 111 vers 9 in de King James Version van de Bijbel) en "Pastoor" (wat herder betekent en wat een gave is, geen titel of functie - zie Efeze 4:11). Zodoende verhogen zij zichzelf boven anderen in de gemeente.

Predikanten proberen echter niet alleen over anderen te heersen door middel van titels. Er zijn velen die zichzelf gewoon "broeder" noemen, die toch hun medegelovigen overheersen door hun zielskracht (een dominante persoonlijkheid), hun financiële kracht en hun geestelijke gaven.

Dit alles is Nikolaïtisch en walgelijk in Gods ogen.

In India zien we het droevige schouwspel van vele christelijke gemeenten en vele organisaties die worden beheerst door hun Westerse meesters d.m.v. de macht van hun geld. Door financiële schuldenlast en verplichtingen, die zijn ontstaan door het ingaan op uitnodigingen om Westerse landen te bezoeken, zijn veel Indische gelovigen slaven geworden van "de blanke man". Zulke slaafse onderdanigheid van een gelovige aan een andere gelovige is "Nikolaïtisme" en is een gruwel in Gods ogen.

We beschouwen nog een andere vorm van Nikolaïtisme. De Rooms-katholieke kerk onderwijst dat Maria een middelaar is tussen Christus en de mens. Hun priesters doen vervolgens dienst als verdere middelaars tussen de Rooms-katholieken en Maria! Maar deze onbijbelse, bemiddelende houding kan ook uitgeoefend worden door een protestantse pastoor, net zoals de Rooms-katholieke priester dat doet!

Wanneer een pastoor "Gods wil moet zoeken" voor iemand in zijn kudde met betrekking tot zaken als werk, huwelijk of wat dan ook, dan gedraagt hij zich als een Nikolaïtische middelaar. Door zulke methoden toe te passen krijgen priesters en pastoors macht over hun kudde, op een manier die God haat.

Het is een Godvruchtig iets om geestelijk raad en advies te geven. Maar om "Gods wil te zoeken" voor een ander lid van het lichaam van Christus, betekent dat je hem beroofd van zijn verbinding met Christus als zijn Hoofd.

Onder het oude verbond waren er profeten die Gods wil zochten voor de mensen, omdat de Heilige Geest destijds nog niet aan individuen gegeven was. Maar nu, onder het nieuwe verbond, ligt dit anders. Iedereen kan God persoonlijk kennen (Hebreeën 8:8-12). Sterker nog: de Heere verlangt ernaar dat ieder lid van Zijn Gemeente (Zijn lichaam) een directe verbinding heeft met Hem als het Hoofd ( Kolossenzen 2:18-19). Maar Nikolaïeten verhinderen dit.

De gemeente in Efeze had het Nikolaïtisme met succes weerstaan. Ze haatten het, en de Heere prees hen daarvoor, want ook Hij haatte het. Hij had er in de eerste eeuw een hekel aan en dat heeft Hij nog steeds.

Hoe zit het met u? Hebt u net zo'n hekel aan dit kwaad als de Heere? Zo niet, dan bent u niet zoals Christus en dan kunt u geen echte boodschapper voor Hem zijn. Een Nikolaïet kan nooit het lichaam van Christus bouwen.


De oproep aan de overwinnaars

Tot slot spoort de Heilige Geest iedereen aan die een oor heeft om te horen, om te luisteren naar wat Hij zegt, want de boodschap is voor ALLE gemeenten (zie vers 7). Niet iedere gelovige is bereid om te gehoorzamen wat de Heere te zeggen heeft - want de meesten van hen willen hun eigen weg gaan of willen hun medemensen behagen. De Heilige Geest erkent dit en daagt de individuen in de gemeente uit om een overwinnend leven te leiden.

De Heilige Geest geeft hier erkenning aan een groep van hartgrondige, getrouwe gelovigen, die Hij "overwinnaars" noemt en die zich te midden van een gemeente bevindt. Dit zijn degenen die zonde en wereldsheid overwinnen en die trouw staande blijven voor de Heere, te midden van het geestelijk verval om hen heen.

Op iedere plaats zoekt God naar degenen die in waarheid zullen staan voor Zijn normen en die koste wat kost zullen vechten voor die normen. In de brieven aan de zeven gemeenten zien we dat de Heere in de eerste plaats geïnteresseerd is in de overwinnaars. Ook vandaag de dag zoekt Hij op iedere plaats naar overwinnaars. Hij vindt ze misschien niet in iedere gemeente, maar toch zoekt Hij hen in iedere streek.

De Heere belooft een beloning voor degenen die overwinnen. In dit geval gaat het om het voorrecht om te eten van de boom des levens ( zie vers 7) - het voorrecht dat Adam misliep. De boom des levens is een symbool van het Goddelijke leven, de Goddelijke natuur. De grootste beloning die God ooit kan geven aan een mens, is om deel te hebben aan Zijn natuur. Hier op aarde hebben zelfs de meeste gelovigen daar niet zo'n hoge dunk van. Maar in het helderdere licht van de eeuwigheid zullen we ontdekken dat dit inderdaad de grootste beloning is die God ooit aan een menselijk wezen kan schenken.


Hoofdstuk 5
De lijdende gemeente

"En schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood is geweest en weer levend is geworden: Ik ken uw werken, verdrukking en armoede - u bent echter rijk - en Ik ken de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk een synagoge van de satan. Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u verzocht wordt. En u zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, zal zeker geen schade toegebracht worden door de tweede dood."

(Openbaring 2:8-11)

Verdrukking

De Heere beschrijft Zichzelf hier als de Eerste en de Laatste, als Degene die de dood heeft overwonnen. Een gemeente die geconfronteerd wordt met tegenstand en vervolging, heeft het nodig om de Heere te zien als Degene die de controle heeft over alles wat er van begin tot eind gebeurt; en als Degene die de grootste vijand van de mensheid heeft overwonnen - de dood.

De Heere heeft in het geheel geen aanklacht tegen deze gemeente.

Het was een gemeente die geconfronteerd werd met verdrukking, armoede en laster.

Verdrukking is een terugkerend thema in het boek Openbaring - en merk op dat de meest getrouwe kinderen van God ermee geconfronteerd worden, en niet de halfhartigen. In het hoofdstuk 1 van Openbaring zagen we dat Johannes verdrukking onderging. Hier zien we een trouwe gemeente die ook verdrukking onderging. Het is een gemeente waartegen de Heere geen enkele aanklacht heeft, die wordt vervolgd. De wereldse, compromitterende gemeenten hebben het echter gemakkelijk.

Dit alles moet ons eraan herinneren dat verdrukking deel uitmaakt van Gods volmaakte wil voor Zijn hartgrondige kinderen. Dus als wij op een dag geconfronteerd worden met de grote verdrukking, hoeven we niet te denken dat ons iets vreemds overkomt. We zullen hetzelfde pad betreden dat Gods getrouwe kinderen door de eeuwen heen hebben bewandeld.

God staat toe dat de besten onder Zijn kinderen met verdrukking geconfronteerd worden. Zo was het in de eerste eeuw. Zo is het ook geweest in de 20 eeuwen van de kerkgeschiedenis. En zo zal het ook zijn in het einde van de tijd.

De besten van Gods kinderen, de meest getrouwe onder hen, de elite commandotroepen van het leger van de Heere, zullen degenen zijn die hier op aarde zullen staan als Zijn getuigen in de dagen van de Antichrist. Iedere generaal stuurt zijn beste troepen daar waar de strijd het hevigst woedt. De Heere doet dat ook. Het zal een groot voorrecht en een eer zijn om deel uit te maken van die troepen van de Heere.


God zal zeker de overwinnaars niet wegnemen naar de hemel op het tijdstip dat Hij hun getuigenis op aarde het hardst nodig heeft. Dat heeft Hij in het verleden nooit gedaan en dat zal Hij ook in de toekomst niet doen.

De elitetroepen van de Heere die in de dagen van de grote verdrukking zullen opstaan tegen de Antichrist, worden in het boek Openbaring beschreven als degenen " die de geboden van God in acht nemen en het getuigenis van Jezus Christus hebben " (Openbaring 12:17). Zij zullen weigeren om voor de Antichrist te buigen of om zijn teken te ontvangen op hun lichamen. Velen van hen zullen daarom ook hun levens moeten afleggen voor hun geloof (Openbaring 13:7-8; 13:15-17).

Zodoende zullen zij zich aansluiten bij dat selecte groepje martelaren uit alle tijden die "hun leven niet hebben liefgehad tot in de dood" ( Openbaring 12:11).

Niemand van ons heeft van nature de moed om te sterven voor de Heere. Maar als God ons heeft geroepen om ons getuigenis te verzegelen met ons bloed, dan mogen we er ook van uitgaan dat Hij ons bijzondere genade zal geven wanneer zo'n tijd zal komen. Door zulke bijzondere genade konden alle christelijke martelaren in het verleden de dood zonder angst onder ogen zien. En wat God voor hen deed, kan Hij ook voor ons doen - zelfs voor de zwakste en meest lafhartige gelovigen onder ons. Het enige wat wij hoeven te doen is Hem te zeggen dat we koste wat kost trouw aan Hem willen blijven. Als wij die gewilligheid hebben, dan zal God ons de moed geven.

Armoede

De heiligen van de gemeente in Smyrna waren arm. Ook armoede is iets waarmee Gods getrouwe kinderen door de kerkgeschiedenis heen geconfronteerd werden.

Veel heiligen uit het Oude Testament waren rijk. God had hen in de tijd van het Oude Testament aardse rijkdom beloofd als beloning voor gehoorzaamheid, omdat Israël geroepen was om een aards koninkrijk te bezitten.

Maar Jezus wijdde een nieuw verbond in en bracht het Koninkrijk van de hemel op aarde. De rijkdom die nu aan ons beloofd wordt is hemels, niet aards. Daarom waren Jezus zelf en de apostelen allemaal arm.

Vandaag de dag zijn er velen die onderwijzen dat rijk worden een teken is van Gods zegen op Zijn kinderen. Deze leer werd voor het eerst uitgevonden door predikanten uit het Westen, die het gebruikten om te rechtvaardigen dat ze rijk werden van de tienden van Gods volk! Vervolgens verbonden ook christelijke zakenlieden zich met deze comfortabele leer, om hun eigen zelfverrijking te rechtvaardigen. Hebzuchtige predikanten overal ter wereld hebben ontdekt dat het ook voor hen een handige doctrine is!

De armoede van Jezus en van de apostelen zou genoeg bewijs moeten zijn om aan te tonen dat zulke predikanten allemaal misleid zijn door hun eigen hebzucht.

De gelovigen in Smyrna waren te midden van grote beproevingen trouw aan de Heere, maar ze waren arm. De gelovigen in Laodicea daarentegen waren ten diepste


dood, maar ze waren in materiële zin rijk. Wat bewijst dit? Het antwoord is voor iedereen wel duidelijk.

" …heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof… het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren… het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren en wat niets is…opdat geen vlees voor Hem zou roemen… " (Jakobus 2:5; 1 Korinthe 1:27-29)

God heeft geen vergissing gemaakt in het kiezen van Zijn kinderen.

God heeft beloofd om te voorzien in al onze materiële benodigdheden, indien wij Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid eerst zoeken ( Mattheüs 6:33; Filippenzen 4:19).

Dit hebben wij keer op keer bewezen zien worden in de gemeenten in India, wanneer gelovigen, die in vreselijke armoede leefden en zware schulden hadden, financieel gezegend werden door hun hemelse Vader, toen zij Hem eerden in hun levens. Dit is een wonder in een land als India, waar er geen sociaal zekerheidsstelsel van overheidswege is, waar veel werkeloosheid is en waar bureaucratische corruptie heerst. Maar we hebben ook gezien dat zulke gelovigen niet rijk worden. God is hen tegemoetgekomen in hun noden. Maar Hij heeft hen niet rijk gemaakt.

We hebben verder gezien dat gelovigen zichzelf geestelijk verwoestten, wanneer zij rijkdom navolgden (1 Timotheüs 6:9-10).

Wat moet een gelovige doen wanneer hij al rijk is - bijvoorbeeld door een geërfd familievermogen of door andere omstandigheden? Dan moet hij Gods woord gehoorzamen. Ten eerste moet hij erkennen dat ALLES wat hij heeft, eigendom is van de Heere ( 1 Korinthe 10:26; 1 Korinthe 4:7; Lukas 14:33; Johannes 17:10 ). Ten tweede moet hij gehoorzaam zijn aan het gebod van de Heere om zijn rijkdom te gebruiken voor de verspreiding van het evangelie, en zodoende eerst het Koninkrijk van God zoeken met zijn geld (" Gebruik uw geld om vrienden te maken voor de eeuwigheid", een parafrasering van Lukas 16:9). Ten derde moet hij Gods gebod gehoorzamen om zijn rijkdom te delen met andere behoeftige gelovigen ( 1 Timotheüs 6:17-19).

Als hij deze drie stappen volgt, zal hij niet in staat zijn om lang rijk te blijven. Maar hij zal een geestelijk mens worden, want God beloont ons in geestelijke dingen nauwkeurig naar onze trouw in materiële dingen (Lukas 16:11). Velen zijn geestelijk gezien arm, omdat ze ontrouw zijn geweest met de " onrechtvaardige mammon" die God hen heeft toevertrouwd en waarmee God hen beproefd heeft.

God heeft ons geen materiële rijkdom beloofd in het Nieuwe Testament. Maar Hij zei tegen de gemeente in Smyrna: "…u bent echter rijk " (zie vers 9). Ze waren rijk in Gods ogen, omdat ze trouw waren gebleven in hun beproevingen en zo deel hadden genomen aan de Goddelijke natuur. Dit is de ware, eeuwige rijkdom die God ons geeft in het nieuwe verbond.


Laster

De gemeente in Smyrna werd geconfronteerd met "… de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn. " (zie vers 9)

Laster is iets anders wat al Gods trouwe kinderen moeten doormaken. Merk op dat de laster waarmee deze gemeente geconfronteerd werd, kwam van degenen die zichzelf Gods volk noemden - " …hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn."

Die Joden waren religieuze mensen, die hun Bijbels bestudeerden ( Genesis tot en met Maleachi). Toch noemde de Heere hen een "synagoge van de satan", omdat het huichelaars waren. Daarom vervolgden zij de ware leerlingen van Jezus.

Vele synagogen die gestart waren door Godvrezende Joden, verwerden na verloop van tijd tot synagogen van satan. Op dezelfde manier zijn ook vele kerken die gesticht zijn door Godvrezende gelovigen, vandaag de dag verworden tot "gemeenten van satan" in Gods ogen.

Tegenstand komt voor de ware leerlingen van Jezus vandaag de dag dus niet alleen van heidense religies (wat begrijpelijk is), maar ook van "hen die zeggen dat zij christenen zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk een kerk van satan."

Als we tegenwoordig zouden zeggen dat een zogenaamde christelijke "gemeente" een "gemeente van satan" is, dan zouden velen ons beschuldigen dat we niet zijn zoals Christus. Maar ze vergeten dat het Jezus Zelf was, die Petrus vermaande en zei: " Ga weg achter Mij, satan!" (Mattheüs 16:23). Ook was het Jezus die deze groep religieuze mensen een " synagoge van de satan" noemde. Hij zou vandaag de dag precies dezelfde sterke taal gebruiken om de "kerken" die van hun roeping afgedreven zijn te bestraffen.

Jezus waarschuwde Zijn leerlingen: " Ze zullen u uit de synagoge werpen; ja, de tijd komt dat ieder die u doodt, denkt God een dienst te bewijzen. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben en Mij ook niet. " (Johannes 16:2- 3)

Datgene, waarvan Jezus zei dat de mensen van de synagoge dat zouden doen, werd in latere eeuwen ook gedaan door "kerken". In de middeleeuwen werden Godvrezende discipelen van Jezus vermoord door Rooms-katholieke inquisiteurs.

Deze haat tegen de discipelen van Jezus zal tot een hoogtepunt komen in de tijd van de Antichrist en de Babylonische "wereldkerk". We moeten bereid zijn om hiermee om te gaan wanneer die tijd komt. Daarom mogen we niet bang zijn voor het kleine beetje laster en de geringe tegenstand die we vandaag ondervinden van zogenaamde christenen.

We moeten nooit bang zijn om gelasterd te worden - want ook Jezus Zelf werd belasterd. Hij werd een vraatzuchtig mens genoemd, een valse leraar, een godslasteraar, een krankzinnige, een demonische bezeten man en iemand met


satanische kracht ( Lukas 7:34; Johannes 7:12; Mattheüs 26:65; Markus 3:21-22;

Johannes 8:48 ).

Hij zei tegen Zijn discipelen: " De discipel staat niet boven de meester en de slaaf niet boven zijn heer. Het moet genoeg zijn voor de discipel dat hij wordt zoals zijn meester, en dat de slaaf wordt zoals zijn heer. Als ze de Heere van het huis Beëlzebul (een Joodse benaming voor satan, de prins van de demonen)genoemd hebben, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!" ( Mattheüs 10:24-25)

Petrus vermaant ons met de volgende woorden: " Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt. " (1 Petrus 2:12)

Gods belofte aan ons luidt: " Elk wapentuig dat tegen u wordt vervaardigd, zal niets uitrichten, en elke tong die in het gericht tegen u opstaat, zult u schuldig verklaren. Dit is het erfelijk bezit van de dienaren van de HEERE, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE. " (Jesaja 54:17) We hoeven dus niet bang te zijn voor laster. De Heere Zelf zal ons verdedigen op het juiste tijdstip. Tot dat moment kunnen we het ons veroorloven om te zwijgen en te negeren wat goddeloze mensen over ons zeggen.

Vrij zijn van angst

De Heere zegt daarna tegen gelovigen van de gemeente in Smyrna dat ze niet bevreesd moeten zijn (zie vers 10). De uitspraak " Vrees niet" kwam regelmatig over Jezus' lippen toen Hij op aarde was. Dezelfde woorden spreekt Hij hier tot een gemeente die lijdt omwille van Zijn Naam. Misschien hebben wij in deze dagen het nog het allermeest nodig om juist die ene uitspraak vanuit Jezus' mond te horen.

Over de hele wereld ligt vandaag de dag een geest van angst, die steeds meer mensen krachtig in zijn greep krijgt. Jezus waarschuwde ons al dat dit zo zou zijn in de laatste dagen (Lukas 21:26). Maar Hij zei ook tegen Zijn discipelen dat zij zich niet moesten laten beïnvloeden door deze geest van angst. Het is bedroevend om te constateren dat de meeste gelovigen niet vrij zijn van deze geest. Veel gelovigen zijn slaven geworden van de angst voor wat er zal gebeuren in de toekomst, angst voor mensen, angst voor ziekte, angst voor de dood en verschillende andere soorten angst.

Angst is één van satans hoofdwapens om gelovigen tot slaven te maken. Deze geest van angst zorgt ervoor dat veel gelovigen niet moedig durven te getuigen van de Heere tijdens de samenkomsten van de gemeente en op hun werkplaats. Veel gelovigen verwarren timiditeit met nederigheid en zo misleidt satan hen.

Angst was de reden dat Petrus niet moedig getuigde van de Heere tot het dienstmeisje, dat hem vragen stelde in het paleis van de hogepriester. Maar toen Petrus gedoopt werd in de Heilige Geest op de pinksterdag, werd die angst weggedreven. Vanaf dat moment kon hij met moed getuigen van de Heere tot iedereen.


Toen hij en de andere apostelen later opnieuw verzocht werden tot angst, baden ze en werden nogmaals vervuld met de Heilige Geest. En de geest van angst werd weer van hen weggedreven ( Handelingen 4:31).

Dus dit is het antwoord: we moeten steeds weer vervuld worden met de Heilige Geest.

God wil niet dat je geknecht wordt door een geest van angst, die ervoor zorgt dat jij je mond niet durft open te doen om een getuige te zijn voor Christus onder je vrienden, familieleden en collega's. Hij wil je vullen met Zijn Heilige Geest en je moedig maken. Het enige wat je hoeft te doen is erkennen dat je een lafaard bent en God vragen om je te vullen met Zijn Geest zodat je Zijn moedige getuige kunt zijn. Degenen die hongeren en dorsten zullen gevuld worden.

In de toekomst zullen we nog veel sterker verzocht worden door angst. Laten we daarom iedere gelegenheid aangrijpen die we nu hebben om elk soort angst te overwinnen.

Lijden volgens Gods plan

God beschermt Zijn trouwe kinderen niet voor het lijden. Hij weet dat lijden nodig is voor onze geestelijke groei. En dus bleef ook de gemeente in Smyrna het lijden niet bespaard. Maar de Heere bemoedigde hen met de woorden: "Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult." ( zie vers 10)

De Heere waarschuwde hen dat satan sommigen van hen in de gevangenis zou gaan werpen. God heeft satan de macht gegeven om gelovigen op onrechtvaardige gronden in de gevangenis te werpen. Maar we moeten niet vergeten dat satan ons niets kan aandoen zonder eerst Gods toestemming te krijgen. En zelfs als we in de gevangenis geworpen worden, dan zal dat alleen maar zijn om ons te beproeven (zie vers 10). God kan zelfs gevangenschap gebruiken om Zijn doeleinden te bereiken.

Paulus zei toen hij in de gevangenis zat: " …ik wil dat u weet, broeders, dat wat er met mij is gebeurd, veeleer tot bevordering van het Evangelie heeft gediend " (Filippenzen 1:12-14). God gebruikte de gevangenschap van Paulus om een aantal doeleinden te bereiken: ten eerste om Paulus te heiligen; ten tweede om een aantal van Paulus' bewakers tot bekering te brengen; ten derde om Paulus de gelegenheid te geven om zijn brieven te schrijven; en tot slot om vele andere gelovigen te bemoedigen om zonder angst te prediken.

God is werkelijk in staat om de rollen op zo'n manier om te draaien, dat alles was satan doet uiteindelijk slechts dient tot de vervulling van Zijn Goddelijke bedoelingen (Romeinen 8:28; Psalm 76:11).

Hoe lang we in de gevangenis doorbrengen wordt ook bepaald door de Heere. "U zult een verdrukking hebben van tien dagen", spreekt de Heere tot hen (zie vers 10). Onze Hemelse Vader bepaalt ook de tijdsduur van de verdrukking waar Zijn kinderen doorheen gaan.


Jezus zei zelfs over de grote verdrukking het volgende: " Ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden " (Mattheüs 24:22). "God dacht aan Noach", toen de zondvloed op aarde was (Genesis 8:1). En Hij zal ook Zijn uitverkorenen niet vergeten, wanneer zij omgeven worden door de grote verdrukking op aarde. Zijn Woord aan ons luidt: " Ik zal u niet vergeten. Zie, Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd. " (Jesaja 49:15-16)

Het is een grote troost voor ons om dat te weten. En dat moeten we ook onthouden in de toekomstige dagen, want we zullen moeten lijden omwille van de Heere. Hij zal nooit toestaan dat we boven ons vermogen beproefd worden. Hij heeft Zijn hand op de controleknop en Hij zal de druk (die op ons wordt uitgeoefend) verminderen op de juiste tijd.

De vermaning van de Heere luidt in vers 10: " Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven. " We moeten, indien noodzakelijk, bereid zijn om zelfs te sterven om trouw te blijven aan de Heere. Volg niet het voorbeeld van gelovigen die compromissen sluiten en hun getuigenis bevuilen om zo wat aards gewin te verkrijgen - wat eer, promotie of geld. Hoe kunnen zulke gelovigen trouw blijven aan de Heere op de dag dat we niet in staat zullen zijn om ons nodige brood te kopen zonder het teken van de Antichrist (Openbaring 13:16-17)? Zulke "gelovigen" zullen zeker het "merkteken van het beest" accepteren om te overleven.

Vergeet niet dat de kroon van het leven een veel grotere beloning is dan enige aardse eer en dan zelfs het fysieke leven zelf.

Wederom erkent de Heere dat niet allen oren hebben om zo'n boodschap te horen. En dus roept hij degenen die oren hebben om te horen, ertoe op om te horen.

De overwinnaars zullen niet beschadigd worden door de tweede dood ( zie vers 11).

De tweede dood is de eeuwige dood - waarbij iemand weggeworpen wordt uit de aanwezigheid van God voor alle eeuwigheid, in een poel van vuur. Het is veelzeggend dat de belofte van het ontsnappen aan de tweede dood, alleen gegeven wordt aan de overwinnaars. Daarom is het zo belangrijk om zonde te overwinnen - want de dood is het eindresultaat van zonde (zoals duidelijk wordt gemaakt in Jakobus 1:15).

De fundamentele boodschap van de Geest in het hele Nieuwe Testament is dat we elke vorm van zonde moeten overwinnen.


Hoofdstuk 6
De wereldse gemeente

"En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij Die het tweesnijdende, scherpe zwaard heeft: Ik ken uw werken en weet waar u woont, namelijk waar de troon van de satan is. U houdt vast aan Mijn Naam, en u hebt het geloof in Mij niet verloochend, zelfs niet in de dagen van Antipas, mijn trouwe getuige, die gedood werd bij u, waar de satan woont. Maar Ik heb enkele dingen tegen u, namelijk dat u daar mensen hebt die zich houden aan de leer van Bileam, die Balak leerde voor de Israëlieten een struikelblok neer te leggen, opdat zij afgodenoffers zouden eten en hoererij bedrijven. Zo hebt u er ook die zich houden aan de leer van de Nikolaïeten en dat haat Ik. Bekeer u. En zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal Ik tegen hen oorlog voeren met het zwaard van Mijn mond. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Aan wie overwint, zal Ik van het verborgen manna te eten geven, en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem

ontvangt." (Openbaring 2:12-17)

Licht in het pikkedonker

De Heere beschrijft Zichzelf hier als Degene die het tweesnijdende, scherpe zwaard van de Geest heeft - Gods levende en krachtige Woord ( zie vers 12; Efeze 6:17). Dit was het zwaard waarmee Hij satan overwon in de woestijn, toen Hij op aarde was.

Dit zwaard komt vandaag nog steeds uit Zijn mond. En dit is ook het wapen dat wij nodig hebben voor onze gevechten tegen satan.

Pergamus was een stad die zo slecht was, dat de Heere zei dat satan daar zijn aardse hoofdkwartier had. Dit wordt twee keer genoemd in vers 13. En daar, te midden van die stad, had de Heere Zijn gemeente geplaatst.

De Heere zegt tegen hen: "Ik weet waar u woont". Hij weet precies waar wij wonen en in wat voor omstandigheden we leven. En zelfs als satan zijn aardse troon precies daar heeft gevestigd waar wij wonen, kan de Heere ons in zuiverheid en overwinning bewaren. Met het zwaard van de Geest kunnen ook wij overwinnen.

Geen enkele lamp klaagt ooit dat de omgeving té donker is om erin te kunnen schijnen. De lichtsterkte van de lamp heeft niets te maken met de omgeving, maar is slechts afhankelijk van de hoeveelheid olie in de lamp.

Met de lokale gemeente zit het precies zo. De omgeving kan kwaad zijn. Satan kan zijn troon hebben in die stad. Maar als de gemeente gevuld is met de olie van de Heilige Geest, kan het licht helder schijnen. Sterker nog, hoe donkerder de omgeving, des te feller zal een licht gezien worden in zo'n omgeving! De sterren wordt 's nachts gezien, niet overdag.

De Heere prijst deze gemeente, omdat zij Zijn Naam heeft vastgehouden en het geloof niet verloochend heeft, zelfs niet in dagen van verdrukking. In het bijzonder noemt Hij Antipas, een trouwe getuige die zijn leven aflegde voor zijn geloof.


Antipas was iemand die voor Gods waarheid stond, zelfs wanneer dat betekende dat hij alleen stond. Hij was een man van overtuiging en geen behager van mensen.

Degenen die God kennen hoeven niet rond te kijken om te zien hoeveel andere gelovigen hetzelfde geloven als zij. Ze zijn bereid om alleen te staan voor de Heere, indien nodig zelfs tegenover alle andere mensen in de hele wereld. Antipas was zo'n man. En als gevolg daarvan werd hij gedood.

Als hij een behager van mensen geweest was, had hij aan de dood kunnen ontsnappen. Hij werd gedood omdat hij zonder compromissen stond voor Gods geopenbaarde waarheid. De mensen noemden hem waarschijnlijk bekrompen, koppig, moeilijk in de omgang en krankzinnig. Maar dat maakte voor hem geen verschil. Hij stond gewoon trouw aan de kant van zijn Heere, tegen alle zonde, wereldsheid, compromissen, ongehoorzaamheid aan Gods Woord en tegen de duivel. Deze man was een bedreiging voor het koninkrijk van satan.

Misschien was Antipas er wel de reden voor, dat satan besloot om zijn troon in Pergamus te vestigen. Wat een man moet Antipas geweest zijn, dat zelfs satan hem vreesde!

God heeft ook vandaag de dag in elk deel van de wereld mensen nodig zoals Antipas. De tijd komt spoedig dat we een prijs zullen moeten betalen voor ons geloof. Het hele Babylonische christendom rondom ons zal zich schikken en buigen voor de Antichrist. Zullen wij op die dag onze ruggen recht houden, zoals Antipas? Of zullen we de knieën buigen voor satan om ons leven te behouden? Zijn we ervan overtuigd dat de waarheid van God het waard is om ons leven voor te verliezen?

Heden test God ons door kleine beproevingen. Slechts wanneer we trouw zijn in deze kleine beproevingen, kunnen we ook trouw zijn in de grotere beproevingen die in de toekomst zullen komen. Satan moet jou zien als een dusdanige bedreiging voor zijn koninkrijk, dat hij zijn troon verplaatst naar de stad waar jij woont.

Achteruitgang na de dood van Antipas

Het is droevig om te constateren dat de gemeente in Pergamus een geestelijk verlies leed door de dood van Antipas. Antipas was waarschijnlijk de boodschapper van de gemeente toen hij nog leefde. Toen hij stierf nam iemand anders het van hem over en ging de gemeente achteruit. Dit is de droevige geschiedenis van vele gemeenten.

Toen Paulus Efeze verliet, zei hij tegen de ouderlingen dat hij wist dat, na zijn vertrek, de gemeente compromissen zou sluiten en zou terugvallen (Handelingen 20:28-31). Zo lang Paulus er zelf was, vocht hij tegen wereldsheid en zonde en hield hij de geest van de antichrist op een afstand. Maar er was niemand in Efeze sterk genoeg om dat te doen na Paulus' vertrek. En dus drongen wolven de kudde binnen en verslonden de schapen ongehinderd, terwijl de ouderlingen erbij stonden en ernaar keken.

Satan veranderde zijn strategieën in Pergamus na de dood van Antipas. Het feit dat satans troon zich op een bepaalde plaats bevindt, wil niet altijd zeggen dat hij de gemeente ook aanvalt met verdrukking.


Hij wordt in de Schrift niet alleen beschreven als een brullende leeuw (1 Petrus 5:8), maar ook als een listige slang, die zichzelf kan vervormen tot een engel van het licht ( Openbaring 12:9; 2 Korinthe 11:14). Door de eeuwen heen heeft hij geleerd dat hij zijn doelen beter kan bereiken door de gemeente van binnenuit te beschadigen met wereldsheid, dan door haar van buitenaf te vervolgen.

Dat is wat hij uiteindelijk heeft gedaan in Pergamus door "Bileamisme" - en zo bereikte hij wat hij door middel van vervolging niet had weten te bereiken.

De leer van Bileam

De Heere zegt hier tot de gemeente: " …dat u daar mensen hebt die zich houden aan de leer van Bileam " (zie vers 14). Bileam was iemand die ingehuurd werd door koning Balak om de Israëlieten te vervloeken. Hij was de eerste van de "gehuurde predikanten" waarover we lezen in de Bijbel.

Het christendom zit vandaag de dag vol met zulke huurlingen, die het prediken zien als een manier om hun brood te verdienen. God is tegen zulke huurlingen, die zich voordoen als herders van Gods kudde, maar alleen maar geïnteresseerd zijn in het uitbuiten van de schapen.

Bileam ging in eerste instantie niet mee toen Balak hem ontbood, want God had hem specifiek gezegd om niet te gaan. Maar nadat Balak wat meer salaris en wat meer eer had aangeboden, ging Bileam "nogmaals Gods wil zoeken" - zoals velen ook tegenwoordig doen in soortgelijke omstandigheden! God stond toe dat Bileam achter het geld aanging en zichzelf zo vernietigde. En God staat ook toe dat veel christelijke predikanten vandaag de dag in Bileams voetsporen treden en uiteindelijk op dezelfde manier eindigen als Bileam.

Toen Bileam zag dat hij Israel niet kon vervloeken, suggereerde hij tot Balak dat de Israëlieten beschadigd konden worden door hen te verleiden tot immoraliteit en afgoderij (Numeri 24 en 25). Zo slaagde Bileam erin om God Zelf ertoe te zetten hen te straffen.

Zo slaagde ook satan in Pergamus. Hij wist dat hij de gemeente niet kon overwinnen, tenzij de gemeente op enige manier werelds zou worden. En dus bedierf hij de gemeente van binnenuit. Zo werd de gemeente ineffectief in haar getuigenis voor de Heere en ook in de strijd tegen satan.

"Als je ze niet kunt overwinnen, sluit je dan bij hen aan", is het motto van satan met betrekking tot de gemeente. En zo is hij erin geslaagd om het getuigenis van vele kerken in de afgelopen twintig eeuwen te vernietigen.

Afgoderij en onzedelijkheid zijn de twee zonden die God het meest veroordeelde in het Oude Testament. En die twee veroordeelt Hij ook vandaag nog. Volgens de maatstaf van het Nieuwe Testament zijn hebzucht en het aanbidden van geld, beroep, een persoon of iets anders aards, vormen van afgoderij. En met lust kijken naar een vrouw met de ogen is onzedelijkheid. Het vergelijken van jouw eigen vrouw


met andermans' vrouw op enig gebied ten nadele van je echtgenote, betekent dat je "de vrouw van je naaste begeert". Ook dit is onzedelijkheid.

Wanneer deze maatstaf van het Nieuwe Testament niet op consistente wijze gepredikt wordt in een gemeente, zullen afgoderij en onzedelijkheid heersen onder haar leden en zal de gemeente spoedig worden zoals Pergamus.

Toen wereldsheid de overhand kreeg in de gemeente in Pergamus, keek de boodschapper van de gemeente helaas gewoonweg toe hoe het gebeurde, zonder in te grijpen. Veel ouderlingen zijn vandaag de dag net zo machteloos tegen wereldsheid, die als een vloedgolf hun gemeenten binnenkomt.

De boodschapper in Pergamus was zelf niet bezweken voor de leer van Bileam. Er waren daar slechts een aantal mensen aan ten prooi gevallen. Maar toch was de boodschapper schuldig, omdat hij die wereldsheid, die de gemeente binnenkwam, niet bestraft had. Hierin had hij gefaald.

De reden voor dit falen zal zijn geweest, dat hij zulke wereldsheid in zijn eigen gedachten niet ernstig had beoordeeld. We kunnen in de gemeente alleen gezag hebben over die dingen, waarin we ons eigen vlees ook gekruisigd hebben. Juist wanneer we zonde en wereldsheid lichtvaardig behandelen in ons eigen leven, worden we er ook tolerant voor wanneer we het zien in de levens van anderen in de gemeente. Wat eruit ziet als een "barmhartige" houding van een ouderling in omgang met een wereldsgezinde persoon in zijn gemeente, vloeit meestal voort uit het feit dat er onbeoordeelde wereldsgezindheid in zijn eigen hart is.

De boodschapper in Pergamus was zo laks ten aanzien van een wereldse leer, dat hij zelfs toeliet dat de leer van de Nikolaïeten bloeide in zijn gemeente (zie vers 15). Priesterpolitiek werd door sommigen onderwezen als leer in de gemeente in Pergamus. En de boodschapper had er niets aan gedaan. Dat was nog iets dat de Heere tegen hem had.

De Heere waarschuwt hem en de gemeente om zich te bekeren. Als zij dat niet doen, zegt Hij dat Hij hen zal oordelen met het zwaard van Zijn mond (zie vers 16). God oordeelt ons door Zijn Woord. Jezus zei dat we op de laatste dag allemaal geoordeeld zullen worden door het woord dat Hij tot ons gesproken heeft (Johannes 12:48). Onze levens zullen gemeten worden met de woorden van God die wij hebben gehoord, en daarmee zullen we geoordeeld worden.

De oproep aan de overwinnaar

Hierna wordt aan de overwinnaar de belofte gedaan van de beloning van het verborgen manna en de witte steen met een nieuwe naam erop geschreven (zie vers 17). In het Oude Testament werd Mozes geboden om wat van het manna, dat uit de hemel viel, te verbergen in de ark, in het allerheiligste van de tabernakel (Exodus 16:33-34 ). Het "verborgen" manna in de ark bleef vers gedurende de 40 jaar dat de Israëlieten door de woestijn zwierven, hoewel het manna dat de Israëlieten in hun tenten bewaarden al binnen 24 uur begon te stinken. Zó is de kracht van Gods


aanwezigheid in de allerheiligste plaats ook in staat om ons vers te houden, mits we te allen tijde daarin wonen, in Zijn aanwezigheid.

In die allerheiligste plaats kan iemand slechts binnengaan door het verscheurde voorhangsel van het vlees (Hebreeën 10:20). Dit is de weg die Jezus voor ons heeft ingewijd door Zijn vlees. Als we op deze nieuwe en levende weg wandelen, kunnen we het verborgen manna ontvangen dat God geeft - openbaring uit Zijn Woord en gemeenschap met Hem. En onze levens zullen altijd de geur van de frisheid van de Heere verspreiden.

De geheime, kostbare steen met de naam van de overwinnaar daarop geschreven (zie vers 17) spreekt over een intieme relatie met de Heere, zoals een bruid heeft met haar bruidegom. Dit is de geestelijke equivalent van een verlovingsring (met een dure, kostbare steen erin en een naam erin gegraveerd) die wereldse mannen geven aan hun verloofden.

De bruidegom spreekt de bruid aan met een intieme naam, die niemand anders kent (zie vers 17). Die huwelijksintimiteit met de Heere is een beloning die wordt beloofd aan allen die overwinnen.

De gemiddelde gelovige heeft een droge en saaie relatie met Christus, omdat hij niet radicaal is in zijn haat voor zonde en wereldsheid. Maar de échte overwinnaar krijgt in geestelijk opzicht een extatische relatie met zijn Heere, zoals een bruid heeft met haar bruidegom, waarop zij diep verliefd is. Dit is het soort relatie dat beschreven wordt in Hooglied - en alleen een overwinnaar kan dit volkomen begrijpen en de realiteit ervan ervaren.


Hoofdstuk 7
De overspelige gemeente

"En schrijf aan de engel van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper: Ik ken uw werken, de liefde, het dienstbetoon, het geloof, uw volharding en uw werken, en ook dat de laatste meer zijn dan de eerste. Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden, zodat zij hoererij bedrijven en afgodenoffers eten. En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd. Zie, Ik werp haar te bed met hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoek, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken. Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voorzover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom. En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf - zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden - zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen. En Ik zal hem de morgenster geven. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt."

(Openbaring 2:18-29)

Een valse profetes

De Heere zegt hier dat Hij ogen heeft als een vuurvlam ( zie vers 18). Hij doorzoekt de verborgen gedachten en motieven van het hart - en dus oordeelt Hij niet zoals de mensen, die alleen kijken naar de uiterlijke schijn. Zijn voeten zijn als blinkend koper

- wat betekent dat Hij gelooft in een ernstig oordeel over zonde. Als het kruis van Golgotha ons één ding duidelijk leert, dan is het wel dit: God haat zonde en zal zonde zwaar oordelen, waar zij ook gevonden wordt.

De Heere kende de werken, de liefde, het geloof en de volharding van de boodschapper en van de gemeente in Thyatira. En Hij bemerkte dat, hoewel de kwantiteit van die daden aanzienlijk was toegenomen ( zie vers 19), de kwaliteit was achteruitgegaan. Compromissen en wereldsheid waren binnengekomen in de gemeente.

Die compromissen waren hoofdzakelijk tot stand gekomen, doordat de boodschapper had toegestaan dat een vrouw (die symbolisch " Izebel" genoemd wordt) de gemeente beïnvloedde op een kwade, wereldse manier (zie vers 20). Zij had zich voorgedaan als een profetes, en de boodschapper van de gemeente had zich laten misleiden.

Hoewel Christus profeten aan de gemeente heeft gegeven, geldt dat niet voor profetessen (Efeze 4:11-12). Vrouwen kunnen gezalfd worden door de Geest om te profeteren in de samenkomsten van de gemeente (Handelingen 2:17; 1 Korinthe 11:5). De dochters van Filippus zijn daar voorbeelden van (Handelingen 21:9).


Mannen en vrouwen kunnen profeteren - dat betekent dat zij Gods Woord kunnen delen om de gemeente te bemoedigen en te vermanen ( 1 Korinthe 14:3). Alle gelovigen worden aangemoedigd om deze gave na te jagen (1 Korinthe 14:1; Handelingen 2:18). Maar er is een verschil tussen iemand die profeteert en een profeet. De Heere heeft onder het nieuwe verbond nooit een vrouw aangesteld om een profetes te zijn - de reden daarvoor is dat God het nooit zo bedoeld heeft, dat een vrouw gezag heeft over mannen.

Er waren profetessen onder het oude verbond. In de Bijbel vinden we er vijf, waarvan Anna de laatste is (Lukas 2:36). Zij proclameerden allen het woord van de Heere met gezag. Debora is een voorbeeld van zo'n profetes (Richteren 4). Maar onder het nieuwe verbond plaatst de Heere het gezag in de gemeente altijd op mannen.

Paulus geeft ons twee redenen om te verklaren waarom God niet toestaat dat een vrouw gezag heeft over mannen in de gemeente: allereerst omdat zij geschapen werd ná de man - om zijn helper te zijn. Ten tweede, omdat zij eerst misleid werd door satan (1 Timotheüs 2:12-14).

Een vrouw is vatbaarder voor misleiding door satan dan een man. Dit is een reden waarom Christus ook geen vrouwen als leraressen in de gemeente heeft gesteld.

Izebel daarentegen noemde zichzelf een profetes. En de boodschapper van de gemeente in Thyatira was zo zwak en laf, dat hij haar niet tot zwijgen kon brengen.

Wanneer een man, die het hoofd van zijn huis zou moeten zijn, thuis zwak en verwijfd is, zal zijn vrouw het leiderschap in huis overnemen. Dit geldt ook in de gemeente. Wanneer sterke vrouwen zien dat de ouderlingen in een gemeente zwak zijn, zullen zij zichzelf daar doen gelden.

Gods Woord vermaant ons om onszelf "als MANNEN te gedragen" ( 1 Korinthe 16:13). Er is een grote behoefte aan die vermaning, want veel ouderlingen vandaag de dag hebben net zoveel ruggengraat als een kwal wanneer het aankomt op het tot zwijgen brengen van sterke vrouwen! Ze zijn als koning Achab, die zó bang was voor zijn vrouw Izebel, dat hij haar toestond om te doen wat zij maar wilde in zijn koninkrijk

- zelfs zodanig dat zij onschuldige, godvrezende mensen mocht vermoorden (1 Koningen 21). Achab was slechts in naam het hoofd van Israël. Eigenlijk bestuurde Izebel het koninkrijk. Ook veel gemeenteouderlingen functioneren precies zoals Achab!

Elia daarentegen was een onverschrokken man van God, die opstond tegen alle valse profeten van Izebel en hen afslachtte tot op de laatste man (1 Koningen 18:40). Daarom haatte Izebel Elia. En ze vreesde hem ook. Er waren in die tijd 7000 mensen in Israël die de knieën niet bogen voor Izebels afgoden. God zelf heeft dat gezegd ( 1 Koningen 19:18). Maar voor geen van hen was Izebel ooit bang geweest. Ze vreesde slechts Elia. Ze wist dat die 7000 bang waren voor haar, zelfs al bogen zij hun knieën niet voor haar afgoden.

Een Izebel vandaag de dag is voor 99.9% van de gelovigen niet bang, omdat zij weet dat die gelovigen haar niet kunnen stoppen, zelfs al zijn ze het niet met haar eens.


Die Izebellen zijn slechts bang voor de Elia's. En Elia's zijn tegenwoordig zeldzaam in het christendom.

De Izebellen van tegenwoordig haten Elia-achtige ouderlingen en houden van Achab-achtige ouderlingen. Iedere ouderling van elke gemeente volgt in deze zaak ofwel Elia, ofwel Achab.

De vrouw van de ouderling

Het Griekse woord dat hier vertaald wordt met "vrouw" kan ook vertaald worden met "echtgenote". Dit zou betekenen dat Izebel de vrouw was van de boodschapper van de gemeente. Dat zou de situatie beslist lastiger gemaakt hebben voor de boodschapper.

Als de boodschapper een ware discipel van de Heere was geweest en had geleerd om zijn vrouw te "haten" (zoals Jezus Zijn discipelen heeft geboden - Lukas 14:26), dan zou er helemaal geen probleem zijn geweest. Maar hij hield duidelijk meer van zijn vrouw dan van de Heere en de gemeente. En dus wilde hij haar niet kwetsen.

Zodoende liet hij haar vrij haar gang gaan in de gemeente. Zo werd de gemeente in Thyatira bedorven. En zo worden ook vandaag de dag veel gemeenten bedorven.

Vele gemeenten zijn bedorven door een Izebel, die vaak de vrouw is van één van de zwakke, verwijfde ouderlingen. Zo'n vrouw kan proberen zichzelf op de voorgrond te zetten in de samenkomsten van de gemeente door vaak in tongen de spreken, door haar eigen "tongen" te vertolken, door lange gebeden of op andere ruwe, onbijbelse manieren. Ook kan het zijn dat ze probeert de beslissingen van de ouderlingen te veranderen door haar echtgenoot thuis te beïnvloeden.

Er zijn dwaze ouderlingen die, nadat ze gemeentezaken besproken hebben in de vergadering van de ouderlingen, naar huis gaan en deze zaken daar met hun vrouwen bespreken. Eenmaal thuis gehersenspoeld door hun vrouwen, maken deze verwijfde mannen bij de volgende vergadering hun veranderde meningen duidelijk! En de beslissingen die bij de vorige vergadering waren genomen, worden weer teruggedraaid! Zo groot is de macht van een verborgen Izebel om de gemeente te beïnvloeden!

In andere gevallen kan de Izebel een vrouw zijn die op een of andere zielse manier invloed heeft verworven op één van de ouderlingen. Sommige ouderlingen hebben een vrouw die zo'n krachtige persoonlijkheid heeft en zo'n krachtige bezieling, dat de andere mannen van de gemeente (inclusief de ouderlingen) bang zijn om haar op enige manier te mishagen. In sommige gevallen is zelfs haar eigen echtgenoot bang voor haar.

Het zal onmogelijk zijn om ergens het lichaam van Christus te bouwen, als de ouderlingen van de gemeente daar toelaten dat een vrouw op enige manier macht over hen heeft.

De vrouw van een ouderling moet een voorbeeld zijn en iemand met een

"zachtmoedige en stille geest", die zichzelf zorgvuldig te allen tijde op de achtergrond


houdt. Ze moet geen assistent voorganger, zangleidster of administratief medewerkster zijn (zoals veel vrouwen), maar een verborgen helper voor haar echtgenoot en niet iemand die de gemeente van achter de schermen wil besturen. Prijs de Heere dat er ook zulke vrouwen zijn, die echte helpers zijn voor hun echtgenoten die ouderlingen zijn, en hun grenzen als vrouwen erkennen. Gezegend is de ouderling die zo'n vrouw heeft.

Alle ouderlingen moeten iedere vrouw in de gaten houden, die zichzelf op de een of andere manier op de voorgrond wil zetten in de gemeente. Ze heeft vrijwel zeker de geest van een Izebel. Als zij ongehinderd haar gang kan gaan, zal zij zeker een middel worden van satan om de gemeente langzaam maar zeker te vernietigen.

De "hoererij" waar hier over gesproken wordt (vers 20 ) is duidelijk van geestelijke aard - want een rechtvaardige God kan onmogelijk de onschuldige kinderen straffen die uit overspel geboren worden. Geestelijk overspel is gevaarlijker dan fysiek overspel, omdat het moeilijker herkend wordt. Religieuze hoererij komt voort uit een leer van valse genade, die ertoe leidt dat gelovigen lichtzinnig met zonde omgaan.

Ongehoorzaamheid aan God in de kleine dingen en kleine trouweloosheden worden verdoezeld. Met zulk onderwijs wordt Babylon gebouwd, de hoererende kerk. En dat is wat de Heere hier veroordeelt.

Tijd voor bekering

De Heere gaf Izebel tijd om zich te bekeren (vers 21). Zelfs Izebellen krijgen tijd om zich te bekeren. Zo groot is Gods genade.

Maar God heeft ook een tijdslimiet bepaald waarbinnen zij zich moet bekeren. Als zij zich niet zou bekeren binnen die tijd, zou zij geoordeeld worden. Niet alleen Izebel, maar ook allen die hoererij met haar bedreven, en haar kinderen (vers 22 en 23) zouden gedood worden. Gods geduld met zondaren en huichelaars is niet eindeloos.

Izebels handlangers in geestelijke hoererij waren degenen die deze vals leer samen met haar verspreidden. Haar "kinderen" waren die halfbekeerde bastaarden die het resultaat waren van deze leer van valse genade, die dachten dat zij bekeerd waren zonder zich eerst af te keren van zonde, of die zich voorstelden dat zij, eenmaal bekeerd, lichtzinnig konden omgaan met vleselijk genot.

Mensen die in zonde leven in de wereld worden niet zo snel door God geoordeeld. Maar degenen die in een gemeente komen en lichtzinnig met zonde omgaan, ontvangen een ernstiger en sneller oordeel.

Gods oordelen over Ananias en Saffira en over degenen die zondigden in Korinthe (1 Korinthe 11:29-30) zijn voorbeelden van hoe streng God is voor de mensen die lichtzinnig omgaan met de naam van Christus.

De Heere zegt verder dat Hij eenieder zal geven naar zijn werken ( vers 23). Dit zegt Hij om de leer van de valse genade in Thyatira tegen te spreken, die het volgende onderwees: "Onze daden doen er niet toe, als we maar geloven". Onze daden doen er wel toe.


Gods Woord zegt: " Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. " (2 Korinthe 5:10) "Want als u naar het vlees leeft, ZULT u sterven" ( Romeinen 8:13)

De Heere zei dat Hij de zondaren in Thyatira in " grote verdrukking" zou werpen (vers 22).

Er zijn twee soorten verdrukking waarover in het Nieuwe Testament gesproken wordt, en we lezen in het boek Openbaring over beide soorten: allereerst het soort dat afkomstig is van mensen in de vorm van vervolging tegen discipelen van Jezus (de meeste verwijzingen in het Nieuwe Testament gaan over dit soort verdrukking). Ten tweede het soort verdrukking dat afkomstig is van God, in de vorm van oordeel "over de ziel van ieder mens die het kwade teweegbrengt" ( Romeinen 2:9 en Openbaring 2:22 zijn de enige twee verwijzingen naar dit soort verdrukking).

God dreigde om de onboetvaardige zondaren in Thyatira in grote verdrukking te werpen. Maar dit zou onmogelijk kunnen verwijzen naar DE grote verdrukking die komt in de dagen van de Antichrist - want dat ligt nog in de toekomst, terwijl de zondaren van Thyatira al overleden zijn. En dus moet de Heere het oordeel bedoeld hebben, dat God brengt over zondaren en huichelaars.

De diepten van satan

Er waren echter enkelen in Thyatira, die het niet eens waren met Izebel en die haar leer niet volgden. Tot hen spreekt de Heere dat Hij hen geen andere last zal opleggen (vers 24). Zij hadden zich afzijdig gehouden van de "diepten van satan", omdat de zalving hen van binnen had gewaarschuwd dat er iets mis was met deze valse genade die gepredikt werd door die Izebel. En zij hadden geluisterd naar de zalving (1 Johannes 2:27).

Merk op dat de Heere deze leer van valse genade bestempeld als "de diepten van satan". Valse genade is één van satans meesterwerken, waarmee hij het grootste deel van het christendom misleid heeft. En dus is het toepasselijk om het één van "satans diepere waarheden" te noemen!

Een leer is als zaad. Het bewijs van of het zaad goed of slecht is, wordt gezien in de vrucht die het voortbrengt. Veel christenen analyseren verschillende soorten zaad (leerstellingen) onder hun theologische microscopen en verklaren sommige zaadjes dan als slecht en sommige zaadjes als goed. Maar dat is niet de juiste manier om de kwaliteit van het zaad te toetsen. Het is beter om het zaad te zaaien en dan te zien wat voor vrucht het voortbrengt.

Elke leerstelling van "genade" die de vrees om te zondigen wegneemt, is zeker vals. Als een leer u in staat stelt om lichtvaardig te zondigen en op een goedkope manier om vergeving te vragen, zonder het diepe berouw en de hevige haat voor zonde die ware bekering teweegbrengt, dan kunt u ervan verzekerd zijn dat die leerstelling één van de "diepere waarheden van satan" is.


Er zijn tegenwoordig veel gelovigen die indrukwekkende woorden uitspreken, zoals "eindtijd waarheden" en "waarheden van het Koninkrijk" enzovoort. De test waarmee wij iedere zogenaamde "waarheid" kunnen toetsen heeft Jezus Zelf gegeven: "…de waarheid zal u vrijmaken…van de zonde." ( Johannes 8:32-36). Een "waarheid" die jou niet bevrijd van zonde in je dagelijkse leven is niet de waarheid van God, hoe Bijbels zij ook lijkt. Het is een valse leer.

Dat je steeds meer vrijheid gaat ervaren van ieder soort gebondenheid in je leven, is een aanwijzing dat je Gods waarheid correct hebt begrepen. De Heilige Geest is de Geest van de waarheid en "waar de Geest van de Heere is, daar is vrijheid" ( 2 Korinthe 3:17).

Hierna vermaant de Heere de overigen in Thyatira om vast te houden aan wat zij hebben - dat wil zeggen, aan de "ware genade van God" (1 Petrus 5:12). We moeten hieraan vasthouden, omdat satan het graag van ons zou wegrukken. Ons wordt bevolen om hieraan vast te houden totdat Jezus komt (vers 25).

De oproep aan de overwinnaar

De overwinnaar wordt hier door de Heere beschreven, als degene die Zijn werken tot het einde toe in acht neemt (vers 26). Die werken zijn Jezus' overwinningen over verleiding, in de dagen van Zijn vlees. De overwinnaar is degene die verleiding overwint, zoals ook Jezus overwon, en die tot het einde toe volhardt op dit pad.

De Heere belooft aan de overwinnaar de beloning van toekomstige macht over de heidenvolken (vers 26). Het gaat hierbij niet om het overheersen van anderen, zoals wij ons voorstellen bij macht in de wereld van tegenwoordig. De uitdrukking "Hij zal hen hoeden" ( vers 27) betekent eigenlijk "Hij zal hen tot herder zijn" (het woord "hoeden" komt dus van een Grieks woord dat te maken heeft met het zijn van een herder).

Dit is het soort van gezag dat de overwinnaar heden beoefent in zijn huis en in de gemeente, en dat hij op een dag zal beoefenen over de volken van de wereld.

Degenen die anderen vandaag de dag overheersen, hetzij binnen een familie, hetzij in een gemeente, beoefenen eigenlijk een satanische vorm van gezag en zijn ongeschikt om de volken te hoeden. Allen die gezag hebben - vaders, moeders en ouderlingen - worden momenteel door de Heere getest.

Dan gebruikt de Heere de volgende woorden: "Zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen." (vers 27) De Vader gaf Jezus in de eerste plaats macht om het eeuwige leven te geven aan allen die Hij had verkozen ( Johannes 17:2). Dit is ook het doel waartoe de Heere aan Zijn boodschappers gezag in de gemeente heeft gegeven - om anderen voort te leiden in het vastgrijpen van het eeuwige leven ( 1 Timotheüs 6:12). Elke ouderling die zijn macht op een andere manier uitoefent, misbruikt in feite zijn gezag.

Degenen die deze macht van de Heere over hun levens verwerpen, zullen op een dag geoordeeld worden met een ijzeren staf, die Jezus zal hanteren (Psalm 2:7-9;


Openbaring 12:5; 19:15 ). Die ijzeren staf zal Jezus delen met de overwinnaar, die gedurende zijn leven op aarde geleerd heeft hoe die ijzeren staf gebruikt moet worden met zachtmoedigheid en vastheid (Openbaring 2:26-27).

"…wie zijn geest beheerst, is beter dan wie een stad inneemt." (Spreuken 16:32) Slechts zij die de begeerten in hun vlees, de verlokkingen van deze wereld en de listen van satan overwonnen hebben, zijn werkelijk gekwalificeerd in Gods ogen om op een dag over de volken te regeren in Zijn koninkrijk.

Ook wordt aan de overwinnaar "de morgenster" beloofd (vers 28). Die morgenster is Jezus Zelf ( Openbaring 22:16). Jezus wordt ook de Zon der gerechtigheid genoemd, Die alle kwaaddoeners zal verbranden en genezing zal brengen aan de volken (Maleachi 4:1-2). De wereld kan Hem slechts zien als de Zon der gerechtigheid, maar de overwinnaars zullen Hem zien als de morgenster.

De morgenster is nét voor het opgaan van de zon waar te nemen. In de laatste momenten van dit tijdperk, aan het einde van de grote verdrukking, terwijl de wereld in het duister ligt, zal de laatste bazuin klinken en zal de Heere Zelf neerdalen uit de hemel met een geroep. De overwinnaars vanuit alle generaties zullen dan opgenomen worden om Hem te ontmoeten in de lucht en om Hem terug te verwelkomen op aarde. Op dat moment zullen zij Hem zien als de Morgenster.

Daarna zal de Heere neerdalen naar de aarde als de Zon der gerechtigheid om te oordelen en deze wereld, die ziek is van zonde, te genezen. En elk oog zal Hem zien. De overwinnaars zullen op dat moment ook met Hem neerdalen om met Hem te heersen op aarde.

Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest zegt (vers 29).


Hoofdstuk 8
De huichelachtige gemeente

“En schrijf aan de engel van de gemeente in Sardis: Dit zegt Hij Die de zeven Geesten van God heeft en de zeven sterren: Ik ken uw werken, en weet dat u de naam hebt dat u leeft, maar u bent dood. Wees waakzaam en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God. Bedenk dan hoe u het hebt ontvangen en gehoord, en houd het vast en bekeer u. Als u dan niet waakzaam bent, zal Ik bij u komen als een dief en u zult beslist niet weten op welk uur Ik bij u zal komen. Maar u hebt ook in Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij het waard zijn. Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.” (Openbaring 3:1-6)     De mening van de Heere en de mening van mensen   De Heere beschrijft Zichzelf hier als Degene die de zeven Geesten van God heeft, of de zevenvoudige Heilige Geest. De betekenis hiervan zagen we al in hoofdstuk 1. Hij heeft ook de zeven sterren. En Hij verwacht van iedere ster (boodschapper) in Zijn hand, dat die een Geestvervulde vertegenwoordiger van Hem zal zijn in de gemeente.   De boodschapper in Sardis was iemand die een geweldige reputatie had opgebouwd bij de mensen als een geestelijke man. Maar de mening van de Heere over hem was precies tegenovergesteld aan die van zijn medegelovigen in Sardis. Dit laat zien hoe vleselijk en onnozel de meeste gelovigen in Sardis waren.   Meer dan 90% van gelovigen is niet in staat om het verschil te herkennen tussen een vleselijke en een geestelijk boodschapper. En meer dan 99% van gelovigen is niet in staat om zielskracht te onderscheiden van geestelijke kracht.   De meeste gelovigen zijn onder de indruk door het vertoon en de beoefening van geestelijke gaven, en daarmee evalueren ze een predikant of een ouderling. Zodoende worden zij misleid. God daarentegen ziet het hart aan. Wellicht heeft de boodschapper in Sardis de gaven van de Geest gehad. Maar hij was in geestelijk opzicht dood.   Dit is een waarschuwing voor ons allemaal om acht op te slaan: De mening die 99% van onze medegelovigen over ons heeft, kan voor 100% fout zijn! Gods mening over ons kan precies tegenovergesteld zijn aan hun mening.   Hetzelfde geldt voor een gemeente. Het kan zijn dat anderen een gemeente zien als “geestelijk levend”. Maar misschien weet God dat zij geestelijk dood is. Of omgekeerd: Gemeenten die God ziet als geestelijk levend, zouden door mensen zonder onderscheidingsvermogen voor dood gehouden kunnen worden. De meeste gelovigen evalueren een gemeente aan de hand van de warmte van de welkomstontvangst die zij ontvangen wanneer ze naar de samenkomsten komen, de aantallen in de gemeente, de hoeveelheid geluid en emotie tijdens de samenkomsten, de muzikale kwaliteit van het zingen, de intellectuele inhoud van de preek en de grootte van het collecteoffer! Maar God is van geen van die dingen onder de indruk.   Wanneer God een gemeente beoordeelt, kijkt Hij naar de Christusgelijkvormige nederigheid, zuiverheid, liefde en vrijheid van zelfzucht, die Hij aantreft in de harten van haar leden. Gods evaluatie van een gemeente en die van mensen kunnen daarom drastisch van elkaar verschillen. Sterker nog, dat is meestal het geval.   Er waren geen Izebels in Sardis en geen leer van Bileam of van de Nikolaïeten. Maar er was daar iets wat nog erger was – huichelarij.   De boodschapper in Sardis zal ongetwijfeld een geheim gevoel van tevredenheid gehad hebben over de reputatie die hij had opgebouwd. Anders zou hij geen huichelaar geworden zijn. Er is op zich niets mis mee om bij anderen bekend te staan als iemand die geestelijk levend is, mits we geen voldoening krijgen van hun goede mening over ons.   Maar indien wij voor onszelf een naam willen maken met datgene wat we doen voor de Heere, dan zullen we uiteindelijk zeker leven voor het aangezicht van mensen en niet voor het aangezicht van God. En moeten we toegeven dat we ons niet gerealiseerd hebben, dat de meningen van mensen waardeloos zijn.   Het christendom zit vol met predikanten die continu dingen doen en rapporten schrijven om voor zichzelf een naam te maken. Zij zullen allemaal eindigen zoals de boodschapper in Sardis. En zij zullen op de laatste dag geoordeeld worden door de Heere, omdat hun werken niet vol waren voor God. Het is onmogelijk dat onze werken vol zijn voor God, als we het motief hebben om indruk te maken op mensen.   Ook was de boodschapper in Sardis geestelijk in een diepe slaap gevallen.   Jezus waarschuwde Zijn discipelen om alert te blijven en te bidden, om zo klaar te kunnen zijn voor Zijn komst – want wereldse zorgen en de liefde voor mammon kunnen zelfs de beste gelovigen in slaap brengen (Lukas 21:34-36).   Wanneer iemand slaapt, is hij zich niet bewust van de dingen die in de reële wereld om hem heen gebeuren. Hij is zich meer bewust van de irreële dromenwereld. Zo is het ook met mensen die geestelijk slapen. Zij zijn zich niet bewust van de reële wereld van het Koninkrijk van God, van de verloren zielen om hen heen en van de eeuwige realiteit. Ze zijn zich daarentegen wel bewust van de irreële, tijdelijke wereld van materiële rijkdom, genot, comfort, aardse eer en roem.   Zo was het gesteld met de boodschapper van de gemeente in Sardis. De Heere vermaant hem om wakker te worden – met andere woorden, om de irreële dromenwereld (de wereld van materialisme) op te geven – en om de weinige dingen in zijn leven die geestelijk dreigden te sterven, maar nog niet gestorven waren, te versterken (vers 2). De kolen waren nog niet geheel gedoofd. Maar hij moest het vuur snel aanwakkeren, anders zou het geheel uitdoven (2 Timotheüs 1:6).     Volmaakte werken in Gods ogen   De Heere vertelt hem dat zijn werken niet vol zijn geweest in Gods ogen (vers 2). Veel gelovigen zijn bang voor het woord “volmaaktheid”. Maar hier zien we dat de Heere verwachtte dat de werken van deze boodschapper volmaakt zouden zijn voor God.   Geestelijke volmaaktheid is een uitgebreid onderwerp. Maar in dit geval betekent het, dat de werken van deze ouderling niet gedaan werden vanuit een onverdeeld hart om God te behagen.   Zijn werken waren goede werken – en zo kreeg hij de naam dat hij geestelijk levend was. Maar ze waren niet uitgevoerd voor de heerlijkheid van God. Ze waren gedaan om mensen te imponeren. En dus waren het allemaal dode werken. Er was “ongerechtigheid” in het “geheiligde” (Exodus 28:38). Hij moest zichzelf reinigen van deze geestelijke bezoedeling, voordat God hem zou kunnen goedkeuren (2 Korinthe 7:1).   Goede werken die uitgevoerd worden om eer van mensen te krijgen, zijn dode werken.   De eerste stap naar volmaaktheid is om alles voor het aangezicht van God te doen. Als we daar niet beginnen, zullen we ons doel niet bereiken. Of het nu gaat om bidden, vasten of het helpen van anderen, de belangrijke vraag die we onszelf moeten stellen is: “Zoek ik ernaar dat een of ander persoon mij dit ziet doen en mij ervoor waardeert, of doe ik dit alleen voor het aangezicht van God en voor Zijn heerlijkheid?” Een verkeerd motief bederft veel goede werken en maakt ze onvolmaakt in Gods ogen.   De Heere zegt tegen de boodschapper, dat hij moet terugdenken aan wat hij door de jaren heen heeft ontvangen en gehoord, en dat hij die vermaningen moet gehoorzamen (vers3). De Heere verwacht meer van degenen aan wie meer is gegeven. Deze boodschapper had veel gehoord over volmaaktheid en over de noodzaak om alles te doen voor de heerlijkheid van God. Maar hij had die aansporingen niet serieus genomen. De waarheid kennen en niet gehoorzamen staat gelijk aan het bouwen van je huis op zand. Op een dag zal het instorten. En dat gebeurde met de boodschapper en met de gemeente in Sardis.     De oproep tot bekering   Nu wordt de boodschapper aangespoord om zich te bekeren (vers 3). Dit is de boodschap van de Heere aan alle gemeenten in deze laatste dagen: BEKEER U. Er was nog steeds hoop voor deze boodschapper, want hij was nog steeds een ster in de hand van de Heere (vers 1). De Heere had hem niet opgegeven. Maar hij moest wel eerst wakker worden en zich bekeren.   Johannes de Doper was de voorloper van Christus, die het volk Israël voorbereidde op de eerste komst van de Heere door bekering te prediken. Vandaag de dag moeten de profeten in de gemeente Gods volk voorbereiden op de tweede komst van Christus door bekering tot hen te prediken. De grootste behoefte van de gemeente van tegenwoordig is de boodschap van bekering.   Indien de boodschapper niet wakker wordt en zich bekeerd, zegt de Heere dat Hij bij hem zal komen, zo onverwacht als een dief in de nacht, om te oordelen. De Heere komt in de eerste plaats als een dief in de nacht voor ongelovigen – maar ook voor gelovigen die in de duisternis wandelen. De kinderen van de dag die in het licht wandelen, zullen niet verrast worden door de komst van de Heere, maar de kinderen van de nacht wel (1 Thessalonicenzen 5:4-5).   De overwinnaars zullen altijd klaar zijn voor de komst van de Heere, omdat zij altijd in het licht wandelen. Degenen die in de duisternis wandelen daarentegen, met onbeleden zonde in hun levens, zullen niet klaar zijn, ondanks het feit dat zij zichzelf “gelovigen” noemen.   Openbaring 3 vers 3 laat duidelijk zien dat zulke gelovigen (zelfs al zijn het boodschappers in een gemeente), die geestelijk slapen en zich niet bekeren, verrast zullen worden door de komst van de Heere. Zij zullen in dezelfde categorie vallen als de kinderen van de duisternis. Dit zijn de dwaze maagden die bij de komst van de Heere buiten de gesloten deur achtergelaten worden (Mattheüs 25:10-13).   De Heere zegt: “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakzaam is en op zijn kleren acht geeft, zodat hij niet naakt zal rondlopen en men zijn schaamte niet zal zien.” (Openbaring 16:15)     Het getrouwe overblijfsel   Er waren echter een paar mensen in Sardis die hun kleren niet bevlekt hadden (vers 4). Dat was het enige lichtpuntje in die gemeente.   God heeft een lijst van namen van degenen die hun harten in zuiverheid bewaard hebben. Deze zuiverheid verwijst niet alleen naar het vrij zijn van de zonden van het vlees, maar ook naar het vrij zijn van de zonde van het zoeken naar eer van mensen en andere zonden van de geest.   Dit was het overblijfsel van de overwinnaars, die in Sardis voor Gods aangezicht leefden. Zoals de Heere Zelf aangeeft: er waren maar WEINIG overwinnaars. Dit overblijfsel is in elke generatie altijd klein geweest, want er zijn maar weinigen die de nauwe poort en de smalle weg vinden die tot leven leidt (Mattheüs 7:14).   De Heere zegt dat dit kleine aantal waardig is en dat zij daarom in witte kleren met Hem zullen wandelen. Dit waren degenen die de vermaning van de Heere in Lukas 21 vers 36 gehoorzaamd hadden: “Waak dan te allen tijde en bid dat u waardig geacht zult worden om al die dingen die gebeuren zullen, te ontvluchten, en om te kunnen bestaan voor de Zoon des mensen.” Zij werden waardig geacht. En dus zullen zij wandelen in de witte kleren van een bruid, op de bruiloftsdag van het Lam.   Vervolgens wordt aan alle overwinnaars de belofte gegeven, dat zij bekleed zullen worden met witte kleren (vers 5). Dit geeft duidelijk aan dat alleen de overwinnaars deel zullen uitmaken van de bruid van Christus.   Er wordt ook beloofd aan de overwinnaars, dat hun namen niet uit het boek des levens gewist zullen worden (vers 5). Dit maakt duidelijk dat de naam van een persoon in het boek des levens geschreven kan zijn en vervolgens uitgewist kan worden. Deze belofte, die hier aan de overwinnaar gegeven wordt, zou van geen betekenis zijn, als zo’n gevaar niet zou bestaan. De Schrift onderwijst dus duidelijk dat gelovigen die naar het vlees leven, GEESTELIJK ZULLEN STERVEN (Romeinen 8:13).   De Heere heeft tegen Mozes gezegd: “Wie tegen Mij zondigt, zal Ik uit Mijn boek schrappen.” (Exodus 32:33)   In Psalm 69 vers 26 kunnen we lezen over een profetie aangaande Judas Iskariot, waarnaar wordt verwezen door Petrus in Handelingen 1 vers 20. Wanneer we verder lezen in Psalm 69 vinden we een profetische vers, die ernaar verwijst dat de naam van Judas Iskariot wordt uitgewist uit het boek des levens (vers 29). Zijn naam stond ooit in dat boek, maar werd gewist.   Iemand moet een overwinnaar zijn, om zijn naam daarin te behouden.   De Heere belooft ook dat Hij de naam van de overwinnaar zal belijden voor de Vader en voor Zijn engelen. Dit is de belofte die gegeven wordt aan degenen die zonder schaamte Zijn Naam belijden voor de mensen (Mattheüs 10:32; Lukas 12:8). De Heere hecht er veel waarde aan als wij Zijn Naam openlijk belijden voor onze familieleden, vrienden, buren en collega’s op het werk. Veel gelovigen zijn hier ontrouw in. En daarmee laten zij zien dat ze geen overwinnaars zijn.   Wat een eer zal het zijn, wanneer onze naam openlijk beleden wordt door de Heere op die laatste dag. Zelfs al zouden we iedere dag, gedurende honderd jaar op aarde, schaamte en verdrukking moeten doorstaan voor de Heere, dan zou dat het allemaal waard zijn als de uiteindelijke beloning inhoudt, dat de Heere ons op een dag met trots erkent voor de Vader en voor Zijn heilige engelen. Eén woord van goedkeuring dat over Zijn lippen komt, zal alle herinneringen aan een leven vol lijden en lastering uitwissen.   Laten degenen die oren hebben acht slaan op wat de Geest zegt (vers 6).

Hoofdstuk 9
De getrouwe gemeente

“En schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent: Ik ken uw werken. Zie, Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend. Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb. Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken. Zie, Ik kom spoedig. Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon zal wegnemen. Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaag, en Mijn nieuwe Naam. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.” (Openbaring 3:7-13)     De sleutel van David   De Heere noemt Zichzelf hier Degene die heilig en waarachtig is. “Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is.” (1 Petrus 2:22) Hij verwacht ook heiligheid en echtheid van Zijn boodschappers.   Hij zegt ook dat Hij de sleutel van David heeft. Het evangelie van het nieuwe verbond gaat over de Zoon van God, die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David (Romeinen 1:1-3).   Eén van de laatste vermaningen die Paulus gaf aan Timotheüs, was om te herinneren dat Jezus Christus, van het geslacht van David, was opgestaan uit de dood (2 Timotheüs 2:8). De implicatie daar is dat, ondanks dat Hij kwam met het vlees van David, Hij nooit heeft gezondigd. Daarom beschouwde God Hem als waardig om uit de doden te worden opgewekt. Het geheim van de godsvrucht is dat Christus is geopenbaard in het vlees en rechtvaardig is verklaard door de Geest (1 Timotheüs 3:16).   De sleutel spreekt over het vermogen om een deur open te maken. Omdat Jezus kwam in het vlees van David (wat hetzelfde vlees is als dat van ons) en zowel zonde als satan overwon, is hij in staat om voor ons een weg te openen waarop wij kunnen wandelen. Jezus is de Voorloper en het Voorbeeld voor allen die willen overwinnen. De sleutel voor elke deur   De Heere beschrijft Zichzelf als Degene die iedere deur kan openen of sluiten. Als wij overwinnaars zijn hoeven we nooit voor een gesloten deur te staan, indien het eigenlijk de wil van God is dat we daar doorheen gaan.   Maar de Heere sluit ook sommige deuren voor ons, zodat we geen paden betreden die Hij niet voor ons bestemd heeft – paden, waarvan Hij weet dat ze ons geen voordeel zullen geven. Het is werkelijk een spannend leven om een overwinnaar te zijn. De Heere Zelf bepaald door welke deuren we moeten gaan en op welke deuren we niet meer moeten kloppen.   In het boek van Jona zien we hoe de Heere een deur sluit (de deur van het schip, doordat Jona overboord gegooid wordt) en een andere deur opent (de deur van de mond van een vis, doordat Jona wordt ingeslikt). Wanneer de vis aankomt bij de kust van Israël, opent de Heere de mond van de vis weer om Zijn dienstknecht aan wal te brengen. Zo bracht God Jona weer terug bij af. Vervolgens gebood Hij hem opnieuw om naar Ninevé te gaan, waar Hij wilde dat hij zou prediken. En Jona ging op weg.   Als God ons met een bepaald doel op een bepaalde plaats wil hebben, dan heeft Hij middelen en methoden om de verkeerde deuren voor ons te sluiten (misschien doordat wij ergens uitgegooid worden!) en om de juiste deuren voor ons te openen. Hij heeft zelfs middelen om ons terug bij af te brengen in onze levens, zodat we Zijn beste bestemming niet missen! Wat Hij deed voor Jona zal Hij ook doen voor ons. Hij zal zelfs nog meer doen.   De sleutel voor elke deur heeft Hij in Zijn hand. Als je een hartgrondige discipel van de Heere bent met geen enkele andere ambitie in je leven dan om God te verheerlijken, dan mag je één ding zeker weten – dat niets je in de weg kan staan. Zoals automatische deuren opengaan zodra een persoon in de buurt komt, zo zal iedere gesloten deur die jou in de weg staat om verder te komen in het vervullen van Gods wil, zich openen voor jou – zodra je in de buurt komt. Hij opent iedere deur op het juiste moment – niet te vroeg en niet te laat. Ook zal Hij die deuren sluiten, die ertoe zouden leiden dat je Zijn volmaakte wil voor jou leven zou missen.     Een voorbeeldige boodschapper en gemeente   Hier in Filadelfia zien we de tweede van de twee boodschappers en gemeenten die geen terechtwijzing van de Heere ontvangen. De eerste die we zagen was Smyrna.   Deze twee voorbeelden laten zien dat het mogelijk is om een dusdanige boodschapper te zijn van de Heere en een dusdanige gemeente, dat Hij ons niet vermaant wanneer Hij ons onderzoekt. Dit zou ons moeten uitdagen.   De boodschapper en de heiligen hier waren zwakke mensen (vers 8). Ze hadden heel weinig menselijke invloed en kracht. Maar ze waren wel gehoorzaam geweest aan Gods Woord en ze hadden de Naam van de Heere beleden. Dit zijn de twee belangrijkste behoeften in deze dagen waarin wij leven – en daarom worden deze ook steeds weer herhaalt in het boek Openbaring: GEHOORZAAMHEID AAN GODS WOORD EN HET VERKONDIGEN VAN HET GETUIGENIS VAN JEZUS.   Vanwege hun trouw zegt de Heere, dat Hij voor hun ogen een geopende deur gegeven heeft om voor Hem te kunnen getuigen. Niemand zal in staat zijn om die deur te sluiten (vers 8). Natuurlijk zal hun getuigenis tegengewerkt worden door satan. Maar de poorten van de hel zullen niet in staat zijn om deze gemeente te overweldigen – want dit is een triomferende gemeente, waarvoor satan zelf bang is.     Tegenstand van religieuze mensen   De gemeente hier werd tegengewerkt door een synagoge van satan – vergelijkbaar met degene die zich in Smyrna bevond (vers 9). Merk op dat de synagoge van satan tegenstand bood aan slechts twee van de zeven gemeenten in Klein-Azië – precies die twee die de Heere zonder voorbehoud prijst. De gemeenten die het meest hartgrondig zijn voor God, zijn degenen waartegen satan de grootste tegenstand biedt. En satans tegenstand werkt met name door religieuze mensen.   Jezus werd in de dagen van Zijn vlees niet tegengewerkt door de Romeinen of de Grieken, maar door de religieuze Joden die dagelijks hun Bijbels bestudeerden! Zo zal het ook zijn voor het lichaam van Christus. De voornaamste oppositie zal komen van degenen die zeggen dat zij christenen zijn, maar die geen vrijheid prediken over de macht van zonde.   De Heere zegt dat Hij ervoor zal zorgen, dat de synagoge van satan op een duidelijke manier zal erkennen dat Hij aan de kant van de gemeente in Filadelfia staat. De instrumenten van satan zullen zich moeten buigen voor de gemeente (vers 9). God heeft voorbestemd dat satan verpletterd zal worden onder de voeten van de gemeente (Romeinen 16:20). We mogen nooit vergeten dat God altijd aan onze kant staat tegen satan. En dus hoeven we satan of zijn werkers nooit te vrezen.   Jezus bad dat de wereld zou weten, dat de Vader Zijn discipelen lief had (Johannes 17:23). Dit gebed zou ook beantwoord gaan worden in Filadelfia. De synagoge van de Joden zouden ervan op de hoogte gesteld gaan worden, dat de Heere de gemeente liefheeft en dat Hij aan hun kant staat (vers 9). God heeft prachtige manieren om onze vijanden te verwarren en om hen ervan bewust te maken dat wij de voorwerpen zijn van Zijn liefde en zorg!   De gemeente in Filadelfia had het woord van Jezus’ volharding bewaard (vers 10). Ze hadden het woord van de Heere gehoorzaamd en hadden tot het einde toe volhard in die gehoorzaamheid. Slechts door geduldig te volharden in tijden van verzoeking, worden we volmaakt en zodanig, dat we in niets tekortschieten (Jakobus 1:4). De beloften van de Heere   De belofte van de Heere aan deze gemeente luidde als volgt: “…Ik zal ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal…” (vers 10)  Hier waarschuwt de Heere hen van tevoren voor een tijd van verzoeking, die over de hele wereld zou komen in die tijd (aan het einde van de eerste eeuw of in het begin van de tweede eeuw). Aan de gemeente in Filadelfia werd Goddelijke bescherming beloofd voor gedurende die tijd van verzoeking.   Hoe heeft de Heere hen bewaard voor dat uur van verzoeking? Absoluut niet door een “opname” uit de wereld. Nee. Zij werden VEILIG BEWAARD TE MIDDEN VAN DE VERZOEKING. Zij ervoeren de beschermende hand van de Heere te midden van hun beproevingen.   Dit is ook voor ons een woord van bemoediging – want op dezelfde manier zal de Heere ook ons veilig bewaren van het kwaad, te midden van de grote verdrukking gedurende de tijd van de Antichrist. Hij zal ons op precies dezelfde manier bewaren als dat Hij de gemeente in Filadelfia bewaard heeft in de tweede eeuw – hier op aarde, veilig van het kwaad, zelfs al kan het zijn dat we zullen moeten lijden om Zijn Naam.   Jezus heeft het volgende gezegd: “…u zult omwille van Mijn Naam door allen gehaat worden…wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden…ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld…er zal beslist geen haar van uw hoofd verloren gaan.” (Mattheüs 10:28,30; Lukas 21:17-18)   Zelfs tijdens de verdrukking zal geen haar van ons hoofd door iemand aangeraakt kunnen worden zonder de toestemming van de Heere. En dus kunnen we gerust zijn.   De Heere zegt tegen de gemeente in Filadelfia, dat degenen “die op de aarde wonen” verzocht zullen worden tijdens “het uur van de verzoeking” – degenen die deze aarde tot hun thuis gemaakt hebben, wiens gedachten gericht zijn op aardse dingen, die rijkdom najagen en de eer van mensen zoeken (vers 10).   Geen enkele overwinnaar is zo’n “aardebewoner”, want zijn gedachten zijn gericht op de dingen die boven zijn.   Verder vertelt de Heere de gemeente dat zij moeten vasthouden wat zij hebben totdat Hij terug komt naar de aarde, zodat zij hun kroon niet zullen verliezen (vers 11). Het is dus mogelijk dat iemand anders de kroon ontvangt die God voor jou bestemd had.   God heeft voor jou een taak en een kroon voorbestemd. Maar als jij ontrouw bent in het vervullen van die taak, dan krijg je die kroon niet. God zal dan iemand anders doen opstaan om die taak te vervullen en hij zal de kroon ontvangen die voor jou bedoeld was. Dat is een reële mogelijkheid. En dus moeten we waakzaam zijn.   God had een specifieke taak voorbereid voor Judas Iskariot, net zoals Hij specifieke taken had voorbereid voor de andere apostelen van Christus. Maar Judas was ontrouw. En dus verloor hij zijn kroon. Iemand anders (misschien Paulus) vervulde de taak die Judas had moeten vervullen. Die persoon zal nu de kroon van Judas ontvangen, naast zijn eigen kroon.   We moeten vasthouden aan wat God ons heeft gegeven. We kunnen het ons niet veroorloven om op enig moment lichtzinnig met deze dingen om te gaan.   De overwinnaar zal gemaakt worden tot een permanente pilaar in de gemeente (vers 12). Dit betekent dat hij een ondersteuning zal zijn voor anderen in de gemeente en hun lasten zal dragen. Hij zal een geestelijke “vader” zijn voor anderen. In iedere gemeente is er een grote behoefte aan zulke pilaren.   De Naam van God, de naam van het nieuwe Jeruzalem en de nieuwe Naam van de Heere zullen op het voorhoofd van de overwinnaar geschreven worden. Met andere woorden: hij zal, overal waar hij naar toe gaat, openlijk herkent worden als een hartgrondige discipel van Jezus. Dit zal ertoe leiden dat hij nu op aarde veracht zal worden, maar door de Heere geëerd zal worden wanneer Hij terugkomt.   Het nieuwe Jeruzalem is een symbolische naam voor de bruid van Christus (Openbaring 21:9-10). De naam van die stad zal op het voorhoofd van de overwinnaars geschreven worden. En dus zien we hier opnieuw dat alleen de overwinnaars deel zullen uitmaken van de bruid van Christus.   Laten zij die oren hebben om te horen, deze woorden van bemoediging zeer serieus nemen. (vers 13)

Hoofdstuk 10
De trotse gemeente

"En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het begin van Gods schepping: Ik ken uw werken, en weet dat u niet koud en niet heet bent. Was u maar koud of heet! Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen. Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent. Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien. Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij. Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt."

(Openbaring 3:14-22)

Respectabel en dood

De Heere noemt Zichzelf hier de Amen - de Ene, Wiens woord zeker vervuld zal worden. Hij is ook de getrouwe en waarachtige Getuige, die de waarheid precies vertelt zoals die is. Verder is Hij het begin (of de auteur) van Gods schepping. Hij is Degene die de eerste schepping schiep en Hij is Degene die de nieuwe schepping begon, door Zijn dood en opstanding. "En Hij is vóór alle dingen…" ( Kolossenzen 1:17) - de Auteur van alles wat zichtbaar is en wat onzichtbaar is, het Begin en het Einde.

Hier zien wij weer een gemeente zonder Izebels en zonder valse leerstellingen. Ze waren noch immoreel, noch kwaadaardig. Maar ze waren ook niet vurig voor God. Ze waren gewoon "lauw" ( vers 16). Hun leerstellingen waren juist tot in de puntjes - maar de gemeente was dood! Ze waren op moreel vlak in aanzien - maar geestelijk dood!

De Heere wil dat onze harten te allen tijde in brand staan - in brand staan door een vurige liefde voor Hem en voor andere gelovigen.

In de wet van het Oude Testament staat geschreven: " Het vuur moet voortdurend op het altaar blijven branden, het mag niet uitgeblust worden. " (Leviticus 6:13)

Symbolisch zien we hier beschreven wat God verwacht van de normale toestand van een ware discipel van Jezus. Minder dan dit is onder de maat. Toen de brandende struik in vlam stond door het vuur van God, konden insecten en bacteriën daarin niet overleven. En als onze harten in brand staan met het vuur van de Geest, kunnen daarin ook geen liefdeloze houdingen en opvattingen overleven.

Dit is een methode waarmee wij kunnen testen of wij heet, koud of lauw zijn: "heet zijn" betekent dat we anderen vurig liefhebben, "koud zijn" betekent dat we bitterheid


en onvergevingsgezindheid koesteren naar anderen toe. "Lauw zijn" betekent dat wij noch bitterheid noch liefde hebben in relatie tot anderen.

Wanneer een gelovige zegt: "Ik heb in mijn hart tegen niemand iets", dan is hij lauw. Heeft Jezus gezegd: "Alle mensen zullen weten dat jullie mijn discipelen zijn, wanneer jullie in jullie harten niets tegen elkaar hebben"? Nee. De afwezigheid van boze houdingen naar elkaar toe is NIET het kenmerk van de discipelen van Jezus ( Johannes 13:35).

We moeten iets in onze harten hebben. We moeten een vurige liefde hebben voor al onze medegelovigen. Liefde is een positieve deugd en niet slechts de afwezigheid van kwaad.

Het uitwerpen van de geest van bitterheid uit het hart om het vervolgens opgeruimd en leeg te laten, leidt altijd tot lauwheid en uiteindelijk tot een slechtere toestand dan in het begin ( Lukas 11:24-26).

De wereld zegt: "Iets is beter dan niets". Als dat waar is, dan zou je zeggen dat het beter is om lauw te zijn dan om koud te zijn. Maar dat is niet wat de Heere zegt. Hij zegt: "Was u maar koud…" ( vers 15) Hij heeft liever dat wij volkomen werelds zijn, dan dat we halfhartig zijn.

De halfhartige, compromitterende christen doet meer schade aan het werk van Christus op aarde dan een wereldse ongelovige. De ongelovige associeert zichzelf niet met de Naam van Christus, en zijn wereldsgezindheid kan geen blokkade vormen voor het evangelie. Maar een compromitterende, halfhartige christen associeert zichzelf met de Naam van Christus en onteert die Naam onder de heidenen door zijn wereldsgezindheid.

Het is ook veel waarschijnlijker dat de koude, wereldse ongelovige tot een besef komt van zijn geestelijke nood, dan dat de lauwe Farizeeër, die rechtvaardig is in eigen ogen, tot dit besef komt ( Mattheüs 21:31).

Om die redenen heeft de Heere liever dat wij koud zijn dan dat wij lauw zijn.

Praktisch gezien betekent dit, indien je geen verlangen hebt om vrij te zijn van de liefde voor geld of om vrij te zijn van boosheid of onreine gedachten (om maar drie gebieden van zonde te noemen), dat het beter zou zijn als je een ongelovige blijft, dan dat je beweert een discipel van Jezus te zijn. Er is meer hoop voor je als je koud bent dan wanneer je lauw bent. Dit is verbazingwekkend, maar waar.

Het niet kennen van je eigen toestand

De gemeente in Laodicea was trots op wat zij bezat. De "gelovigen" daar beschouwden zichzelf als rijk en zonder gebrek - misschien omdat ze rijk waren in kennis van de waarheid, een goede reputatie hadden voor de mensen en ook veel geld hadden. Misschien waren ook aanzienlijke leiders van de gemeenschap in Laodicea leden van hun gemeente. Misschien beeldden deze christenen zich in dat


zij geestelijk waren door hun rijkdom aan religieuze activiteiten, net zoals de Farizeeër die in de tempel bad (Lukas 18:9-14).

Wat de reden ook geweest mag zijn, er was zeker geen armoede van geest in de boodschapper of in de mensen in de gemeente.

Zowel de boodschapper als de gemeente waren zich volstrekt onbewust van hun afgegleden toestand - net zoals velen vandaag de dag. De mening die de Heere over hen had, was volkomen tegengesteld aan hun eigen zelfreflectie. Hij noemt hen: "ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt" ( vers 17). Wat gebruikte de Heere toch sterke bijvoeglijke naamwoorden om hen duidelijk te maken, dat hun toestand daadwerkelijk bedroevend was!

In Sardis hadden zowel de boodschapper als de gemeente bij anderen de reputatie dat zij "geestelijk" waren. In Laodicea hadden ze zelfs niet die reputatie. Ze waren slechts "geestelijk" in hun eigen ogen.

De grote meerderheid van gelovigen heeft een veel hogere dunk van eigen geestelijkheid dan dat de Heere heeft. Dit geldt voor gelovigen in iedere christelijke groep. Slechts zéér weinig gelovigen hebben een waarachtige en realistische inschatting van zichzelf - omdat slechts zéér weinig gelovigen meedogenloos eerlijk naar zichzelf kijken.

Het is echter waarschijnlijker dat u ZELF een positievere mening hebt van uw geestelijkheid dan dat de Heere heeft. Verneder uzelf en roep uit naar de Heere dat u Zijn evaluatie van uw leven wilt inzien. Waarom legt u dit boek niet voor enkele ogenblikken neer en bidt u dat gebed op dit moment…

Misschien hadden die gelovigen in Laodicea ooit in brand gestaan, zoals de gelovigen in Filadelfia. Maar ze waren afgegleden en onvoorzichtig geworden in hun geestelijke leven. Ze hielden nog steeds vast aan hun leerstellingen over het Geestvervulde leven. Maar de realiteit van dat leven waren ze kwijtgeraakt.

Petrus zegt over zulke mensen: " Het zou immers beter voor hen geweest zijn dat zij de weg van de gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij, nadat zij die hebben leren kennen, zich weer afkeren van het heilige gebod dat hun overgeleverd was." (2 Petrus 2:21)

Uitgebraakt door de Heere

Wat doet de Heere met zulke mensen? Hij zegt dat Hij de boodschapper en de gemeente uit zijn mond zal spuwen (braken) (vers 16).

Wat braken wij uit onze mond? We braken voedsel uit, dat wij hebben gegeten, maar dat niet verteerd is, en daarom is het geen deel geworden van ons fysieke lichaam.

Wanneer we onszelf geven aan de Heere, dan is het de bedoeling dat we "door Hem verteerd worden" ("niet meer ik, maar Christus") en zo deel worden van Zijn lichaam.


Maar als we nog steeds onszelf zoeken, dan zullen we worden zoals dat onverteerde voedsel; en uiteindelijk zullen we uitgebraakt worden door de Heere.

Misschien ben je zelfs enige tijd de boodschapper van de Heere geweest, maar toch kun je uitgebraakt worden, zodat je niet langer Zijn boodschapper kunt zijn. We kunnen op enig moment "in Christus" zijn en later uitgebraakt worden, zodat we buiten Hem zijn.

Toch had de Heere nog hoop voor deze boodschapper en voor deze gemeente. Dit is werkelijk verbazingwekkend. Hij verlangt er altijd naar om zelfs datgene wat ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt is, te verlossen. Dat wat mensen al lang verworpen zouden hebben, probeert de Heere nog steeds te redden. Daarom kunnen zelfs de slechtste gevallen onder ons nog hoop hebben. We kunnen allemaal gered worden - als wij ons bekeren.

Een prijs die betaald moet worden

De Heere geeft de boodschapper en de gemeente het advies om van Hem goud, witte kleren en oogzalf te KOPEN (vers 18).

Sommige dingen in het christelijke leven zijn gratis. Vergeving van zonden en de doop in de Geest zijn gratis gaven van God.

Maar de gelijkenissen van de verborgen schat in het veld en van de koopman die op zoek gaat naar mooie parels, leren ons ondubbelzinnig dat het Koninkrijk van God slechts verkregen kan worden door degenen die bereid zijn om daarvoor alles op te geven ( Mattheüs 13:44-46).

Tegen de christenen in Laodicea zegt de Heere hetzelfde - dat ze een prijs moeten betalen om geestelijke rijkdom te verkrijgen. Ze moeten het kopen.

Goud dat gelouterd is door het vuur staat symbool voor de Goddelijke natuur, die zuiver is en zonder legering. We hebben het nodig om hieraan deel te nemen - binnenin ons.

De witte kleren symboliseren de uitwendige rechtvaardigheid - zuiverheid in ons uitwendige leven, in ons spreken en in ons gedrag.

Oogzalf spreekt over de openbaring van de Heilige Geest, die ervoor zorgt dat wij alle dingen vanuit Gods perspectief kunnen zien. Zo kunnen we Gods Woord en Zijn bedoelingen begrijpen, en zo kunnen we ook onszelf zien zoals God ons ziet. Het stelt ons ertoe in staat om de waardeloosheid van aardse rijkdom en aardse eer te zien.

Om al deze dingen te ontvangen moeten wij een prijs betalen. We moeten alles verlaten en onszelf geheel "uitverkopen" aan God. Als we dat doen, dan kunnen we deze rijkdommen ontvangen, die de Heere ons aanbiedt - echte rijkdommen, die eeuwigheidswaarde hebben.


Vervolgens zegt de Heere dat Hij alleen degenen die Hij liefheeft, terechtwijst en bestraft (vers 19). Het is een grote geruststelling om dat te weten. Wanneer wij gecorrigeerd en getuchtigd worden door de Heere, dan kunnen we in gedachten houden dat dit slechts bewijsstukken zijn van Zijn grote liefde. Die bewijsstukken geven aan dat Hij nog steeds hoop heeft voor ons.

Als je daarentegen, wanneer je hebt gezondigd, geen berisping ervaart in je geweten en niet getuchtigd wordt door de Heere, dan bevindt je je werkelijk op gevaarlijke grond. Misschien heeft de Heere het opgegeven om te proberen je te veranderen. En misschien is de reden daarvoor, dat jij in het verleden hardnekkig hebt geweigerd om naar de correctie van Zijn zachte stem te luisteren.

Bekeer je dan en keer je weer tot Hem, voordat het helemaal te laat is.

"Maar als u zonder bestraffing bent, waar ALLEN (alle echte kinderen) deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen." (Hebreeën 12:8)

De oproep tot bekering

De Heere vermaant de boodschapper en de gemeente in Laodicea om ijverig te zijn en zich te bekeren (vers 19). Zelfs onze bekering kan zwak zijn. We moeten ook in onze bekering ijverig en hartgrondig zijn.

De Heere staat nu buiten de gemeente en klopt om te proberen binnen te komen (vers 20). In de samenkomsten van de gemeente is het echter "business as usual": lofprijs, gebed en prediking met monotone regelmaat. Maar de gemeente begeeft zich in zalige onwetendheid over het feit dat de Heere Zelf buiten staat!

Maak nooit deel uit van een gemeente waar de Heere Zelf buiten de deur staat. Want als Hij buiten staat, dan hebt u zelf binnen ook niets te zoeken! U zou ook buiten moeten zijn. Als de bruidegom buiten staat, dan moet de bruid bij haar bruidegom zijn.

De Heere doet nu een oproep aan individuen in de gemeente, om hun harten te openen voor Hem. Hoe kunnen zij dat doen? De context maakt duidelijk dat zij de deur kunnen openen door weer te branden van ijver en zich te bekeren. Deze deur is niet de deur van ons verstand of de deur van onze emoties. Het is de deur van onze wil. Wanneer de wil zich overgeeft, dan komt de Heere binnen en heeft Hij omgang (dineert hij) met ons in onze geest.

Weer is er een oproep om te overwinnen. Ditmaal geeft Hij ook aan dat wij kunnen overwinnen ZOALS OOK HIJ OVERWONNEN HEEFT in de dagen toen Hij op aarde was (vers 21).

Jezus was de eerste Overwinnaar. Hij is onze Voorloper, Die de wereld, het vlees en de duivel al heeft overwonnen. Zodoende werd Hij verhoogd om met de Vader op Zijn troon te zitten. Nu kunnen ook wij deze dingen overwinnen, zoals Hij dat heeft gedaan. Als we dat doen, dan kunnen ook wij op een dag met Hem op Zijn troon zitten, als Zijn bruid.


"Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren." ( 2 Timotheüs 2:12)

Tot slot horen we weer dezelfde woorden: " Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. " (vers 22)


Hoofdstuk 11
Het stoppen van de neerwaartse trend

In de boodschappen aan elk van deze gemeenten bevindt zich de oproep aan individuele gelovigen om te overwinnen. Het zijn de overwinnaars die de (bovenbeschreven) neerwaartse trend tegenhouden in hun eigen leven en zo de heerlijkheid van de Heere uitstralen. Ze erkennen dat zij hetzelfde vlees hebben met dezelfde slechte neigingen als de mensen om hen heen. Maar zij zullen zich verzetten tegen die neigingen en die kruisigen in de kracht van de Geest.

Wat zouden overwinnaars vandaag de dag moeten doen? Moeten zij in de dode gemeenten blijven zitten waar ze zitten, of zouden ze daar uit moeten gaan?

In de brieven aan de zeven gemeenten in Openbaring vinden we geen gebod aan de overwinnaars om hun lokale gemeente te verlaten. Maar de reden daarvoor was dat er MAAR ÉÉN GEMEENTE was op iedere plaats. En de Heere had nog van geen van hen de kandelaar weggenomen.

De situatie is tegenwoordig heel anders. Er bevinden zich tegenwoordig veel "kerken" in onze dorpen en steden. Maar die kunnen we niet allemaal kandelaars van de Heere noemen, want in de meeste gevallen heeft de Heere ze niet gesticht. Hun boodschappers zijn nooit sterren in de hand van de Heere geweest, omdat de Heere hen nooit heeft geroepen of heeft aangesteld om ouderling te zijn.

In veel andere gevallen heeft de Heere zowel boodschapper als gemeente al lang geleden opgegeven, omdat zij geweigerd hadden om zich te bekeren. En dus hebben we onderscheidingsvermogen nodig, om te kunnen zien of de zalving van de Heere op een boodschapper en een gemeente rust, voordat we besluiten om deel te gaan uitmaken van die gemeente.

Overwinnaars moeten zeker geen deel gaan uitmaken van een lokale "kerk" die niet "heel het raadsbesluit van God" verkondigt ( Handelingen 20:27).

De boodschapper in Efeze werd gewaarschuwd dat de Heere de kandelaar van zijn plaats zou wegnemen, als hij zich niet zou bekeren ( Openbaring 2:5). Wat zou er zijn gebeurd als de boodschapper zich NIET zou hebben bekeerd? Dan zou de Heere hem opzij geschoven hebben als Zijn boodschapper en iemand anders aangesteld hebben.

Wat zou er zijn gebeurd als de gemeente in Efeze zich ook NIET zou hebben bekeerd? Dan zou de gemeente opzij geschoven worden en verworden tot een gemeente die de Heere niet meer zou erkennen. Ze zouden zonder twijfel wel doorgaan met de gemeenschap - maar zij zouden dan slechts een Babylonische "kerk" zijn in de ogen van de Heere.

Wat zouden de overwinnaars in Efeze dan gedaan hebben?

Zij zouden zich teruggetrokken hebben uit de oude "gemeente" zodra de Heere eruit vertrok. En ze zouden afzonderlijk samenkomen. Degenen die ogen zouden hebben om te kunnen zien dat de Heere was vertrokken uit het oude systeem en naar de nieuwe gemeente was gegaan, zouden ook samenkomen met deze overwinnaars.


Zo zou die nieuwe samenkomst geworden zijn tot de gemeente in Efeze - want de Heere zou Zijn kandelaar in hun midden geplaatst hebben.

Als deze nieuwe gemeente op enig moment zou weigeren om in Gods wegen te wandelen of om zichzelf te beoordelen, dan zou de Heere de kandelaar uit hun midden moeten verwijderen en dan zou Hij weer opnieuw moeten beginnen. God is niet partijdig.

De geschiedenis van de christelijke kerk laat zien hoe dit proces zich keer op keer herhaald heeft in ieder deel van de wereld in de afgelopen 20 eeuwen. Daarom komen we overal zoveel Babylonische "kerken" tegen. Op ten duur kan de toestand zodanig verslechteren dat er helemaal geen kandelaar over blijft in een stad. Iedere zogenaamde gemeente kan Babylonisch zijn.

Hoe dan ook: we moeten nooit in een "gemeente" achterblijven als de Heere zelf is vertrokken. Onze loyaliteit moet altijd liggen bij de Heere en Zijn Gemeente - niet bij "de kerk waarin we zijn opgegroeid". Menselijke banden kunnen ons ervan weerhouden om verder te gaan met de Heere.

Door het bestuderen van deze zeven gemeenten hebben we duidelijk gezien wat de Heere zoekt in een gemeente. En dus moeten overwinnaars zoeken naar een gemeente in hun woonomgeving, die…

1) …brandt van toewijding aan Christus en van liefde voor elkaar;

2) …het levende geloof in God predikt;

3) …volledige gehoorzaamheid aan al Gods geboden benadrukt;

4) …het getuigenis van Jezus onbeschaamd verkondigt;

5) …weerstand biedt aan geestelijke trots, hypocrisie en wereldsheid;

6) …valse apostelen, valse leraren en valse gaven blootstelt;

7) …voortdurend kruisiging van het vlees predikt;

8) …alle gelovigen aanmoedigt om zichzelf voortdurend te oordelen;

9) …gelovigen uitdaagt om overwinnaars te zijn, zoals Jezus Zelf was;

De Heere verlangt ernaar om overal zo'n getuigenis te hebben voor Zijn Naam.

Om zulke gemeenten te bouwen, heeft de Heere boodschappers nodig die gegrepen zijn door de waarheden die we in dit boek beschouwd hebben.

Moge de Heere veel van zulke mannen en veel van zulke gemeenten vinden in ieder deel van de wereld in deze laatste dagen. Amen.