Gods goedkeuring ontvangen

geschreven door :   Zac Poonen
    Download Formats:

Hoofdstuk 1
Geroepen, uitverkozen en getrouw

Het is één ding om geaccepteerd te worden door God, maar het is geheel iets anders om door God waardig bevonden te worden en Gods goedkeuring te ontvangen.

Het getrouwe overblijfsel

In het boek Openbaringen wordt er gesproken over de overwinning van het Lam van God. Hierdoor wordt het ons duidelijk dat het Lam een leger heeft van discipelen door wie Hij strijdt en overwint. Deze discipelen zijn geroepen, verkozen en getrouw. "Want Heere der heren is Hij en Koning der koningen - zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen1. (Opb. 17:14)

Vele zijn er geroepen, weinig zijn er uitverkoren, maar nog veel minder mensen zijn getrouw. Over deze overwinnaars wordt tien keer gesproken in het boek Openbaringen. Dit zijn de discipelen die niet alleen door God behouden zijn, maar ook door verschillende omstandigheden getest zijn en zo Gods goedkeuring hebben ontvangen. Er waren velen in Jezus' tijd op aarde die in Hem geloofden. Toch vertrouwde Hij zichzelf niet aan hen toe. "En toen Hij in Jeruzalem was…geloofden velen in Zijn Naam, toen zij Zijn tekenen zagen die Hij deed. Maar Jezus Zelf vertrouwde Zichzelf aan hen niet toe, omdat Hij hen allen kende." (Joh. 2:23-24)

Jezus wist dat het grootste gedeelte van de mensen die in Hem geloofden alleen naar Hem toe kwamen voor persoonlijk gewin. Ze zochten alleen naar een zegen voor zichzelf. Hun zonde was vergeven, maar ze hadden er geen behoefte aan om overwinnaars te worden. Want om een overwinnaar te kunnen worden, moet je geheel vrij zijn van alle persoonlijke verlangens.

Toen Gideon een leger verzamelde om te vechten tegen de vijanden van Israël, waren er tweeëndertigduizend mannen met hem. God wist echter dat vele van deze mannen niet volledig toegewijd waren. En daarom begon God met snoeien. Allereerst werden alle mannen die bang waren naar huis toe gestuurd. Er bleven nog tienduizend mannen over. Deze werden naar de rivier gebracht om nogmaals getest te worden. Slechts driehonderd mannen slaagde voor deze test en werden zo goed bevonden door God (Richt. 7:1-8).

De manier waarop deze tienduizend mannen bij de rivier hun dorst leste, gebruikte God om te bepalen wie er geschikt waren om in Gideons leger te mogen vechten. Velen van hen hadden geen idee dat ze getest werden. Zevenennegentighonderd mannen vergaten de vijand, toen ze neerknielden om hun dorst te lessen. Slechts driehonderd mannen bleven over. Zij bleven alert op hun voeten staan en brachten het water met hun handen naar hun mond om zo te kunnen drinken.

Getest in het dagelijks leven

Het is in de normale dingen van het leven dat God ons test. In onze houding ten opzichte van geld, lust, plezier, aardse eer, comfort, ontspanning enzovoorts. Net als in het leger van Gideon realiseren wij ons vaak niet dat we door God getest worden. Jezus waarschuwde ons dat we ons niet moeten laten meeslepen door de zorgen van deze wereld. "Wees op uw hoede dat uw hart niet op enig moment bezwaard wordt door roes en dronkenschap en door zorgen over de alledaagse dingen, en dat die dag u niet onverwachts overkomt." (Luk 21:34).




1 In het Grieks staat hier een woord dat vertaald kan worden met gelovigen of met 'zij die getrouw zijn'.


Zo spoorde ook Paulus de christenen in Korinthe aan, "Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd beperkt is. Laten zij die vrouwen hebben voortaan zijn alsof ze die niet hebben, en zij die huilen, alsof zij niet huilen, en zij die blij zijn, alsof zij niet blij zijn, en zij die kopen, alsof zij niet bezitten, en zij die van deze wereld gebruikmaken, alsof zij die niet gebruiken. Immers, de gedaante van deze wereld gaat voorbij……….En dit zeg ik tot uw eigen voordeel, niet om een strik over u heen te werpen, maar om u te leiden tot eerbaar gedrag en blijvende toewijding aan de Heere, zonder afgeleid te worden.' (1 Kor. 7:29-35).

In ons dagelijks leven moeten we niet toestaan dat iets ons afleidt van onze totale afhankelijkheid en toewijding aan de Heere. Daarbij moeten we realiseren dat de legitieme zaken vaker een groter struikelblok vormen. Legitieme zaken lijken namelijk vaak zo onschuldig en ongevaarlijk! We kunnen onze dorst lessen, maar we moeten het water naar onze mond brengen en enkel de noodzakelijke hoeveelheid drinken. Onze gedachten moeten gericht zijn op de dingen die van boven zijn en niet op de dingen die van de aarde zijn. Als we discipelen van Jezus willen zijn, zullen we alles voor Hem moeten verlaten.

Soms kan het voorkomen dat onze gedachten gericht moeten zijn op de dingen van deze wereld, maar zodra we klaar zijn met de zaken van de wereld, moeten onze gedachten direct terug gaan naar de dingen God en de eeuwigheid. Net als een uitgerekt elastiek dat terugschiet op het moment dat de spanning eraf gehaald wordt. Dit is wat er bedoeld wordt met dat we "de dingen moeten bedenken die boven zijn en niet die op de aarde zijn" (Kol. 3:2).

Helaas werkt het vaak precies andersom met vele gelovigen. Zij bedenken af en toe de zaken die eeuwig zijn, maar zodra de situatie voorbij is, schiet het elastiek terug en zijn ze weer vol van de dingen van de wereld.

Goed bevonden worden door God

Paulus spoorde Timotheüs aan door te zeggen dat "niemand die in het leger dient, wordt verwikkeld in de zaken van het levensonderhoud, opdat hij hem kan behagen die hem voor de krijgsdienst aangenomen heeft" (2 Tim. 2:4).

Paulus vertelde Timotheüs niet hoe hij gered moest worden, maar hoe hij een effectieve soldaat van Christus kon worden. Paulus zei: "Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen" (2 Tim. 2:15). Timotheüs was al gered door God. En nu moest hij leren hoe hij toegewijd moest zijn, om zo Gods goedkeuring te ontvangen.

Omdat Paulus door het leven wat hij leidde Gods goedkeuring had ontvangen, ontving Paulus een bediening van Christus. Hij zei: "En ik dank Hem Die mij kracht gegeven heeft, namelijk Christus Jezus, onze Heere, dat Hij mij trouw geacht heeft, toen Hij mij een plaats gaf in de bediening" (1 Tim. 1:12).

Paulus hoorde bij de groep die geroepen, uitverkoren én getrouw waren. Hij verlangde ernaar dat ook Timotheüs daarbij zou horen. Paulus werd echter eerst zelf getest, voordat hij Gods goedkeuring kreeg.

Wij worden ook dagelijks getest. De Heere vertrouwt Zichzelf aan niemand toe, voordat Hij deze persoon eerst getest heeft.

In de Bijbel vinden we verschillende mensen die ook door God getest werden. Sommige werden door God goedgekeurd en sommige zijn door God afgewezen. Dat alles is in de Schrift opgeschreven voor ons, ter onderwijzing.

Hoofdstuk 2
Welbehaaglijk voor de Vader

In het Nieuwe Testament vinden we Iemand in Wie de Vader een welbehagen heeft, maar we lezen ook over een groep mensen in welke God geen welbehagen had. Het is zeer interessant om te ontdekken wat het grote verschil is.

God had geen welgevallen in hen

Er staat in de Bijbel beschreven dat zeshonderdduizend Israëlieten in de woestijn stierven, vanwege hun ongeloof: "In de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad" (1 Kor. 10:5). Deze Israëlieten waren verlost uit Egypte door het bloed van het lam (symbolische voor de verlossing door Christus). Ze waren gedoopt in de Rode Zee en in de Wolk (dat staat symbolisch voor de doop in water en de doop in de Heilige Geest - 1 Kor. 10:2). Desondanks was God niet tevreden met hen.

Desalniettemin was God vol liefde voor hen. Hij zorgde op een bovennatuurlijke manier voor alles wat ze lichamelijk en materialistisch nodig hadden. Aan het eind van de veertig jaar vertelde Mozes hen: "De kleren die u droeg zijn niet versleten en uw voet raakte niet opgezwollen in deze veertig jaar." (Deut. 8:4). Ook genas God hen van al hun ziekten. De Bijbel zegt: "Hij leidde hen uit met zilver en goud, onder hun stammen was niemand die struikelde" (Ps. 105:37). Er is geen enkele groep in de gehele menselijke geschiedenis die zoveel wonderen heeft gezien als deze ongelovige Israëlieten. Maar: "Op wie is Hij dan veertig jaar lang vertoornd geweest? Was het niet op hen die gezondigd hadden" (Hebr. 3:17).

Dit leert ons dat God ook de gebeden beantwoord van vleselijke gelovigen. Hij zorgt ook voor hun dagelijkse benodigdheden. Zelfs op een bovennatuurlijke manier wanneer het nodig is… Het feit dat God een wonder doet, zegt niets over hoe geestelijk we zijn. Het bewijst enkel en alleen dat God goed is. Hij laat Zijn zon zowel op rechtvaardige als op de goddeloze schijnen.

Jezus waarschuwde ons dat velen op de dag des oordeels naar Hem toe zouden komen die wonderen hebben gedaan in Zijn Naam, maar uiteindelijk verworpen zullen worden, omdat ze in zonde leefden. Jezus zei: "Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!" (Matt 7:22-23).

Overduidelijk wijst Jezus hier naar de christelijke werkers en gebedsgenezers die daadwerkelijk wonderen gedaan hebben in Zijn Naam. Het wordt duidelijk door de woorden van Jezus dat niet enkele, maar VEEL van deze werkers, die een wonderlijke bediening hebben, niet vrij zijn van zonde in hun persoonlijke leven. Ze zijn niet vrij van zonde in hun gedachte en levenswandel. Al deze zaken zullen geopenbaard worden op de grote dag des oordeels.

Dit leert ons overduidelijk dat het doen van wonderen, in zichzelf, geen enkele indicatie is dat we Gods goedkeuring hebben ontvangen. Hebben we dit met ons hele hart verstaan? Als we dit niet begrijpen, zullen we vroeg of laat misleid worden.

God had welbehagen in Hem

In tegenstelling met de Israëlieten in het Oude Testament, in welke God geen welbehagen had, lezen we van Jezus in het Nieuwe Testament. We lezen dat de Vader in Hem wel een welbehagen had. Toen Jezus dertig jaar oud was, sprak de Vader in het openbaar de volgende


woorden tegen Hem: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!" (Matt. 3:17). Tot deze tijd had Jezus nog geen enkel wonder gedaan. Hij had zelfs nog niet eens gepredikt!

Waar zat het geheim dan in dat Jezus wel Gods goedkeuring ontving? Ik herhaal dat het niet vanwege Zijn bediening was. Het was op grond van de dertig jaar die Hij daarvoor geleefd had. Wij ontvangen Gods goedkeuring niet op grond van het succes van onze bediening, maar op grond van onze standvastigheid in de dagelijkse verzoekingen. De enige twee dingen die we lezen over het leven van Jezus in de eerste dertig jaar (het verhaal van de tempel daarbuiten gelaten) zijn dat "Hij in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde." (Hebr. 4:15), en dat "Christus Zichzelf nooit heeft behaagd" (Rom. 15:3). Hij heeft standvastig alle verleidingen weerstaan en heeft in geen enkel opzicht ooit Zijn eigen eer gezocht. Dit was waar de Vader een welbehagen in had.

Hetgeen we uiterlijk bereiken, mag misschien indrukwekkend zijn voor de wereld en vleselijke gelovigen, maar God alleen is onder de indruk van ons karakter. Het is alleen door ons karakter dat wij goedkeuring van God ontvangen. Als we willen weten hoe God naar ons kijkt, moeten we weloverwogen alles wat we hebben bereikt in onze bediening uit onze gedachten bannen. We moeten enkel onze levens beoordelen op onze houding tegenover zonde en egoïsme in onze gedachten. Alleen zo kunnen we onze geestelijke toestand meten. De prediker met een genezingsbediening die over de hele wereld heen reist of de moeder die nooit de mogelijkheid heeft om haar huis te verlaten, hebben exact dezelfde mogelijkheden om Gods goedkeuring te ontvangen.

Dit is de reden waarom er tijdens de dag des oordeels velen zullen zijn die de eerste zullen zijn in de wereld, maar op die dag de laatste zullen zijn voor Christus. En velen die de laatste waren op aarde (vanwege het feit dat ze geen erkende bediening hadden), zullen daar de eerste zijn!

Getrouw zijn thuis en op werk

Jezus is voor ons in alles het Voorbeeld. De Vader had de dingen zo gepland dat Jezus de eerste dertig jaar van Zijn leven op twee plaatsen was namelijk: in Zijn gezin en op Zijn werk (de timmermanswerkplaats). Het was, omdat Jezus in deze twee plaatsen getrouw was geweest, dat de Vader Jezus Zijn goedkeuring gaf. Dit is een grote bemoediging voor ons allen, want dit zijn de plaatsen die voor ons allen zeer herkenbaar zijn: ons gezin en ons werk. En dit zijn dan ook de plaatsen waar God ons voornamelijk test.

Jezus had een arm bestaan. Jozef en Maria waren zo arm dat ze niet eens een lam konden kopen als een brandoffer. De Wet beval dat "als haar vermogen niet toereikend is voor een lam, dan mag zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen….." (Lev. 12:8). Jozef en Maria namen "volgens wat gezegd is in de wet van de Heere, een paar tortelduiven of twee jonge duiven." (Luk. 2:24). We weten dat Jezus tenminste vier broers en twee zussen had die in hetzelfde huis leefde. In Markus 6:3 dat de mensen van Jezus' thuisstad het volgende opviel: "Is Dit niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus en Joses en van Judas en Simon? En zijn Zijn zusters niet hier bij ons?"

We kunnen het misschien voorstellen de moeite en de druk die het Jezus opleverde om in een arm gezin op te groeien. Bovendien waren zijn jongere broers ongelovig. "Ook Zijn broers geloofden niet in Hem." (Joh. 7:5). Zijn broers hebben Hem hoogstwaarschijnlijk op verschillende manieren gepest. Hij had geen eigen kamer waar Hij zichzelf van de verdrukkingen in het huis kon terugtrekken. En zoals ruzies en gekibbel plaatsvinden in de meeste gezinnen, heeft dit ook plaats gevonden bij Hem thuis. Jezus is onder deze omstandigheden verzocht geweest, in alle opzichten zoals wij, maar Hij heeft nooit in enig woord, daad, gedachte, motief of op enig andere manier gezondigd. Als Jezus gekomen was in


een ander soort vlees gekomen, waardoor het niet mogelijk was dat Hij verzocht zou worden, dan had een rein leven in deze omstandigheden geen enkele waarde gehad. Het had waarde, omdat Hij is hetzelfde vlees is gekomen zoals wij. Het Woord van God zegt: "Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouwe Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om de zonden van het volk te verzoenen." (Hebr. 2:17). Hij heeft de druk ervaren van elke verzoeking , zoals wij deze het ook ervaren. Dit geeft ons een grote bemoediging op de momenten dat wij verzocht worden, want ook wij kunnen overwinnen. Dit is de hoop waarvan satan ons wil beroven. Hij probeert de glorieuze waarheid te verbergen dat Christus ons in alles gelijk is geworden en in alles verzocht is zoals wij.

Jezus, als een timmerman in Nazareth, moet dagelijks te maken hebben gehad met verschillende verzoekingen waar iedereen mee te maken heeft op het werk. Maar Hij zou nooit iemand bedriegen aan wie Hij iets verkocht. Hij zou nooit te veel gevraagd hebben voor iets wat Hij verkocht. Hij zou op geen enkel punt een compromis hebben gesloten; hoe groot de winst (of verlies) ook geweest zou zijn. Hij heeft nooit geconcurreerd met andere timmermannen in Nazareth. Hij werkte alleen om in Zijn dagelijkse behoeften te voorzien. Hij verkocht zijn gemaakte spullen aan anderen. Jezus werd, net als wij, verzocht met geldzaken. En…Hij overwon!

Zo leefde Jezus vele jaren in totale gehoorzaamheid aan Zijn onvolmaakte pleegouders. Zo werd Hij blootgesteld aan vele vormen van innerlijk verzoekingen (in het gebied van Zijn houding en Zijn motieven) en toch zondigde Hij nooit. En omdat Jozef en Maria nog onder het oude verbond leefden, hadden ze waarschijnlijk nooit overwinning over zonde. Ze kibbelden en ruzieden met elkaar, net zoals vele getrouwde stellen doen, die geen overwinning kennen. Jezus echter leefde in volledige overwinning. En desondanks verachtte Jezus Zijn ouders nooit. Want als Hij dat deed, zou Hij gezondigd hebben. Hij respecteerde hen als Zijn ouders ondanks dat Hij veel heiliger leefde dan zij. Hier zien we de schoonheid van Zijn nederigheid.

We zien dus dat Jezus een verre van een onbewogen leven leidde in de eerste dertig jaar van Zijn aardse bestaan. Jezus leefde dertig jaar lang te midden van strijd tegen verleidingen. Een strijd die ieder jaar groeide in hevigheid. Want de Vader moest de Kapitein van onze Verlossing door vele verschillende verleidingen heen brengen, voordat Hij onze Redder en Hogepriester kon zijn.

Gods Woord zegt: "Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun zaligheid door lijden zou heiligen." (Hebr. 2:10)

In de laatste drieënhalf jaar van Zijn aardse leven waren er ook verleidingen (bijvoorbeeld nationale bekendheid), maar de meest voorkomende verleidingen, die we allemaal dagelijks thuis en op werk ondergaan, heeft Hij overwonnen in de eerste dertig jaar. En daarom gaf God aan Jezus Zijn bewijs van goedkeuring toen Jezus gedoopt werd.

Onze levens zullen totaal veranderen als onze ogen geopend worden om te zien op welke basis God Zijn goedkeuring geeft. We zouden geen wereldwijde bediening meer begeren, maar liever dat we getrouw zullen blijven, gedurende de dagelijkse verleidingen. We zouden stoppen om fysieke wonderen te bewonderen. In plaats daarvan zullen we veranderde levens gaan bewonderen. Onze gedachten zullen vernieuwd worden om de juist prioriteiten te hebben.


Wat een geweldige bemoediging is het om te weten dat Gods grootste beloning en Zijn hoogste bevestiging zijn voor hen die dezelfde houding hebben als Christus tegenover elke verleiding. "Ik sterf liever dan dat ik een enkele zonde doe of ongehoorzaam ben tegenover Mijn Vader."

Dit is de betekenis van de aansporing in Filippenzen 2:5-8: "Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was…..Hij heeft Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood."

Kortom, iedereen heeft dezelfde mogelijkheden om overwinnaars te worden onder hen die geroepen, gekozen en getrouw zijn. Dat is niet afhankelijk van onze talenten, onze bediening, ons geslacht of onze leeftijd.

Hoofdstuk 3
Adam en Eva getest

Toen God Adam en Eva schiep had Hij had grote plannen in gedachten voor hen. Maar voordat deze plannen werkelijkheid konden worden moesten Adam en Eva eerst getest worden. Hij plaatste een aantrekkelijke boom met verrukkelijke vruchten in de Hof van Eden. Deze boom werd de boom van kennis van goed en kwaad genoemd. God verbood Adam en Eva van deze boom te eten.

De val van Adam en Eva had hoofdzakelijk te maken met een gebrek aan geloof. Geloof is het volledig steunen van de mens op God. Het is geheel vertrouwen op de volmaakte wijsheid, liefde en kracht van God. Eva faalde, omdat ze niet dit vertrouwen in God had en hierdoor kon ze door satan verleid worden om ongehoorzaam aan God te zijn.

Vertrouwen in de wijsheid van God

Satan wekte de suggestie bij Eva dat er een tekortkoming was in de wijsheid van God door hen te verbieden om van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. God had geen enkele reden aan Adam gegeven waarom het verboden was om van de boom te eten. Geloof heeft geen reden nodig om gehoorzaam te zijn aan God. Ons intellect daarentegen eist vaak wèl een reden. Gehoorzaamheid aan God moet altijd gehoorzaamheid in geloof zijn en niet gehoorzaamheid door alles te kunnen beredeneren. Paulus zei dat hij geroepen was tot het tot stand brengen van "geloofsgehoorzaamheid onder alle heidenen" (Rom. 1:15). Hij zei ook: "Overeenkomstig mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus (...) om hen tot geloofsgehoorzaamheid te brengen" (Rom. 16: 25-26).

Ons intellect is de vijand van geloof, zoals het duidelijk staat beschreven in Spreuken 3:5: "Vertrouw op de HEERE met heel je hart (niet je hoofd), en steun op je eigen inzicht niet.". De wijsheid van God is verborgen voor hen die slim en intelligent zijn en wordt geopenbaard door de Geest aan allen die geloven als kleine kinderen. Jezus zei: "Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard." (Matt. 11:25).

Ons intellect is een goede dienstknecht, maar een slechte meester. Daarom heeft God het verstand geplaatst als dienstknecht van de geest van de mensen en de geest zelf is ondergeschikt aan de Heilige Geest. God had geen reden aan Adam gegeven waarom hij niet van de boom mocht eten. De reden hiervoor was dat God wilde dat het geloof van Adam zou groeien. En dit is dan ook het eerste gebied waarin God ons test. Zullen we gehoorzaam aan Hem zijn, zelfs wanneer we niet begrijpen waarom Hij ons oproept om sommige dingen te doen? En wat doen we wanneer God ons roept om iets te doen wat volgens ons denken onnodig is? Toen Jezus aan Petrus vroeg uit de boot te stappen en te wandelen op het water ging dat tegen alle logica en verstand van Petrus in. Als hij zijn eigen inzicht gevolgd zou hebben, had hij dit wonder nooit meegemaakt. Zo zijn er nog vele voorbeelden in de Bijbel te noemen. Hier ligt de reden waarom zoveel christenen zo krachteloos zijn en waarom vele gelovigen geen enkele ervaring hebben met de bovennatuurlijke werking van God in hun leven. Ze leven door hun eigen inzicht en niet in geloof.

Vertrouwen in de liefde van God

Geloof is ook het volledige vertrouwen in de liefde van God. Satan wekte de suggestie bij Eva dat God niet genoeg van hen hield en dat God om deze reden Adam en Eva had verboden om van de boom te eten. Als Eva in geloof had geleefd, in plaats van op haar eigen inzicht te


vertrouwen, had ze tegen satan gezegd: "Satan, ik begrijp niet waarom God ons heeft verboden van de boom te eten, maar één ding weet ik absoluut zeker en dat is dat God intens veel van ons houdt. Hij zou ons nooit het goede ontzeggen. Hij moet dus een goede reden hebben gehad om ons te verbieden van de verboden vrucht te eten. Hij heeft het beste met ons voor." Dit zou een antwoord zijn in geloof. In plaats daarvan trapte ze in de leugen van de duivel. Het is alleen het schild van het geloof in Gods volmaakte liefde "waarmee u alle vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen" (Ef. 6:16).

Al onze teleurstellingen en depressies zijn een gevolg van het feit dat we op eigen inzicht vertrouwen in plaats van in geloof te leven. Alle onrust en angst hebben hun wortels in deze oorzaak. God staat het toe dat wij getest worden. We worden verleid om Zijn liefde in twijfel te trekken, wanneer Hij zich terugtrekt en wij Zijn aanwezigheid niet meer 'ervaren'. De reden hiervoor is dat we gesterkt zullen worden in ons geloof en zo groeien tot volwassenheid, opdat Hij Zijn wil voor ons leven tot stand kan brengen.

God maakte de boom van de kennis van goed en kwaad aantrekkelijk, omdat op deze manier Adam en Eva getest zouden worden. Zouden ze iets wat zo aantrekkelijk is afwijzen ten gunste van God? Of zouden ze God afwijzen en kiezen wat goed en behaaglijk was in hun eigen ogen? Wij staan voor dezelfde keuze op de momenten dat wij verleid worden. En dat is waarom God het toestaat dat de verleidingen zo aantrekkelijk zijn. Het is alleen wanneer we iets wat zeer aantrekkelijks afwijzen - waarbij we weten dat het ons genot kan geven - dat we bewijzen dat we God liefhebben met ons gehele hart. Op deze manier bewijzen we ons geloof in Gods volmaakte liefde.

Te geloven dat God iets verboden heeft, omdat Hij ons liefheeft. Te geloven dat Hij alleen het beste voor ons wil. Elke verleiding tot zonde en ongehoorzaamheid is een beproeving van ons geloof. In geloof te leven is te geloven dat elk gebod van God voorkomt vanuit een hart van volmaakte liefde, waarbij Hij het beste met ons voor heeft.

Toen God Israël de "Tien Geboden" gaf, vertelde Mozes: "God is gekomen om u op de proef te stellen" (Ex. 20:20) En er staan in Deuteronomium 33:2-3: "Aan Zijn rechterhand was een vurige wet voor hen. Ja (dit bewijst dat), Hij heeft U liefheeft!"

Zouden ze geloven dat deze veeleisende wet Gods bewijs was van Zijn liefde voor hen? Dit was de test. Waar Eva faalde om op God te vertrouwen, faalde Israël ook en zij waren ook ongehoorzaam aan de geboden van God.

Het is juist hierin dat Jezus overwon. Hij leefde door geloof. In de wildernis weerlegde Jezus elke verleiding die Hem door satan werd voorgehouden door simpel te antwoorden: "Er staat geschreven……". Jezus leefde in totale gehoorzaamheid aan elk woord van God. Het Woord van God was aan de mensen gegeven in volmaakte liefde en Jezus was daaraan gehoorzaam in geloof. En zo werd Hij een Voorloper voor ons allen. Als we werkelijk Gods volk willen dienen is het van grootste belang dat wij ook door geloof leven. En dat we ons geloof zullen bewijzen door in alles gehoorzaam te zijn aan Gods geboden. Alleen als we dat doen, kunnen we een voorbeeld zijn voor anderen.

Vertrouwen in de kracht van God

Geloof is ook het totale vertrouwen hebben in de kracht van God. Toen Eva de onweerstaanbare aantrekkingskracht voelde van de verleiding, kon ze om hulp uitroepen naar de Heere. Ze had deze hulp direct gekregen. De kracht van God is krachtig genoeg om elke verleiding te overwinnen. Toen Jezus als mens hierop op aarde wandelde, riep Hij het uit om


deze kracht te ontvangen en Hij ontving deze kracht. Dit is de reden waarom Jezus nooit heeft gezondigd.

Er wordt over Jezus verteld dat Hij "in de dagen dat Hij op aarde was, met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd heeft aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord. Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden." (Hebr. 5:7-8). Zo worden wij ook nu opgeroepen om met vrijmoedigheid naar de troon van de genade te gaan en om daar genade te vragen voor de tijden dat wij het nodig hebben.

"Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip." (Hebr. 4:16).

God zoekt getuigen hierop aarde, die ware getuigen zijn van Zijn volmaakte wijsheid, liefde en kracht. Wanneer christenen de geboden in het Nieuwe Testament veranderen, getuigen ze van hun ongeloof in Gods wijsheid. Zij geven hiermee aan dat Gods alwetendheid niet voldoende was om de druk van het leven in de eenentwintigste eeuw in acht te nemen!

Jezus zei: "Wie dan één van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen." (Matt. 5:19).

God test onze gehoorzaamheid en ons geloof door te kijken naar onze houding tegenover de MINDERE geboden van Zijn Woord. De grote geboden, zoals: "je mag niet moorden of overspel plegen" worden gehouden door de meeste christenen en zelfs door de meeste niet-christenen, maar of we door God goed bevonden worden - of niet - wordt bepaald door ons houding tegenover de kleinere geboden.

Jezus zei: "Wie zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt, pleegt overspel tegen haar" (Mark. 10:11). De onmiskenbare ongehoorzaamheid van dit gebod en de lakse, wereldse houding van christenen tegenover scheiding en hertrouwen (voornamelijk is het Westen) is één bewijs dat satan vele christenen ervan heeft weten te overtuigen dat we de geboden van Jezus kunnen aanpassen aan onze eigen verlangens en wensen.

Het Woord van God zegt: "Iedere vrouw echter die bidt of profeteert met onbedekt hoofd, onteert haar eigen hoofd, want als een vrouw het hoofd niet bedekt heeft, laat zij zich dan ook maar kaalknippen." (1 Kor. 11:5-6). Dit mag misschien iets klein zijn, maar het verdwijnen van "hoofdbedekking" onder vrouwen in de "verwesterde" kerken is nog een indicatie van het gebrek aan ontzag voor het Woord van God onder christenen vandaag de dag.

Zelfs de waterdoop (waar Jezus en de discipelen op aandrongen) wordt niet meer gepredikt in interkerkelijke christelijke kringen. Dit om voorkomen dat er aanstoot wordt gegeven. Christenen vandaag de dag vinden het niet erg om God onwelgevallig te zijn, zolang mensen maar tevreden zijn.

"Is het echt zo dat God gezegd heeft…" was de vraag van satan aan Eva. En het is diezelfde vraag waarmee hij ons wil verleiden tot ongehoorzaamheid aan Gods duidelijke geboden.

God testte Adam en Eva en zij faalden. Vandaag worden u en ik getest.

Hoofdstuk 4
Job getest

De verhalen van kinderen Gods en van de mensen die God ongehoorzaam waren, zijn in de Bijbel opgeschreven tot lering en als waarschuwing. Als we hierover nadenken en met ons oor gericht zijn op de stem van de Geest, kunnen we hier veel van leren.

Wanneer we lezen over Gods volk in het Oude Testament moeten we in gedachten houden, dat al deze mensen leefden in de periode, voordat de "genade" door Jezus Christus er was.

"Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen" (Joh. 1:17). God verwachtte van hen niet, dat ze naar het niveau van het Nieuwe Testament zouden opklimmen.

Mattheus 19:8-9 geeft hiervan een illustratie. Jezus legt hier aan de Farizeeërs uit waarom Mozes het toestond om te scheiden onder het oude verbond. Hij zei: "Mozes heeft vanwege de hardheid van uw hart u toegestaan uw vrouw te verstoten". Maar onder het nieuwe verbond neemt God ons verharde hart weg en geeft ons daarvoor een zacht hart in de plaats. En omdat dit gebeurt, is het nu verboden om te scheiden.

God wordt in Jeremia 20:12 de "HEERE van de legermachten, Die de rechtvaardige beproeft" genoemd. Hij verleidt geen enkele mens tot het kwade. "God immers kan niet verzocht worden met het kwade en Hijzelf verzoekt niemand" (Jak. 1:13), maar Hij TEST de gerechtvaardigde wel.

Een voorbeeldige man

Job was één van Gods voorbeeldigste dienstknechten. God kon hem ten opzichte van satan aanwijzen als een man op aarde die God vreesde in al zijn wegen. "De HEERE zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad." (Job 1:18)

God zei niets over Job's intelligentie, talenten of rijkdom, want deze zaken hebben geen enkele waarde voor God. Hij wees alleen naar zijn puurheid en zijn oprechtheid. Net zoals bij Jezus was het Job's karakter (en niet zijn prestaties of zijn bediening) dat het hart van God verheugde. Zelfs satan heeft bovennatuurlijke gaven, intelligentie en zelfs Bijbelkennis. God kijkt echter naar karakter. Wanneer God ons test, test Hij ons karakter en niet onze Bijbelkennis.

Wanneer God naar een man zoekt in wie Hij kan roemen, waarop Hij de satan kan wijzen, zoekt Hij een man van karakter, een man die oprecht en onbesproken is, een man die God vreest en het kwade haat.

We mogen misschien op grond van onze geestelijkheid een reputatie hebben bij andere gelovigen, maar kan God ons aanwijzen aan de satan? Een dergelijk erkenning die God aan Job gaf, is groter dan welke aardse eer we ooit zouden kunnen krijgen. In vergelijking met dit zijn alle lege erkenningen van het christendom te vergelijken met vuilnis.

De meest belangrijke vraag is niet wat de mening van anderen is over mijn geestelijke gesteldheid, maar de vraag of God me bij de satan kan aanwijzen als iemand waarin Hij kan roemen.

Satans eerste stap

Toen God satan over Job vertelde zei de satan dat Job God alleen diende, omdat Hij daar zelf beter van werd.


"Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Is het zonder reden dat Job God vreest? Hebt Ú niet voor hem en voor zijn huis en alles wat hij heeft, een beschutting gemaakt? Het werk van zijn handen hebt U gezegend en zijn vee breidt zich steeds verder uit in het land. Maar steek toch Uw hand uit en tref alles wat hij heeft. Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen." (Job 1:9-11)

God weerlegde de aanklacht en stond toe dat satan Job zou testen, om eigenhandig te zien dat de aanklacht niet waar was. God deed dit, omdat Hij Jobs oprechtheid kende. Hoe zit dat met ons? Dienen wij God vanwege de materiele voordelen die het ons oplevert? Moet God erkennen dat satan gelijk heeft, als satan ons aanwijst als iemand die God dient alleen voor zijn eigen gewin?

Ach, India zit vol met christelijke werkers die dit werk doen voor persoonlijk gewin. Sommige voor een salaris, sommige voor eer en positie en sommigen om gratis te kunnen maken naar het Westen. Een ieder die christelijk werk doet voor persoonlijk gewin dient God niet, maar de Mammon. De ware dienst voor de Heere kost ons juist iets.

Overdenk de woorden van David net voordat hij de Heere een offer wilde brengen. Hij zei: "Ik wil de HEERE, mijn God, geen brandoffers brengen die niets kosten." (2 Sam. 24:24). Hoe weinig zijn er die deze gesteldheid hebben!

Ware dienst voor de Heere zal ons materieel verlies opleveren en geen gewin. Het gewin zal alleen geestelijk zijn, want alles wat ons materieel gewin brengt, behoort toe aan Babel en niet aan het hemelse Jeruzalem.

De Bijbel zegt over het geestelijk Babel: "De kooplieden van deze waren, die door haar rijk zijn geworden" (Opb. 18:15).

Temidden van alle zelfzoekende christelijke werkers kon Paulus Timotheüs aanwijzen als een zeldzame uitzondering. Paulus zei over hem: "Want ik heb niemand van gelijke gezindheid, die oprecht voor uw zaken zorg zal dragen. Want zij zoeken allen hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus." (Fil. 2:19-21). Paulus kende de geestelijke gesteldheid van zijn medearbeiders.

God had zo'n vertrouwen in Job dat Hij toestond om hem te laten testen.

Job bleef God dienen en aanbidden, zelfs toen hij al zijn kinderen en eigendommen in één dag verloren had. Hij zei: "Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren. De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd! (Job 1:20-22).

Hij wist dat alles wat hij had (kinderen, eigendommen en zelfs zijn gezondheid) Gods genadegaven waren voor hem en dat God het recht heeft alles weg te nemen als het Hem behaagde. Niemand kan God waarlijk aanbidden, voordat hij alles achter zich heeft gelaten. Dit betekent dat hij alle rechten heeft opgegeven om iets voor zichzelf te bezitten.

Satans tweede stap

Daarna stond de Heere het toe dat satan nog één stap verder zou gaan. Job werd van boven naar beneden gekweld met zweren. Ziekten komen van satan, maar ze kunnen door God gebruikt worden om zijn dienstknechten te heiligen en te volmaken.

Paulus werd gekweld door een doorn in het vlees, van welke hij specifiek zegt dat deze van de satan komt. Het was geen engel van God, maar een engel van satan. Toch stond God het toe dat het zou blijven en niet verwijderd zou worden (ondanks de herhaaldelijke gebeden van Paulus), omdat het nodig was om Paulus nederig te houden.


Paulus zei: "En opdat ik mij door het allesovertreffende karakter van de openbaringen niet zou verheffen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een engel van de satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet zou verheffen. Hierover heb ik de Heere driemaal gesmeekt dat hij van mij weg zou gaan. Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht." (2 Kor. 12:7-9).

Satans derde stap

Satans derde stap was om Job te kwellen door zijn vrouw. "Toen zei zijn vrouw tegen hem: Houd je nog steeds vast aan je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf." (Job 2:9)

Het kan een behoorlijke test van je levensheiliging zijn als zelfs je eigen vrouw zich tegen je keert en je aanklaagt. "Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet verbitterd tegen haar…..Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven." (Kol. 3:19; Ef. 5:25). Onder geen enkele omstandigheid mag een man ooit verbittert zijn tegen zijn vrouw en onder elke omstandigheid moet hij van haar houden.

Misschien heb je een moeilijke vrouw. In plaats van te gaan klagen of jaloers te zijn op andere vrouwen, moet je je richten op de omstandigheden, die een middel kunnen worden tot levensheiliging.

God test je om te zien of je onder deze omstandigheden nog steeds Zijn goedkeuring kan ontvangen. Hij test je om zien of jij - op het moment dat je vrouw tegen je schreeuwt en je uitdaagt - nog steeds gekwalificeerd bent om een waardige ambassadeur van Jezus te zijn, Die zelfs door Zijn eigen familie voor gek verklaard werd. "Toen Jezus' verwanten dat hoorden, gingen zij eropuit om Hem tegen te houden, want zij zeiden: Hij is buiten Zichzelf" (Mark 3:21). Jezus droeg al deze beschuldigingen geduldig. En wij zijn geroepen om Hem hierin te volgen en Hem te vertegenwoordigen.

Satans vierde stap

Satans vierde stap was dat hij getest werd door de aanklachten van de predikantenvrienden van Job (Job 4 t/m 25).

Dit was de hardste klap voor Job om te verdragen, omdat deze predikanten zich gedroegen als profeten van God. Ze verkondigden dat Job's ziekte een gevolg was van geheime zonden. Deze predikanten zagen niet in dat zij zich gedroegen als de "aanklagers van de broeders" (Opb. 12:10). God stond dit alles toe om Job verder te heiligen en te reinigen.

Overwinnaars door genade

Job leefde in de tijd voor de genade en kon daarom niet voortdurend in overwinning leven, zoals wij dat vandaag de dag wel kunnen. Gods belofte voor vandaag is: "De zonde over u niet zal heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade" (Rom. 6:14). Job leefde in een tijd waar de overwinning over zonde nog niet mogelijk was. En daarom viel hij uiteindelijk ten prooi aan zelfmedelijden, zelfrechtvaardiging, depressie en somberheid. Maar zo nu en dan scheen geloof door de duisternis heen. Hij bevond zich in een voortdurende op-en-neer ervaring.

Maar nu de genade door Jezus Christus is gekomen, hoeven we niet voor een moment depressief of somber te worden, wanneer wij op dezelfde manier getest worden. De geboden in het Nieuwe Testament zeggen: "Wees in geen ding bezorgd… Verblijdt u altijd in de Heere… laat alles met dankzegging bekend worden..." (Fil. 4:6,4).

Zulke geboden werden niet in het Oude Testament gegeven, omdat de genade nog moest komen. Nu kunnen we echter in alle dingen Gods hand zien. Nu is de genade op ieder moment beschikbaar en kunnen we op elk moment in overwinning leven.


De overwinningskreet van Paulus was: "En God zij dank, Die ons in Christus altijd doet triomferen" (2 Kor. 2:14). We kunnen nu als overwinnaars leven, zelfs wanneer we onze eigendommen of onze kinderen verliezen. Zelfs wanneer onze vrouwen ons aanklagen of wanneer onze mede-gelovigen ons niet begrijpen en ons bekritiseren.

Op deze manier demonstreert God aan satan dat Hij op aarde een uitverkoren geslacht heeft die zichzelf niet alleen zullen onderwerpen aan Zijn wil, maar die ook elke test met vreugde zullen accepteren en die overtuigd zijn dat al dit lijden door God gegeven is, om hen een eeuwige gewicht van glorie te geven.

De Bijbel zegt: "Want onze lichte verdrukking, die van korte duur is, brengt in ons een allesovertreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg. Wij houden onze ogen immers niet gericht op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet." (2 Kor. 4:17-18).

Een getuigenis voor satan en zijn legermachten

Het Nieuwe Testament vertelt ons dat God erna verlangt om Zijn wijsheid, door de gemeente, zichtbaar te maken aan de overheden en machten in de hemelse gewesten. "Opdat nu door de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt zou worden" (Ef. 3:10).

Efeze 6:12 vertelt ons dat deze heersers alle kwade geesten in de hemelse gewesten zijn. De dingen die ons overkomen zijn niet toevallig, maar specifiek zo bedacht en afgewogen voor ons (zodat ze nooit te zwaar zullen zijn) "overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is" (Hand. 2:23).

Deze dingen werken hebben een dubbele functie. Ze maken ons gelijkvormig aan het beeld van Christus en ze openbaren aan de satanische heersers in de hemelse gewesten dat God mensen op aarde heeft die Hem in alle omstandigheden liefhebben, gehoorzamen en lofprijzen, Elke test waar wij doorheen moeten gaan, is een test van geloof. En zelfs in de tijd van Job kon hij zeggen: "Maar Hij kent de weg die ik ga. Laat Hij mij beproeven" (Job 23:10).

Vandaag kunnen we nog een stap verder gaan door te zeggen (op de basis van Romeinen 8:28) dat "God alles leidt met betrekking tot mijn leven".

Geloven we echt dat alles wat op onze weg komt door God gepland is in Zijn volmaakte wijsheid en liefde en dat Zijn kracht machtig genoeg is om ons door elke beproeving heen te helpen?

Vindt God in u en in mij een persoon die Hij vrijmoedig kan aanwijzen aan satan als een mens die nooit zal klagen of mopperen? Vindt God in u iemand die te allen tijde en in welke omstandigheid dan ook de Heere dank zal geven?

Hoofdstuk 5
Abraham getest

Er kwam een dag in het leven van Abraham, vijftig jaar nadat God hem voor het eerst geroepen had, dat Abraham de 'het certificaat van Gods goedkeuring' ontving. "Want nu weet Ik dat u godvrezend bent" (Gen. 22:12).

Dit was niet een goedkoop bijbelschooldiploma of een doctoraat in theologie! Abraham zou niets om zulke goedkope papiertjes hebben gegeven, als waar zo veel christenen tegenwoordig naar hunkeren. Hij wilde alleen iets wat echt is; de erkenning van Gods goedkeuring over zijn leven. En hij heeft dit gekregen!

Het was geen gemakkelijke weg naar de examendag op de berg Moria, maar voor Abraham was het alles waard om deze woorden van God te horen. "Want nu weet Ik dat u godvrezend bent."

God geeft deze erkenning niet gemakkelijk. Hij gaf deze aan Abraham, nadat hij Abraham vijftig jaar getest had. Jezus was dertig jaar getest in Nazareth, voordat Hij de erkenning van het welbehagen van de Vader ontving.

De eerste test

Toen Abraham 75 jaar oud was, riep God hem om zijn geboortestad en zijn familie in Ur de Chaldeeën te verlaten; om een stap in geloof te nemen naar het onbekende. Het was de eerste test waarvoor hij slaagde. Het was niet gemakkelijk om te breken met zijn vader, moeder, broers en zussen, maar pas als onze familiebanden zijn verbroken, kunnen we discipelen van Jezus zijn.

Jezus zei: "Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn eigen vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn" (Luk 14:26).

Abraham gehoorzaamde God direct. Ik heb me afgevraagd wat er met Abraham gebeurd zou zijn als hij de roepstem van God zou afslaann. God zou hem niet dwingen. God zou iemand anders zoeken en we zouden nooit meer iets van Abraham vernomen hebben. Iemand anders zou de 'vader der gelovigen' en de voorouder van de Messias zijn geworden! Hoeveel zou Abraham gemist hebben als hij deze eerste test niet gehaald had!? Abraham wist niet (toen hij uit Ur wegging en de deur achter zich dichttrok) welk een glorieuze toekomst God voor hem in gedachte had!

God roept nog steeds mensen, zoals Hij Abraham riep. En ook zij realiseren zich vaak niet wat de grote consequenties zijn die hieraan verbonden zijn. De kerkelijke geschiedenis in de laatste 2000 jaar is rijk aan geweldige verhalen van mannen en vrouwen die direct, blijmoedig en met hun hele hart reageerden op de roepstem van God(en die Gods wil deden in hun leven.

De eeuwigheid alleen zal onthullen hoeveel er geroepen zijn, maar die niet geluisterd hebben. De eeuwigheid zal openbaren hoeveel levens op deze manier werden verspeeld. Velen lijken op de rijke jongeling die Jezus verliet vanwege de grote rijkdom die hij bezat. Hij maakte de verkeerde keuze toen hij getest werd.

Degene die door God geroepen zijn, vinden vaak dat de grootste hindernis hun onbekeerde en vleselijke familieleden zijn. Dit is waarom Jezus sprak dat we "onze vader en onze moeder moeten haten" als de eerste voorwaarde om zijn discipel te zijn.

Abraham slaagde voor de eerste test, maar niet in één keer. Zijn vader was met hem meegegaan toen hij wegtrok uit Ur en haalde hem over om te stoppen in Haran (halverwege de weg naar Kanaän). "En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, zijn kleinzoon, de zoon van Haran,


en Sarai, zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram, en zij trokken met hen uit Ur van de Chaldeeën om naar het land Kanaän te gaan; en zij kwamen tot Haran en bleven daar wonen" (Gen. 11:31).

God liet de vader van Abraham sterven, zodat Abraham niet langer gehinderd werd. En toen vertrok Abraham verder naar Kanaän. De liefde tot onze familieleden moet nooit een verhindering zijn, om de wil van God in onze levens te doen.

Meer dan vierhonderd jaar later stonden de zonen van Levi voor een soortgelijk standpunt tegenover hun familieleden toen de kinderen van Israël de gouden kalf aanbaden. Mozes kwam van de berg af en riep: "Wie bij de HEERE hoort, moet bij mij komen staan" (Ex. 32:26).

De zonen van Levi reageerden direct. Hen werd opgedragen om het kamp binnen te gaan en alle afgodendienaars te doden. Ze mochten hierbij zelfs hun eigen familieleden niet sparen. De zonen van Levi gehoorzaamde zonder te twijfelen.

Mozes beschrijft deze gebeurtenis als volgt: "Hij (Levi) zei over zijn vader en moeder: Ik zie hen niet. Hij herkende zijn broers niet, en zijn zonen kende hij niet. Zij hielden namelijk Uw (Gods) woord, en namen Uw verbond in acht. Zij zullen (daarom) Jakob Uw bepalingen leren en Israël Uw wet" (Deut. 33:9-10)

De Israëlieten realiseerden zich niet dat God hen op die dag aan het testen was om te zien wie Zijn priesters konden worden. De Levieten kwalificeerden zich. En daarom maakte God hen tot Zijn priesters. Dit was niet partijdig. God had namelijk alle twaalf stammen getest, maar alleen de stam van Levi slaagde voor deze test.

De tweede test

Op het moment dat Abraham verlost was van de familiebanden, kon God hem testen in relatie tot materiele zaken. Ook dit is noodzakelijk voor discipelschap. Jezus zei: "Wie geen afstand doet van al zijn bezittingen, kan mijn leerling niet zijn" (Luk. 14:33).

In hoofdstuk 13 en 14 van het Bijbelboek Genesis lezen over twee incidenten die Abraham testte in relatie tot de Mammon. De eerste keer was toen hij en Lot hun wegen moesten scheiden, omdat hun kuddes te groot waren geworden om samen te blijven. Het zou Abrahams goed recht geweest zijn als hij als eerste land mocht uitkiezen. Onder andere vanwege het feit dat hij door God geroepen was naar Kanaän en dat hij de oudere was. Maar met oprechte onzelfzuchtigheid en een open hart zei hij dat Lot eerst mocht kiezen. Lot koos voor hetgeen het mooist eruit zag, vanuit menselijke perspectief bekeken - het land van Sodom.

Maar zowel Abraham als Lot realiseerden zich niet dat er een stille Getuige was van deze overeenkomst. Deze stille Getuige is ook altijd aanwezig bij onze financiële transacties. God was zo verheugd met de onzelfzuchtigheid van Abraham dat Hij direct daarna tot hem sprak, dat zijn zaad al het land zou beërven dat Abraham kon zien - in alle windrichtingen. Ook het stuk land van Lot behoorde daartoe.

" Nadat Lot was weggegaan, zei de HEERE tegen Abram: 'Kijk eens goed om je heen, kijk vanaf de plaats waar je nu staat naar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen. Al het land dat je ziet geef ik aan jou en je nakomelingen, voor altijd" (Gen. 13:14-15).

Vandaag de dag, bijna 4000 jaar later, zien dat God Zijn beloften heeft gehouden. De afstammelingen van Abraham (de Joden) leven in het land wat door God was gegeven. De afstammelingen van Lot (de Arabieren) hebben echter bijna alles verloren wat hun voorouder zichzelf toegeëigend had. Zo zijn de wegen van God. De zachtmoedigen zullen de aarde beërven.

In Genesis 14 zien we wederom dat Abraham zich gedraagt met een waardigheid die een ware dienstknecht van de Heere dient te hebben met betrekking tot materiële zaken. Abraham


bevrijdde de mensen en eigendommen van de koning van Sodom uit de handen van zijn vijanden. Als beloning wilde de koning van Sodom hem alles schenken, maar Abraham weigerde om ook maar iets aan te nemen. "Maar Abram antwoordde hem: 'Ik zweer bij de HEERE, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, dat ik volstrekt niets wil aannemen van wat uw eigendom is, nog geen draad of schoenriem. U zult niet kunnen zeggen: "Ik ben het die Abram rijk heeft gemaakt." (Gen. 14:22-23)

Daarmee zei Abraham eigenlijk: "Mijn God is de Eigenaar van de hemel en aarde en daarom heb ik niets van jou nodig."

Wederom was God de stille Getuige van dit gesprek. Direct, na dit gesprek, openbaarde God Zich aan Abraham en vertelde hem dat God Zelf hem zou belonen. "Enige tijd later richtte de HEERE zich tot Abram in een visioen: 'Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn" (Gen 15:1). Als wij God eren zal Hij ons ook eren.

Kinderen van Adam zijn meesters in het grijpen van dingen die niet van hen zijn. Niet in de laatsten plaats als deze dingen worden aangeboden. Vaak realiseren we ons niet dat God ons test in onze financiële transacties en onze gesprekken over financiële zaken. Op basis van hoe we ons gedragen in deze situaties, bepaalt God welke positie we kunnen krijgen in Zijn Koninkrijk en Zijn overgebleven leger hier op aarde.

De derde test

Abraham was getest in relatie tot zijn ouders en in relatie tot zijn materiele rijkdom. Nu moest hij getest worden in relatie tot zijn zoon. Dit was de laatste test voordat God hem de erkenning van Zijn goedkeuring zou geven. God sprak in de nacht tot Abraham, dat hij zijn zoon moest opofferen. Abraham was op dat moment 125 jaar oud en een gerespecteerd man van God onder de mensen. Genesis 21:22 vertelt ons "dat (Koning) Abimelech, met Pichol, zijn legerbevelhebber, tegen Abraham zei: God is met u bij alles wat u doet".

Maar God vindt het niet belangrijk hoe andere mensen naar ons kijken. God Zelf wilde Abraham testen. En daarom sprak hij in de stilte van de nacht tot Abraham., zodat niemand anders hoorde dat God met Abraham sprak. Genesis 22:1: "En het gebeurde na deze dingen (dus nadat Abimelech Abraham de erkenning had gegeven dat Abraham een man van God was) dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tegen hem: Abraham! En Abraham antwoordde: Zie, hier ben ik."

Het was een kostbaar iets wat God aan Abraham vroeg die nacht. Abraham had de volgende morgen niets met het Woord van God kunnen doen en niemand zou dan in de gaten hebben. Niemand zou er achter komen dat Abraham ongehoorzaam was ten opzichte van God. God testte Abraham of hij Hem daadwerkelijk vreesde of niet. En op dezelfde manier test God ons ook. Hij spreekt in het geheim tot ons hart. Zo stil dat zelfs de mensen die bij ons wonen, niet weten wat de Heere tot ons gesproken heeft.

De enige reden waarom God ons een gedachteleven heeft gegeven (die geheel privé is) is om te testen of we Hem werkelijk vrezen of niet. Wanneer al onze gedachten openbaar zouden worden (zoals met onze woorden) dan zouden we onze gedachten proberen zuiver houden, want we willen niet dat andere mensen slecht of negatief over ons zullen gaan denken. Onze gedachten zijn echter zo geheim dat alleen God ze kan zien.

Als we onreine en liefdeloze gedachten koesteren, waarvan we niet willen dat onze medegelovigen er achter komen, dan is het een duidelijk bewijs dat we mensen vrezen en niet God. Dit is helaas de staat van het grootste gedeelte van gelovigen. God heeft ze getest en ze hebben de test niet gehaald.


Hoe weinigen zijn er zoals Jozef, die in het geheim seksueel verleid werd. Hij zei: "Hoe zou ik dan dit grote kwaad kunnen doen en zondigen tegen God?" (Gen. 39:9). Dit soort jonge mensen krijgen van God de erkenning van goedkeuring.

Wreinig gelovigen zijn volledig getrouw op het gebied van seksuele reinheid in hun gedachteleven. Maar het is door deze kleine groep dat God aan de satan toont dat Hij nog zonen in deze wereld heeft die liever hun rechteroog uitrukken of sterven, dan dat ze zondigen in hun gedachten. De weg naar het leven is smal en er zijn weinigen die het zullen vinden. Maar het geweldige is dat deze groep (de weinigen) er nog steeds is!

Abraham slaagde voor de test. Hij zocht niet alleen een goed getuigenis voor mensen, maar hij wilde bovenal God gehoorzamen zijn in het geheime deel van zijn leven. Daarom ging hij direct de volgende morgen met Isaak op weg en reisde zij naar de Moria, om daar zijn geliefde kind te offeren. Hij zei: "Heere, ik houd meer van U, dan enig ander iets op deze aarde".

Het was op dat moment dat God aan Abraham de erkenning van Zijn goedkeuring gaf en hem zegende zonder terughoudendheid. "Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent" (Gen. 22:16-18). Niets verblijdt het hart van God meer als opofferende gehoorzaamheid.

Er is meer voor nodig om 'zuiver van hart' te zijn dan alleen een rein gedachteleven (Matt 5:8). Het is niets anders in het hart te hebben, dan God alleen. Velen die een rein en oprecht leven leiden hebben desalniettemin een ongezonde aanhankelijkheid aan hun baan of aan de bediening die God hun heeft gegeven. Zij hebben niet geleerd om, de door God gegeven Isaak, te offeren op Gods altaar.

Wil je God én een gave? Of God én een bediening? Of God én een goede opinie van mensen? Of mogelijk God én gezondheid? God en een Isaak? Of is God alléén voldoende voor je?!

Geen persoon kan Gods goedkeuring ontvangen die niet voor deze test slaagt. Alleen wanneer we op de plaats komen waar we met een oprecht hart tegen de Heere kunnen zeggen: "Wie heb ik behalve U in de hemel? Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde" (Ps. 73:25), kwalificeren we ons voor God.

De berg Moria, die een ieder van ons moet beklimmen, is waar we alles moeten opofferen wat ons dierbaar is. Daar waar we alleen met God zullen zijn.

Wordt uw vreugde vermeerderd wordt door een salarisverhoging? Of door promotie op uw werk? Of door een geschenk dat u ontvangt? Wordt uw vreugde vermindert als u niet de verwachte promotie of dat bepaalde geschenk ontvangt? Dan is dat een teken dat uw vreugde in God plus iets van de wereld is. in dat geval moet uw vreugde gereinigd worden, zodat u leert zich alleen "in de Heere te verblijden". Als uw vreugde alleen in God wordt gevonden dan zal het niet meer of minder worden als u iets werelds krijgt of verliest. Filippenzen 4:4 beveelt ons: "Verblijd u altijd in de Heere".

De reden waarom veel gelovigen zich niet te allen tijde verblijden, is omdat hun vreugde niet alléén in de Heere wordt gevonden. Het is de Heere plus nog iets anders. Wanneer uw hart zuiver is en alleen de Heere daarin een plaats heeft, dan wordt uw vreugde ook dieper.

Stap voor stap moest God Abraham leiden naar de plaats van totale toewijding. Op dit moment zegent God door Abraham alle naties van de aarde. Vanaf het moment dat Abraham van de berg Moria afkwam, begonnen de rivieren van zegeningen te vloeien. En het is Gods bedoeling dat de zegen van Abraham ook de onze is. Galaten 3:14 zegt: " Opdat de zegen van Abraham in


Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof."

God verlangt ernaar dat rivieren van levend water (de volheid van de Heilige Geest) nu door een ieder van ons zal vloeien. Hoeveel mensen zijn er bereid om de prijs hiervoor te betalen? En hoeveel zullen slagen als God hen gaat testen?

Hoofdstuk 6
Mozes getest

Ook Mozes was een man die Gods goedkeuring heeft ontvangen. God zei namelijk over hem: "Mijn dienaar Mozes, die in Mijn hele huis trouw is." (Num. 12:7).

En ook het volgende staat over Mozes opgeschreven: "En er is in Israël geen profeet meer opgestaan zoals Mozes, die de HEERE kende van aangezicht tot aangezicht" (Deut. 34:10).

Afbraak van de menselijke wijsheid

Het was niet in de eerste veertig jaar van training in het paleis en militaire academie van Egypte dat Mozes een geestelijke leider werd. Nee, hij werd een geestelijk leider toen hij veertig jaar in de woestijn voor de schapen moest zorgen, want daar was het dat God de kracht van "het eigen ik" verbrak.

Op tachtigjarige leeftijd, toen het vertrouwen op zijn eigen kwaliteiten vernietigd was, kon Mozes op God leunen en de verlosser van Gods volk worden.

In Exodus 39 en 40 staat de bouw van het tabernakel beschreven. Het zinnetje "zoals de HEERE Mozes geboden had" staat maar liefst achttien keer in deze hoofdstukken. Het patroon van het tabernakel, zoals de Heere gaf, was simpel en bescheiden. Het leek in de verste te verte niet op de fantastische piramides die Mozes had gezien in Egypte.

Als Mozes het patroon voor de bouw van het tabernakel had gekregen toen hij veertig was (toen de kracht van "eigen ik" nog in volle bloei was), zou hij het zeer zeker aangepast en aantrekkelijker gemaakt hebben. Maar op tachtigjarige leeftijd was het "ik" zodanig gestorven dat hij exact deed wat de Heere van hem vroeg. En dit bracht de heerlijkheid van de Heere in de tabernakel.

Onze menselijke wijsheid moet onttroond worden, voordat we de goddelijke wijsheid kunnen ontvangen. De Bijbel zegt: "Als iemand onder u denkt dat hij wijs is in deze wereld, laat hij dwaas worden, opdat hij wijs zal worden" (1 Kor. 3:18). God kon Mozes pas Zijn goedkeuring geven, op het moment dat alle kaf van de wijsheid van Egypte uit hem verwijderd was.

De apostel Paulus had drie jaar aan de voeten van Gamaliël gestudeerd. Gamaliël was de grote professor Theologie aan de universiteit van Jeruzalem. Vandaar dat Paulus na zijn bekering drie jaar in de woestijn van Arabië moest verblijven, zodat de wijsheid van Gamaliël uit hem verwijderd kon worden. Om via deze weg de goddelijke wijsheid te kunnen ontvangen. Paulus refereert aan deze periode in Galaten 1:17-18: "Maar ik vertrok naar Arabië en keerde weer terug naar Damascus. Daarna, drie jaar later, ging ik naar Jeruzalem". Zo alleen kon Paulus een dienstknecht van de Heere worden.

De onttroning van de menselijke wijsheid is fundamenteel voor iemand die de Heere wil dienen. De praktijk wijst echter uit dat maar een enkeling deze les volledig leert.

God testte Mozes toen hij de tabernakel moest bouwen. God wilde zien of hij het exact maakte naar het patroon die hij op de berg gezien had. De heerlijkheid van God - die neerdaalde in de tabernakel - was het zichtbare bewijs dat God een welgevallen had in het werk van Mozes.

Hoe is het met ons wanneer we dingen doen of dingen bouwen voor God? Is het exact naar het patroon dat we vinden in de Schrift? Of hebben we zaken aangepast naar de wijsheid van deze wereld? Als dat zo is, dan is dit zeker één van de redenen waarom de heerlijkheid van God niet zichtbaar is in onze levens.

Niet je eigen eer zoekend


God testte Mozes later ook in een ander gebied. God testte Mozes tweemaal om te zien of hij zijn eigen eer zou zoeken, ten koste van de Israëlieten. Beide keren slaagde Mozes voor de test met vlag en wimpel.

De eerste keer was toen de kinderen van Israël gerebelleerd hadden tegen God door een gouden kalf te maken. God vertelde aan Mozes: "Nu dan, laat Mij begaan, zodat Mijn toorn tegen hen ontbrandt en Ik hen vernietig. Dan zal Ik ú tot een groot volk maken" (Ex. 32:10).

De tweede keer was toen de Israëlieten weigerden Kanaän binnen te trekken. God sprak toen tegen Mozes: "Ik zal het met de pest treffen en Ik zal het verstoten, en Ik zal u tot een groter en machtiger volk maken dan dit is" (Num. 14:12).

In beide gevallen vertelt God tegen Mozes dat Hij de Israëlieten zal vernietigen en dat Hij van Mozes een leider van een groot volk zou maken. Mozes had de mogelijkheid om de erfgenaam te worden van de beloften die aan Abraham waren gegeven.

Heel veel mannen zouden deze test niet halen, maar Mozes niet. In beide gevallen pleitte hij bij God om de Israëlieten te sparen. In één geval was het zelfs zo, dat hij op een gegeven moment liever wilde sterven en een eeuwigheid in de hel zou willen zitten, opdat de Israëlieten maar gespaard zouden blijven. "Toen keerde Mozes terug tot de HEERE en zei: Och, dit volk heeft een grote zonde begaan, want zij hebben voor zichzelf een gouden god gemaakt. Nu dan, of U toch hun zonden wilde vergeven! Maar indien niet, schrap mij alstublieft uit Uw boek, dat U geschreven hebt" (Ex. 32:31-32).

Waarlijk, Mozes had de geest van Christus zelf; Die bereid was om van God verlaten te zijn aan het kruis, zodat wij gered zouden kunnen worden.

God was zo verblijd met de onzelfzuchtigheid van Mozes dat Hij daarna erg intiem met Mozes begon te spreken. "De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt." (Ex. 33:11). God gaf zelfs aan Mozes het onuitspreekbare eer om Zijn Glorie te zien. Toen Mozes bad, vroeg hij: "Toon mij toch Uw heerlijkheid! Maar God zei: Ík zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw aanwezigheid zal Ik de Naam van de HEERE uitroepen, maar Ik zal genadig zijn voor wie Ik genadig zal zijn, en Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal. Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven. Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan. En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een kloof van de rots neer zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan ben. En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden." (Ex. 33:18-23).

De meest belangrijke kwalificatie van een dienstknecht van God is dat hij niet de dingen voor zichzelf zoekt. De drang om onze eigen eer te zoeken zit zo diep in het binnenste van ons allemaal dat God de lastige taak heeft om ons hiervan te bevrijden. Hij zal de omstandigheden zo regelen dat we onze zelfgerichte geest kunnen zien, opdat we onszelf zouden oordelen en onszelf ervan zouden reinigen.

Hij spreekt door Zijn Woord en door Zijn Heilige Geest gedurig tot ons. Als we gewillig zijn om te luisteren, dan horen we dat Hij ons aanspoort om ons zelf te reinigen van een zelf-gerichte geest.

Maar ondanks dit alles, slagen er maar weinig gelovigen voor deze toets. Velen behalen niet Gods 'certificaat' van goedkeuring. Mozes was wel zo'n persoon, evenals Paulus en Timotheüs.


Het grote gebrek aan de geest van voorbidders voor anderen - zoals Mozes dat had onder het oude verbond - is voornamelijk vanwege het feit, dat bijna iedereen in het diepst van zijn hart, zichzelf zoekt. We behalen geen eer van mensen als we in het geheim voor anderen bidden. Dit is dan ook een reden dat weinig gelovigen dit doen. Ook hierin test God ons, want Hij kan Zichzelf niet aan hen geven, die hun eigen eer zoeken.

Reactie op kritiek en tegenstand

Een ander geweldig aspect wat we in Mozes zien, is zijn reactie op tegenstand en kritiek. Toen het volk in opstand kwam en zei: "Laten we een andere leider aanstellen" viel Mozes op zijn gezicht en bleef stil. "Toen wierpen Mozes en Aäron zich met hun gezicht ter aarde, voor heel de verzamelde gemeenschap van de Israëlieten" (Num. 14:5). Hij weigerde zichzelf te rechtvaardigen.

Toen Korach en ongeveer tweehonderdvijftig andere leiders van Israël tegen Mozes' leiderschap rebelleerden, lezen we opnieuw: "Toen Mozes dat hoorde, wierp hij zich met zijn gezicht ter aarde" (Num. 16:4). Hij wilde zichzelf niet verdedigen. Hij probeerde zijn positie niet te behouden. Hij kwam niet op voor zijn autoriteit of gezag.

Zelfs wanneer zijn eigen broer en zus, achter zijn rug om, hem bekritiseerden, viel hij op zijn gezicht om te bidden hen genadig te zijn. "Toen riep Mozes tot de HEERE: O God, genees haar toch!" (Num. 12:13).

Waarlijk hij was de meest zachtmoedige man op aarde tijdens zijn leven. De Bijbel zegt het volgende: "Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen die op de aardbodem waren." (Num. 12:3).

God kan zichzelf alleen aan zulke mensen openbaren. Macht en autoriteit hebben hun manier om mensen corrupt te maken. Er is een gezegde in de wereld: "Macht maakt corrupt, maar totale macht maakt totaal corrupt".

Maar de totale macht maakte Mozes totaal niet corrupt. God testte Mozes keer op keer door de rebellie van de kudde. En elke keer slaagde Mozes voor de test.

Geestelijk leiderschap kent grote gevaren. Maar gezegend zijn zij, die keer op keer met hun gezicht in het stof vallen. Gezegend zijn zij die zwijgen en zich onthouden van zelfrechtvaardiging. Gezegend zijn zij die niet voor zichzelf opkomen.

Gods belofte aan Zijn dienstknechten is, dat Hijzelf hen zal verdedigen. Hij heeft gezegd: "Elk wapentuig dat tegen u wordt vervaardigd, zal niets uitrichten, en elke tong die in het gericht tegen u opstaat, zult u schuldig verklaren. Dit is het erfelijke bezit van de dienaren van de HEERE, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE" (Jes. 54:17).

Het is in zulke gevallen belangrijker om het in de handen van God te laten, dan om het heft in eigen handen te nemen. Onze enige taak is om onze zaken aan God toe te vertrouwen, opdat Hij rechtvaardig zal oordelen, zoals ook Jezus dit deed. "Die, toen Hij uitgescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem Die rechtvaardig oordeelt" (1 Petr. 2:23).

Drie keer staat in Jesaja 53:7 beschreven dat Jezus zijn mond niet opende op het moment dat Hij als een Lam ter slachting werd geleid. "Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open" (Jes. 53:7).

Een ieder die niet weet hoe hij moet zwijgen, op deze momenten, kan nooit verwachten een geestelijke leider te worden. Tegenstand is een middel van God om ons geloof te testen. God test of we Hem vertrouwen om de situatie op te lossen of niet.


De fouten van Gods dienstknecht

De biografieën van de mannen van God in de Bijbel zijn bedoeld om ons te bemoedigen, omdat ze (anders dan moderne biografieën) ook de zwakke kanten van deze mannen laten zien. Een man die nooit enige fout in zijn leven heeft gemaakt, zou ons (die vele fouten maken) geen enkele bemoediging kunnen geven. De fouten van de mannen van God in de Bijbel zijn opgeschreven, ter bemoediging, maar ook ter waarschuwing.

De standaard die God voor zijn gezalfde dienaren heeft, is hoog. Zijn standaard voor hen ligt vele malen hoger dan voor andere gelovigen. Aan wie veel is gegeven, wordt veel van verwacht.

God gaf tien kansen aan de ongelovigen Israëlieten, voordat zij Kanaän niet meer mochten binnengaan. Hij zei over hen: "En die Mij nu al tien keer op de proef gesteld hebben en niet naar Mijn stem hebben geluisterd, zij zullen het land dat Ik hun vaderen gezworen heb, niet zien! Ja, geen van allen die Mij verworpen hebben, zullen het zien!" (Num. 14:22-23).

Maar Mozes gaf Hij maar één kans. Toen Mozes slechts één keer handelde in ongeloof en ongehoorzaamheid (en op een zeer geringe wijze) was God er zeer snel bij om hem de toegang tot het beloofde land te ontzeggen. De geschiedenis is opgeschreven voor onze waarschuwing in Numeri 20:7-12: "De HEERE sprak tot Mozes: Neem de staf en roep de gemeenschap bijeen, u en Aäron, uw broer, en spreek voor hun ogen tot de rots, en die zal zijn water geven. Zo zult u water voor hen voortbrengen uit de rots, en u zult de gemeenschap en hun vee laten drinken. Toen nam Mozes de staf van voor het aangezicht van de HEERE, zoals Hij hem geboden had. En Mozes en Aäron riepen de gemeente voor de rots bijeen, hij zei tegen hen: Luister toch, ongehoorzamen, zullen wij voor u uit deze rots water voortbrengen? Toen hief Mozes zijn hand op en hij sloeg de rots twee keer met zijn staf, er kwam veel water uit, zodat de gemeenschap en hun vee konden drinken. Maar de HEERE zei tegen Mozes en tegen Aäron: Omdat u niet in Mij geloofd hebt, en Mij voor de ogen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, zult u deze gemeente niet in het land brengen dat Ik hun gegeven heb."

God had Mozes opgedragen om deze keer tegen de rost te spreken, zodat er water uit zou komen. Veertig jaar daarvoor was de rots al eens geslagen, zoals we lezen in Exodus 17:6: "Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de Horeb staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed dit voor de ogen van de oudsten van Israël.".

Dit symboliseert dat Christus ook één keer gekruisigd moest worden en niet meer dan één keer. Er was geen noodzaak dat de rots een tweede keer geslagen moest worden. Maar Mozes verloor zijn kalmte en sloeg op de rots (Num. 20:10). En ondanks de ongehoorzaamheid van de dienstknecht van God, kwam er wel water uit de rots. Het feit dat er water vloeide, bewijst alleen maar hoeveel liefde God had voor de mensen die dorstig waren. Het bevestigde niet de ongehoorzaamheid van de dienstknecht van God.

Dit verklaart waarom er toch zegeningen kunnen zijn in de bediening van mannen en vrouwen die ongehoorzaam zijn geworden aan Gods geboden in hun persoonlijke levens. Maar Mozes kwam niet onder zijn ongehoorzaamheid uit, alleen omdat het water gevloeid had. God strafte hem zwaar. Zo zal Hij op een dag ook iedere ongehoorzame dienstknecht straffen.

Veertig jaar lang had Mozes ernaar uitgekeken dat hij op een dag Kanaän mocht binnengaan. En nu aan de grens van Kanaän werd hij gediskwalificeerd. Het is mogelijk om je gehele leven te prediken en toch zelf gediskwalificeerd te worden aan het einde van je leven.

Paulus erkende dit en zei: "Maar ik oefen mijn lichaam op harde wijze en maak het dienstbaar, opdat ik niet misschien, na anderen gepredikt te hebben, zelf verwerpelijk word" (1 Kor. 9:27).


De Bijbel zegt: "Hij heeft aan Mozes Zijn wegen bekendgemaakt, aan de nakomelingen van Israël Zijn daden." (Ps. 103:7). De Israëlieten had alleen de externe handelingen van God gezien, maar Mozes had het voorrecht gekregen Gods wegen te kennen. Om deze reden werd er veel meer van Mozes verwacht dan van de andere Israëlieten.

De dienstknechten van God hebben velen voorrechten, maar ook veel meer verantwoording. Mozes realiseerde zich te weinig dat God hem bij Meriba aan het testen was. Als hij dit had geweten, zou hij hoogstwaarschijnlijk voorzichtiger zijn geweest.

Ook wij realiseren ons te weinig dat God ons aan het testen is, om onze handelingen en onze motieven te wegen in elke situatie van ons dagelijks leven. Zelf als mensen door onze bediening gezegend worden, moeten we op een dag verantwoording afleggen voor onze persoonlijke levens, voor de rechterstoel van Christus.

Eerder in het leven van Mozes had God hem een aanwijzing gegeven van Zijn strenge eisen die Hij aan Zijn dienstknechten geeft.

Kort nadat Mozes geroepen was om de verlosser van Israël te worden, had God hem bijna gedood, omdat hij niet gehoorzaam was om zijn zoon te besnijden. Uit eerbied voor de wensen van Zippora (zijn heidense vrouw), had hij zijn zoon niet besneden. Maar God zal koste wat het kost geen enkele vorm van ongehoorzaamheid tolereren.

Het verhaal is opgeschreven voor onze waarschuwing in Exodus 4:24-26: "En het gebeurde onderweg, in de herberg, dat de HEERE hem (Mozes) tegenkwam en hem wilde doden. Toen nam Zippora een vuurstenen mes en besneed de voorhuid van haar zoon. Zij wierp die voor Mozes' voeten en zei: Werkelijk, je bent voor mij een bloedbruidegom. Toen liet Hij (de Heere) hem (Mozes) met rust".

Zelfs het feit dat Mozes op dat moment de belangrijkste man op aarde was om de bedoelingen van God te vervullen, maakt voor God geen enkel verschil. Hij zou het leven van Mozes wegnemen als Hij ongehoorzaamheid in hem zag. Er is geen aanzien des persoons bij God.

En ondanks dat God Mozes het voorrecht had ontnomen om de Israëlieten Kanaän binnen te leiden, is God hem genadig geweest door hem 1500 jaar later het beloofde land in te leiden en bij Jezus te staan op de berg van de verheerlijking. Dit omdat hij zo een getrouwe dienstknecht was geweest. Zo lezen we in Mattheüs 17:2-3: "En Hij werd voor hun (namelijk: van Petrus Johannes en Jakobus) ogen van gedaante veranderd… En zie, aan hen verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken." (Matt. 17:2-3).

God is lankmoedig en vol barmhartigheid. God is niet onrechtvaardig om iemand te vergeten die in liefde zichzelf opoffert voor Hem. "Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten en de liefdevolle inspanning die u Zijn Naam bewezen hebt, doordat u de heiligen gediend hebt en nog dient." (Hebr. 6:10).

Maar God is ook zeer streng. "Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God" (Rom. 11:22). We moeten in Goddelijk vrees wandelen als we een acceptabel offer voor Hem willen brengen. "Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbare Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. Want onze God is een verterend vuur." (Hebr. 12:28-29).

Net als Timotheüs moeten ook wij "geaccepteerd door God" ijverig voor Hem werken (2 Tim. 2:15).

Hoofdstuk 7
David getest

God gaf over David de volgende getuigenis: "Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar Mijn hart, die alles zal doen wat Ik wil."

Saul was Gods eerste keuze als Koning van Israël. Maar Saul faalde in beide testen die God hem gaf - door ongeduld (1 Sam. 13) en ongehoorzaamheid (1 Sam. 15). God nam het koninkrijk van Saul af en gaf het aan David. Het was echter een lange en moeizame weg, die David van tijd tot tijd moest betreden. Vanaf het moment dat hij tot koning gezalfd, tot het moment dat hij daadwerkelijk op de troon van Israël zat, werd hij op verschillende manieren door God getest. En David slaagde voor alle testen.

Getrouw thuis en op het werk

Eén van de eerste dingen die ons opvallen over David, is dat God hem geroepen heeft, nadat hij getrouw is gebleken in zijn aardse taken. Hij was getrouw thuis en op zijn werk - als herdersjongen.

Toen Samuel aan Isaï vroeg: "Zijn dit al de jongens?", antwoordde hij: "De jongste (David) is nog achtergebleven; zie, hij weidt de schapen" (1 Sam. 16:11).

Getrouw zijn op onze werkplek en in ons gezin is fundamenteel om Gods goedkeuring te ontvangen. We hebben hier al over nagedacht toen we keken hoe Jezus Gods goedkeuring en erkenning ontving. Maar omdat het zo belangrijk is zullen we het nogmaals herhalen.

Jezus riep nooit een werkeloze in de bediening van het Woord. In de Evangeliën is elke apostel die geroepen is voor een bediening, geroepen op de plaats waar hij werkte. De tragedie van het christelijk werk in India vandaag de dag is dat een groot gedeelte van de mensen die voltijd in een bediening zitten nooit een seculiere baan hebben gehad. Dit alleen al roept de vraag op of God ze überhaupt ooit heeft geroepen. God hecht grote waarde aan het getrouw zijn tijdens de normale dagelijkse bezigheden. Dit is wat ons kwalificeert voor Zijn dienst.

Een bezorgdheid voor de Naam van God

Het tweede wat zichtbaar wordt van David is dat hij een bezorgdheid heeft voor de glorie van Gods naam. Toen Goliath de legers van Israël trotseerde, was het geen verlangen naar avontuur dat hij de reus uitdaagde. Hij was bezorgd voor de eer van Gods naam. "Toen zei David tegen de mannen die bij hem stonden: Wat zal men de man doen die deze Filistijn verslaat en de smaad van Israël afwendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te honen? (1 Sam. 17:26)

Het primaire kenmerk van elke ware dienstknecht van God is een bezorgdheid voor de glorie van Gods naam. "Uw Naam worde geheiligd" is het eerste en spontane verzoek in zijn gebed (Matt. 6:9). Al het overige - persoonlijke comfort en zekerheid - staan op de tweede plaats.

Dit is het punt waar God een ieder van ons in verschillende omstandigheden test. Een enkeling slaagt voor deze test en David was hier één van. De bezorgdheid die hij droeg voor de eer van Gods naam was zo heftig dat David een vast geloof in zijn hart had dat God hem zeker zou helpen bij het verslaan van Goliath. Dit geloof dreef al zijn angst weg. Gewapend met geloof ging hij de strijd aan en versloeg de reus en liet de vijanden van Israël op vlucht slaan. Als we te allen tijde deze bezorgdheid hebben voor de glorie van Gods naam, dan zouden we zien dat geloof in God alle angsten wegjaagt van ons hart en dat en alle reuzen (in ons leven) worden


gedood. Vaak hebben we zo weinig vrijmoedigheid, omdat onze bezorgdheid voor de glorie van God zo klein is.

Weigeren om wraak te nemen

De test van God voor David stopte niet nadat hij Goliath gedood had. Sauls jaloersheid met betrekking tot de populariteit van David zorgde ervoor, dat hij heel Israël doortrok om David te doden. David rende van de ene stad naar de andere en van de ene grot naar de andere. Op twee momenten was Saul alleen en kon David Saul met gemak doden. Zelfs de vrienden van David moedigden hem aan om dit te doen. Maar David weigerde. Hij wilde de door God gezalfde Koning niet aanvallen, zelfs toen de koning een afvallige werd. David wilde de troon niet grijpen van Saul. Hij geloofde dat God hem de troon zou geven op het tijdstip dat God besloot.

Davids geloof in de soevereiniteit van God was vele malen groter dan zijn geloof in Gods macht om hem te helpen om Goliath te verslaan. David werd getest, door God, toen Saul onder zijn genade was - niet slechts eenmaal, maar tweemaal.

Het eerste voorval is opgeschreven in 1 Samuël 24:3-7: "Toen nam Saul drieduizend van de beste mannen uit heel Israël, en ging op weg om David en zijn mannen te zoeken bij de Steenbokrotsen. Hij kwam bij de schaapskooien aan de weg, waar een grot was; Saul ging daarin om zijn behoefte te doen. Nu zaten David en zijn mannen aan de zijkanten in de grot Toen zeiden de mannen van David tegen hem: Zie, de dag waarvan de HEERE u gezegd heeft: Zie, Ik geef uw vijand in uw hand, en u kunt met hem doen zoals het goed is in uw ogen! Toen stond David op en sneed stilletjes een punt van Sauls mantel af. En het gebeurde daarna dat het hart van David in hem bonsde, omdat hij die punt van de mantel van Saul afgesneden had. En hij zei tegen zijn mannen: Moge de HEERE er geen sprake van laten zijn dat ik ooit zoiets zou doen bij mijn heer, bij de gezalfde van de HEERE, dat ik mijn hand tegen hem uit zou steken, want hij is de gezalfde van de HEERE."

Het tweede voorval is beschreven in 1 Samuël 26:6-12: "Toen nam David het woord en zei tegen Achimelech, de Hethiet, en tegen Abisai, de zoon van Zeruja, de broer van Joab: Wie gaat er met mij mee naar Saul in de legerplaats? Toen zei Abisai: Ik ga met u mee. Zo kwamen David en Abisai 's nachts bij het volk; en zie, Saul lag te slapen in het wagenkamp, met zijn speer aan zijn hoofdeinde in de grond gestoken. Abner en het volk lagen rondom hem. Toen zei Abisai tegen David: God heeft vandaag uw vijand in uw hand overgeleverd. Laat mij hem toch met zijn speer aan de grond spietsen, in één keer; ik hoef het geen tweede keer te doen. David zei echter tegen Abisai: Breng hem niet om; want wie sloeg zijn hand aan de gezalfde van de HEERE en is onschuldig gebleven? Verder zei David: Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de HEERE zal hem treffen: óf zijn dag komt, dat hij sterft, óf hij wordt weggevaagd als hij ten strijde trekt. Moge de HEERE er geen sprake van laten zijn dat ik mijn hand sla aan de gezalfde van de HEERE. Neem echter wel de speer mee, die bij zijn hoofdeinde staat, en de waterkruik, en laten wij gaan. Zo nam David de speer en de waterkruik bij Sauls hoofdeinde mee, en zij gingen weg. Er was niemand die het zag, niemand die het merkte, en ook niemand die wakker werd. Zij allen sliepen, omdat een diepe slaap van de HEERE op hen gevallen was."

Elke keer slaagde David voor de test. Hij wilde geen wraak nemen, want hij wist de vergelding alleen van de Heere komt. Hij was vastberaden om het kwaad te overwinnen, door het goede te doen.

De Bijbel zegt: "Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen,


zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen. Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede" (Rom. 12:19-21).

Geloof in Gods soevereiniteit

God had de troon aan David beloofd. En David was bereid om op God te wachten tot Hij de troon aan hem gaf. Het is een behoorlijke test van ons geloof en ons geduld om te wachten op het geen God ons beloofd heeft. David verloor niets, door te wachten en te vertrouwen op God. God had gepland dat David koning zou worden wanneer hij dertig jaar werd. En alle omstandigheden kwamen uit precies zoals God het gepland had. "Dertig jaar oud was David toen hij koning werd" (2 Sam. 5:4).

David had geleerd van het levensverhaal van Jozef dat God bij machte is om iemand op het juiste tijdstip op de troon te plaatsen. Velen jaren daarvoor had het Woord van God Jozef al getest in zeer moeilijke omstandigheden. "Jozef werd als slaaf verkocht. Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf kwam in de ijzers. Tot de tijd dat Zijn woord uitkwam, heeft de belofte van de HEERE hem gelouterd" (Ps. 105:18-19). Op de dertigste verjaardag van Jozef kwam Gods tijd en Jozef werd onderkoning van Egypte. "Dertig jaar was hij toen hij voor de farao, de koning van Egypte, verscheen" (Gen. 41:46).

Niet de jaloersheid van zijn broers; noch de valse beschuldiging van de vrouw van Potifar, konden God weerhouden om het plan in Jozefs leven te voltooien. Het is zelfs zo dat ze de voltooiing ervan niet één dag konden vertragen. David had dit verhaal gelezen en was vastberaden om Gods trouw en soevereiniteit te bewijzen over zijn leven. En we zien dat wat God in het leven van Jozef heeft gedaan.

Hij zou dit ook in het leven van David doen. De vraag is of wij datzelfde geloof hebben als dat van Jozef, David en nog vele anderen.

Geloven wij dat God voor ons hetzelfde zal doen, zoals hij dat ook voor hen gedaan heeft? Dit is het waar ons geloof getest wordt. Geloof je bijvoorbeeld dat God je trouwpartner al reeds voor je gepland heeft en dat deze naar je toe zal komen zonder dat je hierna hoeft te grijpen en zonder dat je hoeft te handelen vanuit je vleselijke begeertes? Geloof je dat God een huis en een baan voor je gepland heeft en alle overige zaken die je tijdens je leven op deze aarde nodig hebt en dat je deze zult krijgen op de door God vastgestelde tijd? Het is op het moment dat we zulke dingen nodig hebben, dat ons geloof getest wordt. "Dan zul je erkennen dat ik de HEERE ben, die niet beschaamt wie op Hem hopen" (Jes. 49:23). "Ja, van oude tijden af heeft men het niet gehoord, men heeft het niet ter ore genomen en geen oog heeft het gezien, behalve U, o God, wat Hij doen zal voor wie op Hem wacht " (Jes. 64:4). Mensen die door het geloof leven, krijgen altijd het beste - zonder dat ze er naar hoeven te grijpen.

Hoe anders was het met Jakob toen hij zijn vader bedroog om zijn geboorterecht te verkrijgen! Als Jakob de zaak maar aan God had toevertrouwd en op Hem vertrouwde, dan had hij zijn geboorterecht verkregen zonder daarvoor te hoeven liegen (Gen. 27). Maar Jakob koos de verkeerde weg en daarom moest hij van huis vluchten en in de daaropvolgende twintig jaren veel lijden. Al deze gebeurtenissen zijn opgeschreven in de Schrift als een voorbeeld en een waarschuwing, opdat we niet in ongeloof en ongeduld zullen handelen.

Wanneer we op werk verleidt worden om een leugen te vertellen om uit een benauwde situatie te komen, kunnen we de leugen weerstaan en God de eer geven door op Hem te vertrouwen dat Hij voor ons zal zorgen. We zullen nooit verliezen, als wij de waarheid vertellen en God de eer geven. Uiteindelijk is God een stuk machtiger dan een leugen. Als een leugen je kan


verlossen, hoeveel te meer kan God je dan verlossen! "Niet uit het oosten of uit het westen (dat is door kans), of uit de woestijn (dat is door mensen) komt het verhogen, maar God is Rechter: Hij vernedert de een en verhoogt de ander." (Ps. 75:7-8)

Het is God alleen die een onbekende Jozef en een onbekende David kan verheffen tot een belangrijke bediening, nadat Hij ze getest heeft en zij getrouw bevonden zijn.

Door verdrukking tot overvloed

Toen David later de herinneringen ophaalde zei hij: "U hebt ons beproefd, o God, ons gezuiverd, gezuiverd als zilver, ons in een vangnet gedreven, ons een zware last op de schouders gelegd. Mensen zijn over ons heen gereden, wij zijn door vuur en door water gegaan, maar u bracht ons naar een land van overvloed" (Ps. 66 10-12).

Dit is hoe de beker van David vol stroomde en begon over te vloeien. In Psalm 23:5 gebruikt David hetzelfde Hebreeuwse woord voor "overvloeien" welke hij later in Psalm 66:12 gebruikt voor "een land van overvloed". Het uiteindelijke doel van God is om ons te brengen in de plaats van glorieuze vrijheid waar stromen van levend water continue uit ons binnenste zullen vloeien. Maar Hij kan ons niet naar die plaats leiden zonder ons eerst te testen.

Hij zal ons door vuur en water nemen. Hij zal toestaan dat mensen ons misbruiken en uitbuiten. Hij zal ons eerst in de val laten lopen, om ons stil te zetten in ons werk en onze bediening. Hij zal in elke situatie goed op onze reacties letten. Als we ons neerbuigen in nederigheid en met blijdschap alles accepteren wat Hij voor onze levens gepland heeft, zal Hij ons uiteindelijk zeker naar de plaats brengen van grote overvloed.

Eerlijke erkenning van zonde

Een allerlaatst aspect van Davids karakter dat we in ogenschouw moeten nemen, is de bereidheid om zichzelf te onderzoeken, zelfs nadat hij koning geworden is. Hij realiseert niet direct de serieusheid van zijn zonde toen hij in zonde viel met Batseba. Toen de profeet Nathan David aanklaagde over zijn zonde, vinden we in David het nederige besef dat hij fout zat. "David antwoordde Nathan: Ik heb gezondigd tegen de HEERE" (2 Sam. 12:13).

We moeten ons zelf niet vergelijken met David die in ontucht viel, want hij leefde over het oude verbond. Hij was nog niet onder de genade. De standaard die God vandaag hanteert is velen malen hoger. De standaard die Christus ons voorlegt op dit gebied, is beschreven in Mattheüs 5:28-29: "En ik zeg zelfs: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Als je rechteroog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter één van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de hel geworpen wordt."

Maar we kunnen wel waardevolle lessen leren van Davids overtuiging van zonde. Waarom was het dat God het koninkrijk van Saul wegnam voor wat (menselijk gezien) een verwaarloosbare overtreding was? En hoe komt het dat God het toestond dat David koning bleef, terwijl zijn misdaad (ontucht gevolgd door moord) veel groter was? Het antwoord ligt in de manier waarop de twee mannen reageerden toen ze geconfronteerd werden met hun zonde. Saul erkende zijn zonde in het geheim tegenover Samuel, maar hij bleef de eer van mensen zoeken. "Weer zei Saul: "Ik heb gezondigd! Maar val me alstublieft niet af waar de oudsten van mijn volk en heel Israël bij zijn en laat me niet alleen" (1 Sam. 15:30).

Hij zondigde, maar hij zocht nog steeds de eer van mensen. David echter probeerde zijn zonde niet te verbergen en hij maakt ze publiekelijk bekend door Psalm 51 te schrijven.


We kunnen van deze twee mannen leren dat degene die de eer van mensen zoekt het moeilijker vindt om zich te bekeren in ware gebrokenheid, dan degene die moord of ontucht gepleegd hebben. Jezus vergaf zowel de moordenaar aan het kruis als de vrouw die ontucht gepleegd had, omdat zij zich bekeerden. De Farizeeërs daarentegen, die voortdurend de eer van mensen zochten, vonden het moeilijk om zich te bekeren. En hierom konden ze ook niet vergeven worden.

Het is een vorm van afgoderij wanneer we de eer van mensen zoeken. En dit is het gebied waar God een ieder van ons het meest in test. Gezegend zijn zij die - zoals David - voor deze test slagen. Ons falen in het verleden zou ons er niet van moeten weerhouden om Gods wil opnieuw te zoeken. Wel moeten we bereid zijn om deze fouten te erkennen, want God geeft genade aan de nederigen.

Hoofdstuk 8
Elisa en Gehazi getest

Op een belangrijk moment in de geschiedenis van Israël deed God de profeet Elia opstaan om zijn getuige te zijn in Israël. Elia had een dienstknecht genaamd Elisa, welke God aangesteld had om de volgende profeet van het volk te zijn. Ook Elisa had een dienstknecht genaamd Gehazi. Het is een interessante studie om het grote contrast te zien tussen Elisa en Gehazi.

Elisa's trouw

God zalfde Elisa met de dubbele portie van de zalving die Elia had. Dit was Gods verzegeling van zijn gunst in Elisa's leven. Maar voordat God hem zo zalfde, moest hij eerst getest worden. Net zoals bij alle ware dienstknechten van God riep God Elisa tot de bediening toen hij getrouw bezig was met zijn seculiere taken. "Elia ging weg van de Horeb. Toen hij Elisa, de zoon van Safat, aantrof was deze aan het ploegen. Ze waren aan het werk met twaalf span ossen; Elisa liep achter het twaalfde span. Elia liep op hem af en gooide zijn mantel over hem heen" (1 Kon. 19:19).

Daarna moest Elisa nog vele jaren nederig werk doen voor de profeet Elia. Hij stond bekend als de persoon "die altijd water uitgoot over de handen van Elia."(2 Kon. 3:11b).Hij zocht geen grote dingen voor zichzelf, maar God had grote plannen voor deze jonge man.

Voordat Elia opgenomen werd in de hemel moest Elisa getest worden. En zo verteld Elia aan Elisa dat hij is Gilgal moest blijven, terwijl hij zelf naar Bethel zou gaan. Elisa weigerde om te blijven en was vastberaden om met Elia mee te gaan. In Bethel probeerde Elia nogmaals om Elisa af te schudden door te zeggen dat hij naar Jericho moest gaan. Maar Elisa bleef aan hem hangen als een bloedzuiger. Uiteindelijk in Jericho moest Elisa nogmaals getest worden. Elisa slaagde voor de test van vastberadenheid en vergezelde Elia naar de Jordaan. Het was via deze weg dat hij de dubbele portie kreeg van de zalving - het beste van God voor zijn leven (2 Kon. 2:1-14).

Wat is de boodschap hier voor ons? Er zijn verschillende fases in onze geestelijke leven waar God ons test om te zien of we te tevreden zijn met hetgeen we al ontvangen hebben of dat we door willen drukken om het beste van God te ontvangen. Gilgal staat voor de plaats waar onze zonde zijn vergeven.

"En de HEERE zei tegen Jozua: 'Vandaag heb ik de schande van Egypte van jullie afgewenteld,' en Jozua noemde die plaats Gilgal. Zo heet die plaats tot op de dag van vandaag" (Joz. 5:8-9).

Veel christenen komen tot zo ver en stoppen hier. Sommige drukken door tot Bethel ("Het huis van God"). Deze plaats staat symbool voor de gemeenschap van gelovigen in de familie van God. "Hij gaf die plaats de naam Bethel. Toen zij Jakob: Deze steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden" (Gen. 28:19,22).

Sommigen stoppen hier. Maar weinigen zullen verder trekken naar Jericho. Jericho staat symbool voor de openbaring van de bovennatuurlijke kracht van God. "Toen de ramshoorns klonken, brak het volk uit in een donderend geschreeuw. De muur stortte in en…… Ze namen de stad in (van Jericho)" (Joz. 6:20).

Jericho is voor veel christenen de eindstreep.


Zeer weinigen zullen doorgaan naar de Jordaan. De Jordaan staat symbool voor de gelijkvormigheid aan Jezus' dood, zoals afgebeeld in de doop. "Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden"(Matt. 3:13).

Maar een enkeling is bereid om de weg van het kruis te bewandelen. "Omdat Hij voor ons met Zijn lichaam een weg naar een nieuw leven gebaand heeft" (Hebr. 10:20). Het zijn deze die met hun hele hart door willen gaan naar het totaal "sterven aan onszelf". Deze zijn het die een dubbele portie zullen ontvangen, het beste van God. Een ieder van ons wordt getest om te zien bij welke fase we zullen stoppen.

Gehazi's ontrouw

Zoals Elisa Elia had opgevolgd als profeet, zo had Gehazi Elisa kunnen opvolgen als de volgende profeet, mits hij trouw was gebleven. Maar Gehazi moest eerst getest worden.

Zijn test vond plaats toen Naäman, de Syrische generaal terugkwam bij Elisa, nadat hij genezen was van zijn melaatsheid. Uit dankbaarheid voor zijn genezing wilde Naäman, Elisa zilver en goud in overvloed geven. Hij wilde tienduizenden euro's geven. Daarnaast ook tien sets modieuze Syrische kleding. Wat een verleiding!

Elisa sloeg het aanbod af zonder ook maar één moment te twijfelen. Naäman was een ongelovige en iemand die compromissen wilde sluiten en daarom wilde Elisa niets van hem aannemen. Het feit dat Naäman compromissen sloot, werd duidelijk in wat hij zei tegen Elisa na zijn genezing. Hij zei dat hij geen andere optie had dan de aanbidding van afgoden, vanwege het feit dat hij een officiële positie bekleedde. Naäman wist dat afgoderij verkeerd was, maar hij was niet bereid om zijn positie op te offeren voor de waarheid. Net als velen vandaag.

Naäman zei tegen Elisa: "Ik hoop dat de HEERE mij het volgende zal willen vergeven: wanneer mijn vorst naar de tempel gaat om zich voor Rimmon neer te buigen, steunt hij altijd op mijn arm, zodat ik wel gedwongen ben me ook in de tempel van Rimmon neer te buigen. Ik hoop dus dat de HEERE het mij zal willen vergeven wanneer ik me neerbuig in de tempel van Rimmon"(2 Kon. 5:18).

Elisa wilde niets van zodanig man aannemen. De eerste apostelen volgden hetzelfde principe: "Ze zijn immers omwille van de Naam op reis gegaan en hebben van de ongelovigen niets aangenomen." (3 Joh. 7)

Gehazi had de reactie van Elisa gezien over het geld van Naäman, maar hij vond dat Elisa onverstandig was geweest om de spullen van Naäman af te wijzen. Hij rende achter Naäman aan, zoals zo veel Indiërs vandaag achter christenen uit het Westen aanlopen. Hij vertelde een paar leugens en kreeg een grote hoeveelheid aan zilver en twee sets Syrische kleding.

Elisa doorzag echter deze bedrieger met gemak en ontmaskerde Gehazi's begerigheid. Gehazi krijgt te horen dat hij als straf voor zijn begerigheid hij melaatsheid zou krijgen. "Moge de huidvraat van Naäman voor eeuwig op jou en je nakomelingen overgaan!" Gehazi verliet zijn meester, zijn huid werd schilferig en wit als sneeuw."(2 Kon. 5:27).

Gehazi kreeg melaatsheid, in plaats van een dubbele portie van de zalving van Elisa. Gehazi realiseerde zich niet dat hij die dag getest werd. Als hij wist dat er zoveel op het spel stond, was hij misschien zorgvuldiger geweest.

Maar zoals we herhaaldelijk gezien hebben, realiseren wij ons ook niet dat God ons aan het testen is, voornamelijk op het gebied van de Mammon.

Er is een woord geschreven over koning Hizkia. "…dat God hem verliet, om hem op de proef te stellen, om alles te weten wat er in zijn hart omging" (2 Kron. 32:31).


Dit was ook waarheid voor Gehazi. God stond het toe dat hij zich in een situatie zou bevinden waarin niemand hem zou zien. Alleen zo kon hij getest worden.

Het eindresultaat van begeerte

Het was hetzelfde met Achan in Jericho veel jaren eerder. God stond het toe dat Achan alleen in een huis was met niemand die hem kon zien, zodat God hem kon testen om te zien of hij datgene zou pakken wat God had verboden. Achan faalde.

Achan beschrijft zijn val als volgt: "Ik kwam..... Ik begeerde..... Ik nam..... Ik verborg....." (Joz. 7:21). Hetzelfde patroon werd herhaald door Gehazi.

Hierdoor miste Achan en zijn familie hun erfenis in Kanaän en hierdoor miste Gehazi de roeping die God in gedachte had voor hem.

Zowel Achan en Gehazi volgden dezelfde sporen als Ezau, "die voor één enkele maaltijd zijn eerstgeboorterecht verkocht." (Hebr. 12:16).

Het contrast tussen Elisa en Gehazi is groot. Waar Elisa Elia achtervolgde om de dubbele portie van de zalving van Elia te ontvangen, achtervolgde Gehazi Naäman voor een klein beetje rijkdom. Ze vertegenwoordigen twee type christelijke werkers vandaag de dag en een ieder van ons weet in welke categorie we vallen.

Gehazi was ongetwijfeld bekent met het verhaal van Bileam. Desondanks had hij nooit gedacht dat het einde van Bileam ook zijn einde zou worden. Bileam was een profeet op wie de Geest van God eens rustte. We lezen dat op een bepaald moment: "Toen Bileam zijn ogen opsloeg en Israël zag, gelegerd volgens zijn stammen, kwam de Geest van God over hem."(Num. 24:2).

Hij dwaalde af, niet omdat hij onrechtvaardig was op het gebied van geld, maar omdat hij van geld hield. De liefde voor geld en de liefde voor eer van een aardse koning verblindde Bileam dat hij niet kon zien dat hij tegen de wil van God in ging. God testte Bileam om te zien wat er in zijn hart was.

Toen Bileam in het begin de wil van God zocht, had God hem een duidelijk antwoord gegeven: "U mag niet met hen meegaan" (Num. 22:12). Het antwoord kon niet duidelijker. Maar toen Ballak meer geld en eer beloofde werd Bileam verleid om nogmaals toestemming te vragen. Toen God zag dat Bileam echt wilde gaan, zei God dat hij mocht gaan. Maar Bileam droeg de consequenties.

Bij tijd en wijlen geeft God datgene wat we vragen, zelfs wanneer het niet Zijn wil is, juist omdat Hij ziet dat we die dingen zo diep begeren. Maar het geestelijke resultaat zal hetzelfde zijn als wat er over de Israëlieten staat geschreven in Psalm 106:15: "Toen gaf Hij hun wat zij begeerden, maar henzelf deed Hij uitteren."

Bileam realiseerde zich nauwelijks dat hij getest werd en dat zijn liefde voor geld hem deed afdwalen. Hij ging door met het profeteren, maar hij had zijn eerste stap op de gladde weg gezet door naar aardse zaken te begeren. Het zou een kwestie van tijd zijn, voordat hij de bodem zou bereiken. Hij die eens gemeenschap met God had gehad, eindigde als een tovenaar en werd gedood door de Israëlieten.

Het Woord zegt: "Bovendien hebben de Israëlieten Bileam, de zoon van Beor, de waarzegger, met het zwaard gedood" (Joz. 13:22).

Gehazi faalde om deze waarschuwing op zichzelf toe te passen. Maar wat zullen we zeggen over de menigte aan christenen vandaag de dag die zowel de voorbeelden van Gehazi en Bileam hebben om hen te waarschuwen en nog steeds afdwalen. De liefde voor geld is de wortel van alle kwaad. God staat het toe dat materiële zaken aantrekkelijk zijn, zodat Hij onze trouw en liefde kan testen.

Het was nooit de bedoeling van Jezus dat Zijn discipelen materiële zaken zouden begeren. We worden opgeroepen om eerst het koninkrijk van God te zoeken en Zijn gerechtigheid. Alle


materiële zaken die we dan nodig hebben, zullen in onze schoot geworpen worden op het moment dat we ze nodig hebben. Het is nooit de bedoeling van God dat Zijn kinderen meer materiële zaken zouden begeren dan dat ze nodig hebben. Ook is het nooit Zijn bedoeling dat iemand van ons naar rijkdom zou jagen. Als we op God vertrouwen, zal Hij ons geven wat Hij goed vindt. Wanneer de Heere ons zegent zal alles wat we nodig hebben gegeven worden en het zal niet gepaard gaan met verdriet. "De zegen van de HEERE, die maakt rijk, Hij voegt er geen zwoegen aan toe" (Spr. 10:22). "Maar mijn God zal u, overeenkomstig Zijn rijkdom, voorzien van alles wat u nodig hebt, in heerlijkheid, door Christus Jezus" (Fil. 4:19).

Maar de rijkdom die we verkrijgen door het na te jagen, zal ons veel verdriet bezorgen. Paulus waarschuwt Timotheüs voor dit grote gevaar. "Want geldzucht is een wortel van alle kwaad. Door daarnaar te verlangen, zijn sommigen afgedwaald van het geloof, en hebben zich met vele smarten doorstoken" (1 Tim. 6:10).

Ook Jezus waarschuwt in Lukas 16:13: "Geen huisslaaf kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de ene hechten en de ander minachten. U kunt niet God dienen en de Mammon (materiële zaken)"

Wie oren heeft om te horen, laat hij horen!

Hoofdstuk 9
Petrus en Judas getest

Het grootste contrast bij de twaalf apostelen was waarschijnlijk het contrast tussen Petrus en Judas Iskariot. Petrus was simpel en ongeleerd en vriendelijk. Judas Iskariot was intelligent, sluw en ambitieus.

Petrus' houding ten opzichte van geld

God had een grote roeping voor Simon Petrus. Maar deze kon niet in vervulling gaan, voordat hij getest en waardig bevonden zou worden. Petrus had toen hij geroepen werd geen idee dat God een wonderlijk plan met hem had, want God ontvouwt Zijn plan met ons altijd stap voor stap.

Op een dag kwam Jezus in de boot van Petrus en zei tegen hem dat hij zijn boot naar het diepe moest varen om daar zijn netten uit te werpen om vissen te vangen. Petrus deed zoals het hem werd opgedragen en ving zo de grootste vangst uit zijn leven. (Luk. 5:1-11)

Als Petrus een christelijke zakenman was geweest, had hij hoogstwaarschijnlijk zoiets als volgt gezegd: "Jezus, dit is fantastisch. Laten we (jij en ik) zakenpartners worden. Jij predikt dan en ik zal je financieel ondersteunen. Als mijn visserij zoals nu zal worden word ik de rijkste zakenman in Israël. En met mijn tienden zal ik niet alleen U steunen, maar ook vele andere christelijke werkers in vele andere gebieden, zowel in Israël als in het buitenland."

Petrus kon dan om de wereld rondreizen om zijn getuigenis te geven op verschillende conferenties en onderwijs te geven over een Christus die hun kon helpen om hun bedrijf een succes te maken. Dit is hoe het vleselijke verstand nadenkt. Maar Petrus deed dit niet. Toen Jezus hem vroeg om zijn netten achter te laten, verliet direct hij zijn vissersboot en volgde Jezus. Hij slaagde voor de test. Weinig christenen realiseren zich dat wanneer God hun voorspoed geeft en ze zo veel geld verdienen dat ze door God getest worden. De meeste christenen falen voor deze test. Ze zijn tevreden om lege miljonairs te zijn, terwijl ze misschien wel apostelen hadden kunnen zijn.

Jaren later was Petrus verre van een rijke zakenman. Hij kon alleen zeggen: "Zilver en goud heb ik niet" (Hand. 3:6). Hij had wel iets veel beters dan zilver en goud. Hij had al de troep van de aardse rijkdom opgegeven om de eeuwige rijkdom van het Koninkrijk van Christus te ontvangen.

In deze dagen stromen de christelijke boekwinkels over met boeken die claimen hoe een christen materialistisch succesvol kan zijn en hoe ze geld kunnen verdienen met Jezus als hun zakenpartner! Christenen worden in deze boeken aangemoedigd om dure auto's, huizen en land voor zichzelf in geloof te claimen. Zelfs een kind snapt hoe aardsgericht deze schrijvers hiermee zijn. En toch worden velen gelovigen misleid. De getuigenissen die in de boeken gegeven worden, kunnen op zichzelf waar zijn, maar hoeveel realiseren zich dat God ze aan het testen is hoe ze omgaan met de rijkdommen die ze gekregen hebben? Ze worden getest of dat ze in staat zijn om te geven en "rijk in God" te worden (Luk. 12:21).

"Ik" is het centrum van elk kind van Adam. Wanneer we bekeerd zijn sterft "het eigen ik" niet, maar op een zeer subtiele manier zoekt "het eigen ik" om God te gebruiken voor zijn eigen belangen. Dit is de bron van de vleselijke christen. Vandaag de dag komt dit onder een christelijke dekmantel tot ons. Uit deze boeken blijkt dat het daadwerkelijke verlangen van de


mensen aardsgericht is. Zo wordt het kaf van het koren gescheiden.

Petrus' houding ten opzichte van correctie

We zien hoe Jezus Petrus op een andere manier testte toen Hij publiekelijk Petrus berispte met de scherpste berisping die Hij ooit aan een mens gaf. Toen Jezus aan zijn discipelen vertelde dat hij verworpen en gekruisigd zou worden werd Hij door Petrus (met diepe menselijke liefde voor de Heere) apart genomen. Petrus begon Hem te bestraffen en zei: "God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren!"(Matt. 16:22).

Maar Jezus draaide Zich om en zei tegen Petrus (in het bijzijn van de andere discipelen): "Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij" (Matt. 16:23).

Het is een behoorlijke belediging voor onze ego om in het openbaar berispt te worden. Het is nog vele malen erger om "satan" genoemd te worden, maar toch was Petrus niet beledigd.

Heel veel discipelen van Jezus waren beledigd toen Jezus de boodschap over "de dood aan het zelfleven" verkondigde. Ze verlieten Hem massaal. Op dat moment vroeg Jezus aan de twaalf discipelen of zij ook niet wilden weggaan. Het was Petrus die als volgt reageerde: "Heere, naar wie zullen wij heengaan? U hebt woorden van eeuwig leven" (Joh. 6:68).

Deze woorden werden gesproken door Petrus vlak nadat hij een sterke berisping had ontvangen uit de mond van Jezus. Dit is wat de woorden van Petrus nog vele malen mooier maakt. Hij voelde dat zelfs de berispingen van Jezus woorden van eeuwig leven waren.

Ons vermogen om een berisping van een oudere broeder te ontvangen is een test voor onze nederigheid. Petrus slaagde voor deze test met vlag en wimpel.

Judas' houding ten opzichte van geld

Judas Iskariot was één van de twaalf apostelen die Jezus uitgekozen had. Ook Judas had een goede kans om zich net als de anderen te kwalificeren voor het certificaat "waardig geacht door God". Maar net zoals de anderen moest hij getest worden.

De Evangeliën zeggen dat: "Judas een verrader werd." (Luk. 6:16). Dit vers impliceert dat hij net zo oprecht was als de andere discipelen op het moment dat hij door Jezus verkozen werd. Maar hij dreef ongelofelijk af door zijn egoïstisch ambities.

De Bijbel waarschuwt ons: "Want waar afgunst en eigenbelang is, daar heersen wanorde en allerlei kwade praktijken" (Jak. 3:16). Het leven van Judas is een waarschuwing voor ons allen, want wanneer we niet oppassen, kunnen we net als Judas worden.

Judas was de schatbewaarder in het team van Jezus en daarmee had hij een goede mogelijkheid om zijn trouw te bewijzen op het gebied van de Mammon. Hij kon een schrijver worden van de brieven in het Nieuwe Testament als hij maar trouw was gebleven. Zijn naam zou zeer zeker op één van de fundamenten geschreven zijn van het Nieuwe Jeruzalem (Opb. 21:14). Maar Judas faalde toen hij getest werd.

Eén belangrijk aspect van de portemonnee was dat er geld beschikbaar moest zijn om aan de armen en de noodlijdende te geven (Joh. 13:29). "Sommigen dachten, omdat Judas de beurs beheerde, dat Jezus tegen hem zei: Koop wat wij nodig hebben voor het feest, of dat hij iets aan de armen moest geven."

Judas betuigde een interesse in zijn bediening, maar hij stal al het geld dat voor de armen bedoeld was. Er staat geschreven dat "Judas Iskariot zei dit niet, omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd" (Joh. 12:4-6).

We kunnen ons het volgende afvragen: "Waarom ontmaskerde Jezus Judas niet direct?" Om


deze vraag te beantwoorden, kunnen we nog een vraag stellen: "Waarom ontmaskerd Jezus niet iedereen die in de Naam van Christus geld voor zichzelf verdient?" Er zijn duizenden mensen die God dienen voor het geld en die niet honderd procent oprecht zijn met het geld wat hen gegeven is voor Gods werk.

Maar de Heere is geduldig. Hij geeft iedereen de tijd om getest te worden. Als Judas maar geweten had wat hij zou verliezen door voor het geld te kiezen. Hoe anders zou hij dan gereageerd hebben! Als de christelijke werkers maar wisten wat ze verliezen door voor geld te kiezen, hoe anders zouden ze dan leven in relatie tot geld!

Het probleem van Judas was dat hij er van hield om geld te ontvangen, maar een hekel had om geld te geven. Jezus had zijn discipelen de zegen van het delen geleerd: "Namelijk dat Hij (Jezus) gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen" (Hand. 20:35).

Petrus begreep dit, maar Judas niet. Judas dacht dat zijn blijdschap bestond uit het meer en meer ontvangen. Of je lijkt op Petrus die er van hield om anderen in nood te geven. Of je lijkt op Judas die er van hield om te ontvangen en alles voor zichzelf te verzamelen. Elke christen valt in één van deze twee categorieën.

Heel veel Judassen geven om een foute reden. Ze geven geld om hun geweten te sussen. Ze geven geld met grote terughoudendheid. Deze terughoudendheid hebben ze niet wanneer ze dingen kunnen ontvangen! God test ons in het ontvangen en het geven om te zien of we begeren te leven bij de principes van deze wereld of van Zijn Koninkrijk.

Als we waardig door God bevonden willen worden, moeten we radicaal de liefde, die in ons zondige vlees gevonden wordt, kruisigen. We moeten de oude gewoontes afleren en nieuwe gewoontes aanleren. In de mate waarin we in het verleden deskundigen waren om dingen te ontvangen, moeten we nu deskundigen worden om te geven.

We kunnen niet verwachten dat deze verandering van de ene op de andere dag zal gebeuren. Het is alleen door het continu te oefenen dat we deskundigen kúnnen worden. Dat geldt overigens voor alle zaken.

We moeten beginnen om te geven en dit dan herhaaldelijk blijven doen, totdat onze karakter waarlijk getransformeerd is, zodat uiteindelijk God zelf over ons kan getuigen dat we liever geven dan dat we ontvangen. Een ware discipel van Jezus is de persoon die geleerd heeft om rijk in God te zijn en ook geleerd heeft om te geven aan anderen die in nood zijn. Als hij dan zelf in een tijd van nood zit, zal hij zien dat God teruggeeft in dezelfde mate waarin hijzelf gegeven heeft.

Jezus zei tegen zijn discipelen: "Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men u in de schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden"(Luk. 6:38).

Jezus leerde dat als we ontrouw zijn met de aardse zaken, we geen geestelijk rijkdom van God hoeven te verwachten. "Als u dan wat betreft de onrechtvaardige mammon niet trouw bent geweest, wie zal u het ware toevertrouwen?" (Luk. 16:11).

De Heere gaf Judas de verantwoording over de portemonnee en hij faalde. Zijn verlies was eeuwig. Ook vandaag worden jij en ik getest in de verantwoording over onze portemonnees.

Judas' houding ten opzichte van correctie

We zagen dat Petrus getest was bij Jezus in hoe hij zou reageren om publiek gecorrigeerd te


worden. Ook Judas werd op dit gebied getest. Maar anders dan Petrus faalde hij.

Toen de vrouw met de albasten kruik het parfum over de voeten van Jezus goot als een teken van dankbaarheid voor wat de Heere voor haar had gedaan, reageerde Judas dat het een verkwisting van het geld was. Jezus daarentegen sloot zich aan kant van de vrouw en zei: " Laat haar begaan; zij heeft dit bewaard met het oog op de dag van Mijn begrafenis. Want de armen hebt u altijd bij u, maar Mij hebt u niet altijd. (Joh. 13:7-8).

We kunnen zeggen dat Jezus Judas Iskariot hier amper berispte. Zeker als je het vergelijkt met Jezus' berisping van Petrus. Judas was echter beledigd. In de parallelpassage in het Evangelie van Mattheüs lezen we dat Judas direct na deze gebeurtenis naar de overpriesters ging om Jezus over te leveren (Matt. 26:14-15). Let op het woordje "toen" in Mattheus 26. De reden van Judas om naar de priesters te gaan en om zichzelf aan te bieden om Jezus te verraden was, dat hij gecorrigeerd werd door de Heere. Petrus slaagde triomfantelijk voor deze test. Maar Judas zakte rampzalig.

Ook vandaag worden jij en ik elke keer getest wanneer we gecorrigeerd worden door hen die in gezag over ons geplaatst zijn. Kinderen worden getest als ze gecorrigeerd worden door hun ouders. Vrouwen wanneer ze gecorrigeerd worden door hun mannen. Werknemers worden getest als ze gecorrigeerd worden door hun werkgevers. En in de gemeente worden we getest als we gecorrigeerd worden door de ouderlingen. Onze reactie tot deze correctie is de duidelijkste test van onze nederigheid. Als we beledigd raken, bevinden wij ons in het gezelschap van Judas Iskariot. Als we zien dat we beledigd worden als we gecorrigeerd worden, dan moeten we het naar God uitroepen voor hulp, opdat we mogen sterven aan onze ego, zodat we niet onze eeuwige beloning zullen mislopen.

Er hingen eeuwige consequenties aan de reactie van Petrus en Judas. Ze realiseerden zich maar weinig dat ze onder toezicht waren. Weinigen van ons realiseren dat God ook oplet op onze reactie als het om correctie gaat. We worden niet waardig bevonden door God als we niet bereid zijn om gecorrigeerd te worden. Ook worden we niet waardig bevonden door God als we beledigd zijn tijdens correctie.

Hoofdstuk 10
De gemeenschap van hen die door God waardig bevonden zijn

In het boek Openbaringen hoofdstuk 14:1-5 lezen we over een kleine gemeenschap van discipelen die de Heere met hun hele hart gevolgd hebben in hun dagen hierop aarde. Zij staan met Jezus op de laatste dag als overwinnaars, want het was voor de Heere mogelijk om Zijn volledige doel met hun levens te bereiken.

Zij die van hun zonden vergeven zijn, zijn een grote menigte die geen mens kan tellen, zoals we kunnen lezen in Openbaringen 7:9-10: "Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!"

Maar de gemeenschap van discipelen die in Openbaring 14 genoemd wordt is veel kleiner. Deze kunnen geteld worden: 144.000. Of dit nummer letterlijk genomen moet worden of figuurlijk (aangezien veel uit het boek Openbaringen figuurlijk is) is niet belangrijk. Het punt is dat het een veel kleinere groep is, vergeleken met de grote menigte.

Dit is het overblijfsel dat "waar en getrouw" is gebleken op de aarde. Zij zijn getest en hebben Gods bevestiging van goedkeuring ontvangen. God Zelf zegt van hen: "Zij zijn het die niet met vrouwen bevlekt zijn, want zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen, als eerstelingen voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden, want zij zijn smetteloos voor de troon van God" (Opb. 14:4-5).

Dit zijn de eerste vruchten van God. Zij zijn de bruid van Christus. Op de bruiloftsdag van het Lam zal het iedereen bekend worden dat het alles waard is om de Heere geheel in waarheid en trouw te volgen in alle dingen - zowel de grote als de kleine dingen.

Op die dag zal de hemel uitroepen: "Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt" (Opb. 19:7).

Degene die hun eigen eer en opbrengsten zochten zullen op die dag realiseren hoe groot hun verlies nu daadwerkelijk is. Degene die hun vader of moeder, vrouw of kinderen, broeders of zuster, hun eigen leven of materiële zaken hoger achtte dan de Heere, zullen hun eeuwig verlies ontdekken op die dag.

Dan zal het duidelijk worden dat de slimste mensen hier op aarde de mensen zijn die volledig gehoorzaam zijn geweest aan Christus en die met hun hele hart ernaar gezocht hebben om te wandelen zoals Hij gewandeld heeft. De lege eer van het christendom zal dan gezien worden als vuilnis (wat het ook is). We zullen dan zien dat geld en materiële dingen Gods wegen zijn geweest om ons te testen en te zien of we waardig waren om de bruid van Christus te zijn.

O, dat onze ogen geopend zullen worden om die realiteit voor ogen te krijgen, die op die dag aan het licht zal komen.

De grootste eer die een mens kan hebben, is om een plaats te krijgen in de Bruid van Christus. Die Bruid zal bestaan uit mensen, die door God getest zijn en door Hem waardig bevonden werden!

Wie oren heeft om te horen, laat hij horen. Amen.