Jezelf vernederen

geschreven door :   Zac Poonen categorieën :   toewijding aan Christus discipels
Article Body: 
Jezelf vernederen - Zac Poonen (Humble Yourself)

Een geestelijk persoon zal altijd bereid zijn zichzelf te vernederen. God weerstaat de hoogmoedige maar de nederige geeft Hij genade. Als we onszelf vernederen onder de machtige hand van God, zal Hij ons verhogen op Zijn tijd (1 Petrus 5:5, 6). Verhoogd worden betekent niet dat we belangrijke figuren worden in deze wereld of in het christendom en eer van mensen ontvangen. Het heeft te maken met geestelijke verhoging, dat ons geestelijke autoriteit wordt verleend om de gehele wil van God te vervullen in ons leven en onze bediening. Maar zulke verhoging is afhankelijk van onze zelfvernedering. Jezelf vernederen onder Gods machtige hand betekent vreugdevol al de omstandigheden accepteren die God in je leven geeft. We laten toe dat deze omstandigheden ons vernederen, zodat wij kleiner worden en God groter. Als wij kleiner worden in de ogen van mensen, zullen zij niet leven in afhankelijkheid van ons, maar van de Heere. Jezelf vernederen houdt ook in dat je schuld belijdt aan iedereen die je onrechtvaardig behandeld hebt. Als dienaren van de Heere moeten wij alle mensen dienen en moeten we bereid zijn de minste van allemaal te worden om hen te zegenen. Wanneer we fouten maken moeten we ons haasten deze te erkennen en onze excuses aan te bieden als dat nodig is. De enige die nooit faalt is God.

Een paar honderd jaar geleden leefde in Duitsland een man van God met de naam Henry Suso. Hij was vrijgezel en leidde een heilig leven. Vaak bad hij dat de Heere hem net zo verbroken en nederig zou maken als Jezus was. God beantwoordde zijn gebed als volgt:

Op een dag werd er op Suso's deur geklopt. Toen hij opendeed zag hij een vreemde vrouw staan met een baby op de arm. Suso had haar nog nooit eerder gezien. Het was een slechte vrouw die van haar pasgeboren baby af wilde en besloten had dat Henry Suso de meest geschikte man was om met het kindje op te zadelen. "Hier is het gevolg van je zonde!" riep ze, zo hard dat de hele straat het kon horen. Daarna legde ze de baby in Suso's armen en liep weg. Suso was perplex. Zijn reputatie in de stad was in één klap aan gruzelementen. Hij nam de baby mee naar binnen, knielde neer en zei tegen de Heere: "Heere, U weet dat ik onschuldig ben. Wat moet ik nu doen?" De Heere antwoordde: "Doe wat Ik deed. Lijd voor de zonden van anderen." Suso aanvaardde het woord van de Heere en rechtvaardigde zichzelf bij niemand. Hij voedde het kind op alsof het zijn eigen kind was. Hij was tevreden met de wetenschap dat God de waarheid wist en hij was bereid te accepteren dat verder iedereen hem verkeerd beoordeelde. Vele jaren later werd de vrouw overtuigd van haar zonde en ging ze terug naar Suso. Ze vertelde tegen iedereen in de buurt dat Suso onschuldig was en dat ze gelogen had. Maar wat was er intussen gebeurd? Henry Suso's gebed was beantwoord. Hij was verbroken en vernederd zoals zijn Meester. God had de ruimte gekregen een werk van heiliging in Suso's leven te doen. Hij bevrijdde hem van de meningen van mensen zodat het er voor hem alleen nog maar toe deed wat God ervan zei.

Zijn wij bereid zo'n prijs te betalen om zoals Jezus te worden? Of zoeken wij nog de eer van mensen? God verbreekt ons door toe te laten dat wij verkeerd begrepen worden, verkeerd beoordeeld, vals beschuldigd en publiekelijk vernederd. In al zulke omstandigheden moeten wij weigeren de mensen erop aan te kijken die ons kwellen. Zij kunnen onze broeders zijn of onze vijanden. Dat maakt niet uit. Door de hand van elke Judas Iskariot geeft onze hemelse Vader ons een beker te drinken. Als wij de hand van de Vader zien in zulke situaties zullen wij de beker vreugdevol drinken, hoe bitter en pijnlijk dat ook kan zijn. Maar als we alleen Judas zien, trekken we ons zwaard, zoals Petrus, en slaan de mensen hun oren af of hun reputatie of wat dan ook. Als we aangevallen worden, of vals beschuldigd, wil God dat wij ons vernederen onder Zijn machtige hand. Als we eenmaal zien dat het Gods hand is, en niet die van een mens, is dat eenvoudig.

Het mooiste is om alle dingen aan God toe te vertrouwen. Hij weet wat Hij doet en Hij heeft alles onder controle. Hij hakt en beitelt om de beeltenis van Jezus in de rots van ons hart uit te houwen.

Sommige delen van de rots zijn heel hard en Hij moet valse beschuldigingen en veroordeling gebruiken om deze stukken weg te hakken. Als wij ons onderwerpen onder zijn gebeitel, zullen wij uiteindelijk mensen worden die lijken op Jezus en geestelijke autoriteit bezitten. Toen Judas Jezus verried noemde Jezus hem 'vriend', omdat Hij de hand van Zijn Vader duidelijk zag. Als wij de soevereiniteit van God in al onze omstandigheden zien, zal het niet moeilijk zijn onszelf te vernederen. En het zal eenvoudig zijn voor God om ons te verhogen op de juiste tijd. God kent het geschikte moment om een last van onze schouders te halen en ons Zijn autoriteit te geven. Laten we daarom op Hem wachten. Wie op Hem wacht zal nooit teleurgesteld worden of beschaamd uitkomen (Jesaja 49:23). Laten we in Jezus' voetstappen treden. Laat de mensen zeggen wat ze willen over ons. Als wij God eren zal Hij ons op een dag eren. Als wij het volgen van de Heere ernstig nemen, zullen we ontdekken dat God ons door veel pijnlijke ervaringen leidt. Maar Hij doet dit met het doel ons te bevrijden van de mening van mensen en de ketenen die ons vastbinden aan de aarde - zodat we kunnen 'opvaren met vleugels zoals de arenden' (Jesaja 40:31). God zal onze omstandigheden leiden om ons zo te vernederen voor de mensen, dat we uiteindelijk op een punt terecht komen waar we ons alleen nog maar druk maken om wat Gód zegt. Dan zal onze geestelijke autoriteit echt krachtig zijn. Moge het zo zijn voor een ieder van ons.

Een zelfgerichte christelijke leider verhindert anderen onder hem om leider te worden omdat dit zijn eigen positie bedreigd. En dus bedient hij de gemeente op zo'n manier dat hij zichzelf onmisbaar maakt voor degenen die hij dient. Dit is volstrekt tegengesteld aan Gods wil. Oswald Chambers zei eens dat iedereen die zichzelf onmisbaar maakt voor een ander niet voldoet aan Gods opdracht. God alleen is absoluut onmisbaar voor elke menselijke ziel. Laat niemand van ons ooit proberen die plaats in te nemen.

Niemand is onmisbaar in de Kerk van Christus. Gods werk kan eenvoudig voortgang vinden zonder ons. In feite gaat het zelfs veel beter door zonder de hulp van zulke arrogante mensen die zichzelf als onmisbaar beschouwen. We moeten dit voortdurend voor ogen houden. En dus moeten wij bereid zijn op de achtergrond te treden wanneer God dat van ons vraagt. Maar de zelfgerichte christelijke arbeider zal dat nooit accepteren. Hij zal zijn positie zo lang mogelijk willen behouden. Veel van zulke 'christelijke leiders' verteren vandaag de dag weg op hun 'tronen' en verhinderen het werk van God. Ze weten niet wat het betekent om dienend naar de achtergrond te verdwijnen en iemand anders hun plaats te laten innemen.

U kent wellicht het gezegde dat succes zonder opvolger een flop is. Jezus besefte dit en rustte mensen toe om Zijn werk voort te zetten. In 3,5 jaar rustte Hij mensen toe om het leiderschap over te nemen. Paulus erkende de noodzaak van het toerusten van andere mensen om het werk voort te zetten. In 2 Timotheüs 2:2 zegt hij: "Timotheüs, geef wat je van mij gehoord hebt door aan andere mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen (tot in het vierde geslacht)"(parafrase). Wat Paulus hier in feite zegt is: "Je moet ervoor zorgen dat je deze schat aan anderen overdraagt. Verhinder mensen die jonger zijn dan jou nooit om op te klimmen." In het zakenleven erkent men dit principe ook. Maar veel christelijke leiders doen dat niet. Waarlijk, "de kinderen van deze wereld zijn in deze generatie wijzer dan de kinderen van het licht."

Het is werkelijk niets anders dan zelfzucht dat iemand jaloers maakt als een jonger iemand dingen beter doet dan hij. Kaïn was jaloers omdat Abel door God werd aangenomen en dat hijzelf werd verworpen. Als Abel ouder was geweest dan hij was dit misschien verdraaglijk geweest. Maar het was het ellendige feit dat zijn jongere broer beter was dan hij waardoor Kaïn zo razend werd dat hij Abel neersloeg.

We zien ditzelfde bij Jozef en zijn broers. Jozef ontving goddelijke openbaringen, en dat maakte al zijn tien oudere broers groen van jaloezie en ze probeerden van hem af te komen.

Koning Saul was jaloers op de jongere David, omdat de vrouwen zongen: "Saul heeft zijn duizenden verslagen maar David zijn tienduizenden." Vanaf die dag besloot hij David te doden. De geschiedenis van de mensheid - en ja, ook de geschiedenis van de christelijke Kerk - wordt getekend door steeds opnieuw ditzelfde verhaal.

Aan de andere kant, wat is het een verfrissend contrast om een iemand als Barnabas te zien in het Nieuwe Testament. Hij was een oudere arbeider die de pasbekeerde Paulus van Tarzen onder zijn hoede nam, terwijl verder niemand Paulus wilde accepteren.

Barnabas bracht hem naar de gemeente in Antiochië en bemoedigde hem. In Handelingen 13 lezen we dat Barnabas en Paulus samen op zendingsreis gingen. En toen Barnabas zag dat God deze jongere dienaar, Paulus, riep tot een grotere bediening dan die van hemzelf, deed hij gewillig een stap terug en verdween dienend naar de achtergrond. Het zinnetje "Barnabas en Paulus" verandert in het boek Handelingen haast ongemerkt in "Paulus en Barnabas".

De christelijke Kerk lijdt vandaag de dag omdat er maar weinig mensen zijn zoals Barnabas die weten wat het betekent om een stap terug te doen en een ander de eer te laten krijgen.Wij zijn bereid een stap terug te doen in onbelangrijke zaken. Als we door een deur gaan, bijvoorbeeld, vinden we het geen probleem een een stapje terug te doen en de ander voor te laten gaan. Maar in gevallen die er toe doen - zoals positie en leiderschap in de christelijke Kerk, zijn we niet bereid terug te treden. Ons hart is zo arglistig. We kunnen een valse nederigheid bezitten als het gaat om dingen die er niet toe doen. Maar in belangrijke aangelegenheden zien we onszelf zoals we werkelijk zijn.

Eindverantwoordelijke vertaling: Gerhard Schröder