geschreven door :   Zac Poonen categorieën :   toewijding aan Christus
WFTW Body: 

"Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus' wil schade geacht. Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. Dit alles om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden. Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar een ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus."(Filippenzen 3:7-14 NBG'51).

Laten we ons om te beginnen realiseren dat deze woorden van de apostel niet geschreven zijn door een jonge, enthousiaste man aan het begin van zijn wandel op de Christelijke weg. Deze woorden zijn het getuigenis van een volwassen christen die bijna aan het einde is van zijn rijke leven, waar hij alles uitgehaald heeft wat er in zit. Sinds de wedergeboorte van Paulus zijn er dertig jaar voorbij gegaan. Een tijd waarin God hem gebruikt heeft om vele kerken te stichten en hem krachtig ondersteunde met tekenen en wonderen om hem in zijn bediening te bevestigen. Vanaf het begin heeft Paulus zichzelf in niets ontzien voor het werk van het evangelie, door continue op reis te zijn onder vele ontberingen. Hij had (praktijk-)kennis gekregen van de overwinning over zonde in zijn groei naar het evenbeeld van zijn Heer. En van de vele prachtige dingen, die hij meemaakte, was er een unieke ervaring om, zoals hij het beschrijft, opgenomen te worden in de derde hemel en daar opmerkelijke openbaringen te krijgen over de geestelijke waarheid.

Toch geeft hij aan het einde van al die gebeurtenissen aan dat hij nog steeds niet alles heeft waargemaakt wat God van plan was met zijn leven. Hier zien we een van de grootste christenen aller tijden die aan het einde van zijn leven zegt dat het nog steeds noodzakelijk is dat hij zijn doel najaagt*1. Jammer genoeg begint en eindigt de verlossing bij veel christenen bij de wedergeboorte en de verzekering daardoor de veroordeling door God te ontlopen. Dit is voor de apostel Paulus niet het geval, zoals dit ook niet het geval moet zijn voor iedereen die, net als hij, een echte volgeling van Christus wil zijn. In deze passage hier verklaard de apostel zijn vaste geloof dat Christus met een specifiek doel Zijn hand op hem gelegd heeft. Paulus, in antwoord hierop, was vastbesloten dat doel na te jagen tegen elke prijs. Dit is een geweldige, ernstige waarheid, dat wanneer de Heer ons aanraakt bij onze wedergeboorte, Hij dit doet met een verstrekkende betekenis (doel). Een doel dat veel verder gaat dan het redden van onze zielen van het vuur van de hel zodat we naar de hemel gaan. Als een man, zo volwassen als de apostel Paulus, aan het einde van zijn leven, na dertig jaar van onvermoeide Christelijke bediening, moest zeggen dat hij het doel van de Heer voor zijn leven nog niet had bereikt, maar dat hij er nog naar moest jagen, wat moet dat dan een onmetelijk groot doel zijn.

Paulus gaat zelfs nog verder in deze passage. Voor hem is alles wat voor de wereld waardevol is waardeloze rommel, in vergelijking met dit hoog verheven doel om Gods plan voor jouw leven na te jagen en te vervullen. Hij beschouwd het als een prijs waar je alles in de wereld voor op moet geven (Filippenzen 3:14). Als we om ons heen kijken en gelovigen zien die zich laten verleiden door aardse bezittingen en zich vastklampen aan materiele zaken en deze zelfs een plaats geven in hun leven boven die van God, dan kunnen we niet anders dan concluderen dan dat hun christenleven ver verwijderd is van het christenleven van Paulus.

Het is een kenmerk van een geestelijke baby om enkel over de verlossing te denken in termen van een verzekeringspolis om aan de vlammen van de hel te ontsnappen. Als we geestelijk volwassen geworden zijn, dan realiseren we ons dat God ons gered heeft zodat we mogelijk elke dag gaan wandelen op de weg, die hij in de eeuwigheid voor ons uitgestippeld heeft (Efeziërs 2:10). Die weg is wat Paulus Gods plan voor zijn leven noemt. Als we genoegen nemen met het ontvangen hebben van Zijn genade, maar ons niet toewijden aan het vervullen van Zijn plan voor ons leven, dan maakt het niet uit hoe evangelisch*2 we zijn, we zullen ons leven leiden zonder ook maar iets te bereiken van eeuwigheidswaarde voor God. Natuurlijk is het eerste doel van de duivel, om mensen op de een of andere manier blind te maken voor de genade van God door Jezus Christus, om zo te voorkomen dat ze gered zullen worden (2 Corinthiërs 4:4). Als hem dat echter niet lukt, dan is zijn volgende doel om de jonge gelovige blind te maken voor het feit dat God een duidelijk plan voor zijn leven heeft. Grotendeels is hem dat gelukt. Er zijn duizenden ware gelovigen die nooit, met enige vastberadenheid, op zoek gaan naar Gods wil voor hun leven, zelfs niet met betrekking tot de belangrijkste beslissingen in hun levens.

Het leven van een christen wordt in deze passage in Filippenzen afgebeeld als een leven van continue doorzetten. Geen enkel niveau van geestelijke volwassenheid dat op aarde bereikt kan worden zal ons ooit ontheffen van deze constante noodzaak. Doordat vele gelovigen deze belangrijke les negeerden, hebben zij geen levend getuigenis. Hun enige getuigenis is gekoppeld aan een gebeurtenis uit een ver verleden toen zij op een gezegende dag wellicht hun hand omhoog staken of een beslissingskaart ondertekenden in de een of andere evangelisatiedienst. Dat was fantastisch, maar daarna is er niets meer gebeurd! Spreuken 24:30-34 met zijn voorbeeld van een tuin die verloren gaat, beschrijft de toestand van een man die gaat luieren na zijn redding. Een tuin vraagt een constante zorg. Er moet constant gewied worden om zo de tuin te beschermen tegen onkruid en distels - en dit geldt ook voor de menselijke ziel.

Ik denk dat het John Wesley was, die in de begindagen van de Methodisten een regel stelde om tijdens de samenkomsten geen getuigenissen uit te spreken, die meer dan een week oud waren. Iedereen die niets te vertellen had over wat hij gedurende de voorgaande zeven dagen met de Heer had meegemaakt, moest zichzelf beschouwen als iemand die afglijd van het geloof. Wie van ons kan deze test doorstaan? Zouden wij somber en stil in dergelijke samenkomsten moeten zitten?

Let goed op de woorden van Paulus in Filippenzen 3:13-14: Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar een ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.(NBG'51). Hier zien we nog een van de prioriteiten voor de Christen. Het doel van God begrijpen en doorzetten om het te bereiken is geen extra optie voor de geestelijke elite. Het zou het leven van alle kinderen van God moeten karakteriseren.

*1 Aan Christus gelijk te worden.
*2 of: diep gelovig

Vertaling: Michel de Ruijter