geschreven door :   Zac Poonen categorieën :   de gemeente leider
WFTW Body: 

In 1 Thessalonicenzen 2 herinnert Paulus zijn toehoorders (en ons) eraan dat hij, vlak voordat hij uit Thessaloniki kwam, in Filippi vervolgd en slecht behandeld is geweest. De Thessalonicenzen herinnerden zich hoe Paulus het evangelie met grote vastberadenheid had verkondigt ondanks de grote weerstand die hij ondervonden had. Dus was Paulus voor de christenen in Thessaloniki een voorbeeld van iemand die niet bang was om, ter wille van het evangelie, vervolgd te worden.

Paulus gaat in de bief verder door iets te zeggen over zijn bediening waar wij allemaal gehoor aan moeten geven: " Wij vertellen de mensen niet wat zij graag willen horen, maar wat God ons opdraagt " (1 Thess. 2:4 HB). Dat moet een getuigenis zijn van iedereen die verkondigt en onderwijst, en dat zij nooit een woord verkondigen wat hun toehoorders de oren streelt maar alleen wat naar Gods wil is. God doorzoekt constant het hart van iemand die Zijn Woord verkondigt om te zien of hij uitsluitend Hem de eer geeft.

Paulus benadrukt dit ook wanneer hij aan de Galaten schrijft. Paulus liet geen kans ongemoeid om te benadrukken dat hij nooit de oren van de mensen wilde strelen. Het zoeken van de eer van mensen is een zonde die in het christendom niet voldoende wordt erkent. Andere zonden zijn gemakkelijk te herkennen, maar deze niet. De eer van mensen zoeken is een ernstige zonde. Iemand die dat doet kan nooit een dienaar van Christus zijn (Galaten 1:10).

Paulus zegt in 1 Thess. 2:5 dat hij tegenover niemand vleiende woorden gebruikte in zijn prediking. Hij zei in een samenkomst, tegenover rijke toehoorders, nooit iets om hen een plezier te doen - zelfs niet in privé gesprekken. Er zijn veel predikers die vleiende woorden gebruiken tegen rijke en invloedrijke personen om hun voordeel hiermee te doen. Een oprechte dienaar van God zal echter tegenover niemand ooit vleiende woorden gebruiken. Paulus gaat verder door te zeggen dat hij nooit predikte om hier geld mee te genereren ( 1 Thess. 2:5). Veel sprekers weten precies wat zij moeten zeggen om bereidheid bij de toehoorders te vinden tot een gulle gave. Wanneer zij echter de waarheid verkondigen die God wil, dan worden zij in de meeste kerken geweigerd. Veel predikers willen graag vaker uitgenodigd worden in grote, rijke kerken en spreken daarom de mensen vaak toe met vleiende woorden die de meeste aanwezigen graag horen.

In de verkondiging door Paulus zocht hij nooit de eer van mensen ( 1 Thess. 2:6). Ook maakte hij op geen enkele wijze gebruik van een vorm van overheersend gezag over mensen, ondanks het feit dat hij dat als apostel had kunnen doen. Er staan in dit Bijbelgedeelte een aantal verzen die ons laten zien hoe wij de Heere kunnen dienen. Het is aan te raden dat iedereen die de Heere dient, mediteert over dit gedeelte van de Schrift: er mag geen sprake zijn van vleierij, geen verlangen naar geld, geen zoeken naar de eer van mensen en geen uitoefening van overheersend gezag. In tegenstelling tot deze negatieve punten, spreekt Paulus hier ook over positieve dingen over hoe hij invulling gaf aan zijn bediening en hoe hij onder hen diende. In de eerste plaats diende hij als een zachtmoedige en zorgzame moeder die haar baby verzorgt (1 Thess. 2:7). Ten tweede zegt hij, "Wij waren zo vol verlangen naar u" ( 1 Thess. 2:8). Er is niemand in staat om Gods Woord tot mensen te spreken, tenzij hij een grote liefde in zijn hart heeft voor de mensen tegen wie hij spreekt. Wanneer u geen oprechte liefde voor de mens in uw hart hebt, vergeet het verkondigen van de blijde boodschap dan maar. Ga dan maar iets anders doen. In de derde plaats zegt hij: " wij willen u niet alleen met plezier Gods boodschap brengen, maar zelfs ons leven voor u geven " (1 Thess. 2:8 parafrase ). Wat een uitdagend voorbeeld is dit voor ons. Zij wilden niet alleen de boodschap verkondigen, maar zij wilden zelfs hun leven geven om hen te dienen. Ten vierde verklaart Paulus hoe hij dag en nacht hard gewerkt heeft zodat hij geen financiële last voor hen zou zijn (1 Thess. 2:9). Een dienaar van God moet een harde werker zijn. Veel fulltime christelijke werkers werken niet zo hard. Zij gaan 's avonds eens hier en dan daar naar een ontmoeting toe, maar verspillen de rest van de dag. Zij werken meestal alleen 's avonds en op zondagmorgen. De echte fulltime werkers zijn zij die gedurende de week, iedere dag, een seculiere baan hebben, en daarnaast gaan zij 's avonds en op zondag op pad om de Heere te dienen om voor Hem te werken. Paulus was een tentenmaker gedurende de dag en wanneer hij tijd over had zelfs tot diep in de nacht. Zo verdiende hij zijn boterham en werd hij niet tot last voor anderen.

Paulus gaat verder door te zeggen hoe vol overgave, oprecht en onberispelijk hij zich gedroeg ten opzichte van de gelovigen in Thessaloniki (1 Thess. 2:10). Waar hij ook ging, daar kon hij zeggen: "Het is niet alleen de boodschap, maar de wijze waarop ik leef dat een uitstraling is van het evangelie". Wat een behoefte is er aan christelijke werkers die dat in navolging van Paulus kunnen zeggen!

In 1 Thess. 2:11 zegt Paulus dat hij de gelovigen ook heeft aangespoord om waardig te wandelen voor God, hen bemoedigd en getroost als een vader. Een ware dienstknecht van God is zowel een vader als een moeder. Als moeder gaat hij behoedzaam om met de gelovigen, en als vader geeft hij hen advies en tuchtigt daar waar nodig. Beide kwaliteiten moet in een dienaar van God en iedere oudste in de gemeente gevonden kunnen worden. Ik wil iedereen die de Heere willen dienen aanmoedigen om 1 Thessalonicenzen 2:4-11 regelmatig te lezen en hierover te mediteren wanneer u effectief in uw bediening wilt zijn.